Leestafel. Ingezonden. Geen plaats meer. Zending. Liederenbundel ten gebruike in kinder- kerken. Bloemlezing uit den Psalm- en Gezangbundel. Uitgeg. door de Evang. Gezangen-Compagnie te Amsterdam J. Brandt <S Zoonte Haarlem Joh. Enschedé Zonen; te Groningen de Erven Schier- beek en van Heyningen Bosch, onder toezicht van Ds G. P. Marang te Utrecht en Ds. C. W. Coolsma te Groningen. Prijs 77j cent. Den samenstellers van dezen bundel komt een woord van lof en dank toe. De keuze uit den volledigen bundel gedaan, is een zeer gelukkige, terwijl deze bloemlezing tevens op Zondagsscholen en Catechisaties kan gebruikt worden ter vervanging van het Kerkboekje, waarin de jeugd, door de overstelpende hoeveelheid liederen en verzen, met geen mogelijkheid thuisraken kan, laat staan dan dat ze daarin zouden weten te vinden wat voor haar geschikt is. De 88 verzen van Psalm 119 zijn b.v. in bovenstaanden bundel tot een 4-tal teruggebracht, terwijl Gezang 46, in den volledigen bundel 67 verzen tellend, er in de Bloemlezing niet meer dan 4 heeft. Natuurlijk kan men met de Samenstellers van gevoelen verschillen over het opnemen van déze verzen en het weglaten van géne. Maar wie kan het nu ooit iedereen naar den zin maken De „Aanwijzing" van de bij bepaalde gelegenheden te zingen liederen, aan het boekje toegevoegd, verhoogt er de waarde nog van. De uitgave is, wat formaat, papier en letter betreft, onberispelijk. Hoe is het mogelijk dat de prijs maar 7Vs cent bedraagt, terwijl 50 ex. slechts f3.50 kosten en 100 ex. f6.50! En iedere Boekhandel kan dezen liederenbundel voor dit luttele bedrag leveren. P. M. Ter gedachtenis aan uwe Belijdenis door Ds. L. M. de Boer te Hulst. Niet in den handel. Dit boekje, op gesatineerd papier met heldere letter gedrukt, bevat 23 hoofdstukken verdeeld over 44 blz. De Schrijver noemt het in zijn voorwoord aan zijn leer lingen, een leiddraad in den strijd tegen de aanvallen der R. K. Kerk die „die u ketters en afvalligen noemt en uwe belijdenis veroordeelt als dwaalleer, in strijd met het heerlijk Evangelie van Christus". De wapenen, die hij hun in de hand geeft, zijn geen verstandelijke weerleggingen van de Roomsche Kerkleer, maar duidelijk sprekende Bijbel woorden, ontleend aan de Schriften des Nieuwen Verbonds. Het komt mij voor dat de Schrijver een uitnemend werk heeft gedaan. Zeker, wij hebben den strijd niet alléén tegen Rome. Er zijn ook andere vijanden des Evangelies van Christus. Maar ongetwijfeld is Rome een vijand, waar tegen ook op de catechisaties veel te weinig wordt ge waarschuwd, zoodat de nieuwe lidmaten in den regel zelfs geen flauw begrip hebben van Rome's leerstellingen en bedoelingen, listen en lagen. Zoo worden ze later licht een prooi der rusteloos kuipende Jezuïeten öf ze worden coalitie-protestanten, d.w.z. houthakkers en waterdragers in dienst van het Ultramontaansche leger. P. M. Geachte Redactie De Rekkensche Inrichting verzoekt U vriendelijk het onderstaande een plaatsje te willen geven in Uw blad. Zij, die dicht bij dezen arbeid leven, zien steeds meer het groote maatschappelijk belang, dat bij de verzorging der zwakzinnigen is betrokken. Vertrouwende dat de pers dit wil dienen zooals wij tot hiertoe ook reeds mochten ondervinden, teekent onder beleefde dankzegging bij voorbaat met de meeste hoogachting, De Secretaris. Weet ge wat dit zeggen wil Hebt ge ooit bij ervaring gevoeld, wat dit kan beteekenen Wil mij dan vergunnen in eenige zinnen U de beteekenis hiervan te doen gevoelen voor een groep ongelukkige menschen. Toen in 1910 de Vereeniging tot Stichting van Chr. Inrichtingen voor Verpleging van Zwakzinnigen (Rekkensche Inrichting) werd opgericht, werd feitelijk nog niets gedaan voor de groote schare zwakzinnigen. Ik zal niet trachten, U een wetenschappelijke definitie te geven, doch dit is ook niet noodig. leder kent ze allicht uit zijn omgeving. Het zijn die menschen zwak van wil, ongeschikt veelal voor de maatschappij, dikwijls bekende straattypes, voorwerp van medelijden soms, meestal echter van spot en wat zooveel te erger is, overheerscht door velen, die van hunne geestelijke minderwaardigheid schandelijk misbruik maken, zoodat zij in elk opzicht, niet in het minst uit een zedelijk oogpnnt, een gevaar voor de maatschappij opleveren. Door medelijden met het lot der zwakzinnigen bewogen, begon gemelde vereeniging in 1913 met den bouw van drie paviljoens op een uitgestrekt heide-terrein te Rekken, aangekocht door de mild dadigheid van een betrekkelijk kleinen kring. Het doel, dat zij zich stelde was bescherming van de zwakzinnigen tegen de maatschappij, die veelal zoo hard en wreed voor hen is, doch ook van de maatschappij tegen hen. Doch geen opsluiting mocht de leus zijn, wel het verschaffen van een veilig en vriendelijk tehuis en daarnaast het brengen van geluk in hun leven, door hen de gedachte te ontnemen, die hen steeds, ook al is de nevel nog zoo dicht, drukt n l. dat zij toch tot niets nut zijn. Daarom zou de verpleging als middel bezigen „arbeid". Geen eentonig, voor elk hetzelfde werk, doch oordeelkundig ge kozen arbeid, daarbij zooveel mogelijk rekening houdende met ieders geaardheid en, voor zooverre hiervan sprake kan zijn, ieders aanleg. Geen opberging in kazerne-achtige gebouwen, in menschenpak- huizen, doch verzorging in kleine paviljoens, die den indruk geven van de woning van een groot huisgezin. Sedert zijn drie jaren verloopen en de arbeid, eerst in de ergste oorlogsonrust een tijdlang onderbroken, nam een aanvang en ging rustig voort. Het eene paviljoen na het andere werd gevuld en nu zijn al de 42 plaatsen ingenomen en daarom zeggen we „geen plaats". Gedurende een drietal weken moesten reeds een 13 tal aanvragen voor vrouwen worden afgewezen alleen omdat er geen plaats is. Begrijpt ge nu lezer wat dit zeggen wil voor de verzorgers, voor de patiënten, doch ook wat dit beteekent voor het bestuur der Rekkensche Inrichting? Nu de nood zoo groot blijkt dient ten spoedigste tot uitbreiding te worden overgegaan, doch de middelen ontbreken. Het is daarom, dat ondergeteekende meende in ruimen kring van dezen noodstand te moeten doen blijken in de hoop dat meerderen zich gedrongen zullen voelen ons in deze te helpen. Gaarne zijn wij bereid tot het geven van gewenschte inlichtingen, terwijl een bezoek aan de inrichting steeds op hoogen prijs wordt gesteld. Onder vriendelijke dankzegging voor de verleende plaatsruimte teekent hij zich J. KLOPPER, Secretaris. AMSTERDAM, le Helmerstraat 195. Licht en Schaduw op Mentawei. VII. Den 9den Juli zullen wij nu, zoo God wil, het doopfeest hebben der eerstelingen van Mentawei. twee huisgezinnen, te zamen elf personen. Het is toch iets groots en. heerlijks wanneer de eerstelingen uit een volk komen! Hoe zou Broeder Lett, die als martelaar voor dit volk zijn leven gaf, zich verblijden, kon hij deze vruchten zien I Het is een ander die zaait en een ander die maait, maar beiden ver heugen zich te zamen, hetzij hier op aarde, of in de heerlijkheid. Ons hart springt op van vreugd en klopt harder van innige dank baarheid; het kleine vuur, dat ontstoken is, grijpt reeds meer en meer om zich heen. De vorige week kreeg ik bericht van Saoemangaja, dat er daar ook een huisgezin was, dat de afgoden wilde wegwerpen; het zijn menschen, die hier in het kleine ziekenhuis lagen. Ook wil nog een geheele stam het Oema of offerhuis van de afgoden reinigen. Wij kunnen dit bericht onder voorbehoud, maar toch in het geloof en met vreugde aannemen; ook in Silaboe, het dorp van Poinanjang, wacht een huisgezin op het doopen van de eerstelingen om hun afgoden weg te werpen. Het is een schoone tijd, wij staan midden in den aanvang van het ontwaken; mijn vrouw en ik zijn zoo dank baar dat onze trouwe God ons dit hier beleven laat. Zendeling te zijn is toch den schoon ambt; ik wil wel zeggen, dat het mij nooit verdroten heeft, ook niet in de jaren van het hopen en van de teleur stellingen. De menschen hier hebben een onbegrensd vertrouwen in mij. Dezer dagen voer ik met den kapitein en zijn luitenant naar Si laboe; de eerste wasverwonderd over het vertrouwen dat de menschen mij toonen; ik antwoordde dat ik mij daarover niet behoef te ver wonderen; ware het niet zoo, dan zou het treurig met mij gesteld zijn. Ik schreef u, dat er nog twee gevallen van moord op zoogenaamde heksen niet waren opgehelderd; welnu een daarvan is onlangs be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4