2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 11 Februari 1917 Uit de Gemeente. Liever roep ik ulieden, kleinen en grooten, jonge menschen en ouden van dagen op om, ieder in uw kring, voor de dieren-bescherming te doen al wat uwe hand vindt om te doen. Laat ons eendrachtiglijk dat eene groote kwaad uit ons midden wegdoen, dat ieder seizoen wederkeerthet strand- schandaal met die afgebeulde paarden en ezels. Niemand zegge maar wat moeten dan de eigenaars dezer dieren beginnen, wier broodwinning immers het ver huren daarvan is Op zoo'n domme vraag antwoord ik met een wedervraag zoudt ge niet willen teekenen op een lijst om alle kroegen te sluiten, de kroegen die zooveel ellende brengen over ons volk Zoudt ge, indien men u een lijst presenteerde om daarop uw naam te zetten als bewijs van instemming met het streven 0111 den wereldvrede te verzekeren, aarzelen Zijt ge er voor of zijt ge er tegen om inbrekers en dieven achter slot en grendel te zetten Zoudt ge twijfelen wat gij doen moest, als iemand u zei „denkt aan de kroeghouders, wat moeten die dan beginnen als hun zaak wordt gesloten Het verkoopen van sterken drank is hun broodwinning" Als men u aankwam met de tegenwerping „wat moeten de leveranciers van oorlogs tuig beginnen als er geen oorlogen meer worden gevoerd kanonnengieten en bommenmaken is immers hun broodje" Als men de inbrekers en dieven hun affaire ongehinderd wilde laten uitoefenen op grond dezer bewering dat ze er immers van moeten bestaan Laten die verhuurders van paarden en ezels een eerlijk beroep zoeken. Er is, als zij werken willen, 's zomers ge noeg te verdienen in Zandvoort zonder dat er bloed behoeft te kleven aan het verdiende geld. Laat ons het zedelijk ongeoorloofde toch niet trachten te billijken omdat er misschien geld mee is te maken Op deze wijze ,is elke misdaad te rechtvaardigen. Gemeente in naam van het zuchtend schepsel, dat ge doemd is zwijgend onrecht te lijden in naam van God, die ook de redelooze dieren geschapen heeft en den mensch de macht gaf om over hen te heerschen, bid ik u gedenk in uw gebed ook die hulpelooze schepselen! En uw handel en wandel bevestige de oprechtheid van uw bidden weest jegens de dieren barmhartig, gelijk uw Vader, die in de hemelen is, barmhartig is. AMEN. P. M. In het weekblad „De Dierenvriend"9e Jaarg. No. 16, schrijft de Kapitein Paardenarts Dr. E. Bemelmans over „Trekhonden voor Infanterie-Mitrailleurs". Hij betwijfelt of het gebruik daarvan, bij manoeuvres gunstig gebleken, wel doeltreffend zou wezen bij oorlogstoestand. En nu las ik in de N. Rott. Ct., in het ochtendblad van Zaterdag 3 Febr. 1.1. dat het Belgisch legerbestuur, dat de hondentractie het eerst officieel invoerde, de honden voor mitrailleurs heeft afgeschaft, daar ze in den bewegings-oorlog absoluut niet voldeden. Zandvoort. Namen der gedoopte kinderen op Zondag 4 Februari l.l. Willem, zoon van Sijmen Zwemmer en Hendrika Koper. Sijtje, dochter van Albert Molenaar en Marijtje Paap. Anthony Boldewijn Gijsbert, zoon van Alexander Coenraad Arthur Baron van Dedem en Anna Elisabeth HenrietteZubli. Willempje, dochter van Pieter Paap en Catharina Kulk. Leuntje, dochter van Cornelis Weber en Aaltje Schaap. Willem Martinus, zoon van Willem Pieter v. d. Kruk en Jenneken Martina de Fouw. MARIA-AANBIDDING OF NIET? In mijn vorig artikel heb ik gezegd dat Rome zich voor de waar heid van het gedrochtelijk leerstuk der Onbevlekte Ontvangenis van Maria beroept op de Rede. Het ön-redelijke dier argumentatie is ons echter duidelijk gebleken. Evenwel, de Roomsche verdediging van dit dogma is niet enkel dom, ze is ook leugenachtig. En dat ga ik nu aantoonen. Jantar beweert dat Maria's zondeloosheid is overeenkomstig de Lezr der Openbaring. Uit de Schrift weet die Priester echter niet veel bij te brengen voor deze stelling. En wét hij nog aanvoert, heeft met Maria's be weerde zondeloosheid niets niemendal uit te staan De eerste tekst in Genesis 3 vs. 15. God belooft „de toekomstige verschijning der hoogbegenadigde Vrouw die den kop der Helslang zegevierend zou vertrappen". Deze voorstelling, als is in genoemde Paradijsbelofte van eene Verlosseres sprake, berust op een foutieve vertaling. Ten onrechte staat er in de „Vulgata" van Hieronymus: „Zij zal u den kop vermorzelen": ipsa tibi contineret caput. In den grondtekst staat echter: dit zal u den kop vermorzelen. Dus: niét de vrouw, maar haar nakomelingschap. Maar, ook al vertaalde Hiero nymus goed, van een „hoogbenadigde Vrouw, beveiligd tegen alle vijandelijke pogingen" is in den tekst in ieder geval heelemaal geen sprake. De tweede Bijbelplaats is Luk. I vs. 28, waar de Engel Maria begroet als „vervuld van genaden, boven alle vrouwen gezegend". In het Grieksch staat dat er echter volstrekt niet. Maria wordt genoemd „Kecharitoomenè" begenadigde. Rome zegt dat Maria genade bewijst. Maar het woord, in den oorspronkelijken tekst ge bruikt, wijst juist aan dat zij genade heeft ontvangen. Bovendien: in het Grieksch staat dat Maria is: gezegend „en", d.i. onder de vrouwen. Daarvan maakt Rome, dat zich niet schaamt om, ter wille van haar heidensche praktijken, ook de duidelijkste uitspraken der H. Schrift tof onherkenbaar-wordens toe te verknoeien, Maria is gezegend boven alle vrouwen". Evenwel al zou Maria verklaard zijn voor „vervuld van genaden, boven alle vrouwen gezegend", dan blijft er nog een hemelsbreed onderscheid tusschen een „hoog begenadigde en gezegende" en een „zondelooze". De derde (en tevens laatste) tekst dien Jamar aanhaalt Is uit het Hooglied. In dit boek grasduinen de Roomsche slaven van hetcoeli- baat met kennelijke voorliefde. Zij vinden er een beschrijving van Maria in. Natuurlijk zonder schijn of schaduw van eenig recht. Maar de Roomsche u/fleg-kundigen zijn meesters in de bandeloos-wille- keurige mleg-methode. Nu ik 't over""'dit grasduinen" der H.H. Roomsche Paters heb, moet mij toch even de opmerking van het hart hoe dnuitstaanbaar het is dat die óngehuwde Priesters zich bij vóórkeur verlustigen in Maria's maagdom en ontvangenis. Ze zijn gewoonweg verliefd op haar. De Maria der Roomsche Kerk is dan ook geen éndere dan een plaatsvervangster voor de onttroonde godin Venus. In Jamar's werk is ook een hoofdstuk aan „De Schoonheid der allerheiligste Maagd" gewijd. Wij kunnen het niet zonder weerzin lezen, maar ook niét zonder medelijden met al die Roomsche geestelijken, die met deze erotische prikkel-lectuur worden verzadigd. Hoe Maria er uitzag? „De H. Maagd was van meer dan middel matige grootte. Haar gelaat was ovaal, helder van tint als van „rijpende tarwekorrels, dus lichte, heldere rozekleur. Een verheven ..voorhoofd, hoog, effen en blank; schoone, donkerkleurige wenk brauwen; lichtblauwe en zacht gloeiende, levendige oogen. Een „welgevormde neus, zeer geëvenredigde mond, rozekleurige lippen „en wangen met een blos als van het zachtste morgenrood over- wolkt. Een middelmatige, fijn afgeronde kin. Maria's hoofdharen „waren blondzij droeg ze in ongekunstelden zwier, los en onge- vlochten. Haar handen waren feeder, met losse, welgemaakte „vingeren. „De H. Maagd onderscheidde zich niet minder in manieren en „omgang. Haar houding was deftig en ongedwongenhaar gang waardig, haar blik zoet en helder, haar stem welluidend en in nemend. Een lichte glimlach van goedheid getuigende, speelde „om hare lippen. „Zij is het toonbeeld van uitstekende schoonheid, door de hand „des Allerhoogsten naar een goddelijk evenbeeld gewrocht. „Haar lichaam was uiterst volmaakt, onberispelijk in hare gestalte „en vorm. „Behalve God kan geen verrukkender schoonheid uitgedacht worden". En nu worden ons deze wilde, sensueele phantasieën als „Leer der Openbaring" opgedischt Is het niet bedroevend èn vies? In de derde plaats worden wij voor Maria's Onbevlekte Ont vangenis verwezen naar „De overlevering der eerste Christen eeuwen" En Jamar schaamt zich niet de grove leugen neer te schrijven dat de lof der vlekkelooze Maagd van den tijd der Apostelen af door de kerk galmt. Wat de kerkvaders betreft, Jamar zegt in een noot, onder aan blz. 71 „dat zij niet altijd even opzettelijk en helder van het voor recht der Onbevl. Ontvangenis spreken" De waarheid is dat zij er niets van wilden weten. Tertullianus (f 240) „God alleen is zonder zonde, Christus is de eenige mensch die geen zonde heeft, omdat Hij God was".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 3