2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 7 Januari 1917 Voor eiken dag Mededeelingen. Zending. Evenwel, ook in dit artikel van „De Tijd" komt een opmerking voor die ik niet onbeantwoord inag laten. De Schrijver citeert mijne beschuldiging van Maria-aanbidding, gegrond op de uitspraak van Paus Pius IX in zijn Encycliek van 8 Dec. 1864 aangaande Maria „Zij, die zich door hare verdiensten boven de koren der engelen heeft verheven tot den troon der God heid" (zie: Zondagsbode van 19 Nov 1916) En dan verklaart hij dat hij de aangehaalde woorden in de genoemde Encycliek niét heeft kunnen vinden, nóch in de Bul van 8 Dec. 1854. Wél las hij herhaal delijk dat „de Maagd Maria ter oorzake der verdienste van Christus den Heere er. Verlosser aan de erfzonde 'nimmer onderworpen is", of „door eenige bijzondere genade en bevoorrechting des Almachtigen Gods, om den wille der verdienste van Christus Jezus, den Behouder des menschdoms, van alle smet der erfschuld vrij is bewaard" enz. En dan zegt L v. d. B ..Wat ik hiervan denken moet, weet ik niet. Toch hoop ik dat de dominee dit opheldert'. Om een paar regels verder te verzekeren „dat dominee Posthumus Meyjes niet naar waarheid citeert". Ter opheldering diene het volgende: Toen ik het bewuste artikel over de Roomsche Maria-aanbidding schreef, in den Zondagsbode van 19 Nov. 1916, putte ik uit het door mij verzamelde bewijs-materiaal. waartoe óók behoort een reeks uitspraken van onderscheidene Pausen, die ik aanteekende met ver melding van de bron waaraan ze ontleend zijn. Nu staan in deze verzameling, als van Pius IX afkomstig, deze woorden geboekt: „Zij, die zich door hare verdiensten boven de koren der engelen heeft verheven tot den troon der Godheid, en door hare deugd den kop der oude slang heeft vertreden, is tusschen Christus en de Kerk gesteld Onmiddellijk daarop volgt deze aanhaling, toegeschreven aan den zelfden Paus: ..Opdat God de gebeden, de wenschen van ons en van U en van alle geloovigen te meer genadiglijk verhoore. laten wij met volle vertrouwen als voorsprekeresse bij Hem gebruiken, de Onbevlekte en allerheiligste Maagd Maria, de Moeder Gods, die enz. enz." Bij dit ladtste citaat (dat ik in den Zondagsbode niet noemde) vermelden mijn aanteekeningen als bron „Encycliek 8 Dec. 1864". Nu heb ik van het éérste, door L. v. d B. gewraakte, citaat, in mijn dossier blijkbaar verzuimd de plaats aan te geven waar het te vinden is. Mijn opstel schrijvende, heb ik gedacht dat beide citaten ontleend waren aan dezelfde bron en daarom verwees ik naar de Encycliek van 8 Dec. 1864. Is dit eene vergissing geweest, en de Heer L. v d.B verzekert bedoelde Encycliek gelezen en herlezen te hebben, zonder de geïn crimineerde woorden er in te hebben aangetroffen, ik was volkomen te goeder trouw. En, omdat ik nu niet meer kan nagaan waar ik de gewraakte uitspraak aantrof, heb ik dus geen recht om de aan Pius IX toegeschreven woorden te handhaven als inderdaad van hem afkomstig, in de door-mij aangegeven bewijsplaats komen ze blijkbaar niet voor. Al is 't dus nog best mogelijk dat ze daarom tóch wel van Pius IX zijn, al staan ze niet in een Encycliek of Bul, ik verzuimde de bron op te teekenen en ben dus eerlijkheidshalve verplicht dit verzuim te boeten door de verklaring dat mijn citaat alle kracht van argument verloren heeft. Laat mij er echter, duidelijkheidshalve, dit aan toevoegen: ook al heeft Pius IX dan niet gezegd dat Maria zich „door hare verdiensten" verheven heeft tot den troon der Godheid, dat Maria dit nochtans hééft gedaan, is de voorstelling der Roomsche Kerk, gelijk ik in het eerste deel van dit artikel overvloedig heb aangetoond. Het „door hüre verdiensten" en niét „ter oorzake der verdienste van Christus" is öntwijfelbaar goed-Roomsch Verzameld door C. B. Zeven Spreuken uit den Talmud over de verhouding tot anderen 1Doe een ander niet, wat uzelf onaangenaam ware. 2. De eer van een ander zij u zoo dierbaar als de uwe. 3. Wie een ander in hetopenbaar beschaamt,begaateen moord. 4. Beoordeel iederen mensch naar de gunstigste zijde. 5. Beoordeel niemand voordat gij u in zijne plaats bevindt. 6. Den bekeerlingmagmen nimmeraan zijn verleden herin neren 7. In drie opzichten overtreft de humaniteit de weldadigheid Weldadigheid arbeidt slechts met geld aan huma niteit wijdt zich de geheele mensch. Weldadigheid geldt alleen de armen humaniteit ook de meest vermogenden. Weldadigheid zorgt alleen voor de levenden huma niteit strekt zich ook tot de afgestorvenen uit. Zandvoort. Ingekomen zijn met attestatie uit Amsterdam Antoinette Maria van der Toorren, en uit Zwolle: Johannes Hendrik Wolff en Lamkje Hameka -Echte!.). De extra-collecteop Oudeaarsavond voor de Kerk ge houden, heeft f61.10 opgebraht. Ds. P. M. kan a.s. Maandag 's avonds geen spreekuur houden wegens vergadering van het Kiescollege. Mej. C. Bienfait kan Maandagavond geen catechisatie houden, aangezien de consistoriekamer dan niet beschik baar is. Wel spreekuur van 78. Ds. P. M. hervat a.s. week al zijn lessen. Ds. en Mevrouw Posthumus Meyjes zeggen vriendelijk dank voor de overvloedige bewijzen van belangstelling, bij de wisseling des jaars ontvangen. Mej. C. Bienfait dankt haar Zandvoortsche vrienden en leerlingen hartelijk voor de félicitaties, haar bij het begin van het nieuwe jaar toegezonden en wenscht hen weder- keerig geluk. Kort voor 't Kerstfeest werd aan de Pastorie een pakje bezorgd met 't bijschrift „Een geschenkje aan den Kerst boom". De(n) onbekendein) gever (geefster) zij voor deze verrassing hartelijk dank gebracht. Van mej. J. v. d. Enden ontving ik f6.48', als lialf- jaarlijksche opbrengst van het Bewaarschool-iiegertje, voor „Het Evangelie in Spanje". Ik zond het geld aan Ds. van Lennep. Mej. Bienfait bericht dat Dinsdag, 9 Jan., alléén de aan- nemings-catechisanten (meisjes) worden verwacht, van 2'/23V2 uur. Woensdag, lOJan., is er geen les 's middags, maar wèl 's avonds van 8'/2—9'/2 en van 9'/2—10 uur. Burgerlijke Stand van Zandvoort. 29 December 1916 5 Januari 1917. Getrouwd P. J.J. van den Bergen E. Versluis, W. Zwemmer en A. Nap. Geboren Jan, zoon van J. Koper en T. Molenaar. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. Geboren: Johannes, zoon van J. Qoosen en E. de Reus; Bernhard, zoon van C. van Huis en M. Pas. Getrouwd: L. J. M. van Hooff en E. van Delden. Overleden: A. Engelkes, 59 jaar C. C. Vermeer, 60 jaar D. Salm, 77 jaar; J. G. Dirksen, 73 jaar. Licht en Schaduw op Mentawei. VI. Hoe vreeselijk moeilijk liet menigmaal is zulk een moordsysteem te onthullen, daarvan wil ik hier nog een voorbeeld geven. Onge veer twee jaar geleden „stierf" hier plotseling het hoofd van het naburige dorp, en wel zooals men zeide, aan een ingewandsziekte. Den dag tevoren was hij nog gezond en wel bij mij geweest, en den volgenden dag op denzelfden tijd hoorde ik dat hij reeds be graven was. Den volgenden morgen ging ik naar het dorp om den bloedverwanten een bezoek te brengen doch ik vond alles zoo vreemd vroeg ik iets, dan kwam het antwoord met groote moeite en broksgewijze er uit; ook zag ik niemand die zijn halssieraad af gedaan had, zooals dit anders bij sterfgevallen gebruikelijk is De andere bewoners van het dorp kwamen mij tegemoet, alsof er niets

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 3