Zending. Ingezonden. Allerlei. Verzameld door C. B. Ik ben den leden heel dankbaar voor dit sympathie- bewijs. En mijn Broeder, wien ik 't geld toezond, zal uit de verte met mij instemmen in den juichtoon Leve de Zangvereeniging „Immanuel" Burgerlijke Stand van Zandvoort. 16 - 23 Februari 1917 GetrouwdW. F. de Ronde en C. L. Steetskamp. GeborenLena Elizabeth, dochter van J. Koning en E. Keur. Stijntje, dochter van E. Keur en A. Zwemmer. Overleden: C. A. van der Werff, 18 mnd. Bloemendaal. Woensdag 28 Februari herdenkt Ds. J. A. van Leeuwen zijn 25-jarig Ambtsfeest. Op dien dag geeft hij gaarne aan ieder gelegenheid hem te komen gelukwenschen. Wij twijfelen er niet aan of vele zullen al naar hun tijd dit toelaat, des middags of des avonds van hunne belangstelling doen blijken. Zondag 5 Maart zal Z.Eerw. zijne gedachtenis rede in de morgenbeurt houden. Ds van Leeuwen kan Woensdag 28 Februari geen spreek uur houden, daar hem verzocht is zich den geheelen dag ('s morgens, 's middags en 's avonds) beschikbaar testellen voor degenen, die door persoonlijk bezoek aan de Pastorie, bewijs zouden willen geven van hunne belangstelling in dien dag. Aan dat verzoek voldoet hij gaarne. De steenkolen-duurte heeft doen besluiten, om in de Chr. School voor M.U.L.O de lessen van Zaterdagmorgen te brengen op Woensdagmiddag. Daardoor kan de centrale verwarming na Vrijdagmorgen uitgaan, om eerst Maandag morgen weer te worden aangemaakt. Dit geeft belangrijke besparing van kolen. Maar de Zondagsschool moet nog stilstaan. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. GeborenJanna, dochter van J. G. Leffers en A. B. Engelsman. Arthur, zoon van W. de Jager en A. C. van den Andel. Getrouwd: H. A. Vissers en E. A. M. Roozen. Zoude ik het bloed dezer mannen drinken? Ill „Om kort te gaan, zullen wij zelfzuchtig blijven genieten van de voorrechten en zegeningen van allerlei aard, die onze soldaten ons met gevaar of ten koste van hun leven verschaffen? Dat is de vraag die aan ieder onzer gesteld wordt én door den brief van onzen vriend uit Schotland én door de woorden van koning David, en een ieder die het hart op de rechte plaats heeft, gevoelt terstond dat dat de zwartste ondankbaarheid zou zijn, ja een misdadige zelfzucht. Hoeveel te meer, indien wij discipelen ons noemen van Hem, die zichzelven niet behaagd heeft, maar zijn leven voor ons heeft ge geven opdat ook wij voor de broeders ons leven zouden geven „David goot voor den Heer het water uit, dat hem zijn helden hadden gebracht. Dat wij dan ook voor God uitgieten de goederen die wij aan den heldenmoed van onze dappere strijders verschuldigd zijn. Dat wij ze mildelijk toewijden aan Zijn dienst en aan den zegepraal van Zijn koninkrijk. Dat wij leeren onszelven met blij moedigheid al datgene te ontzeggen wat in de tegenwoordige om standigheden van ons vereischt wordt. En laat ons nooit gierig of zelfzuchtig zijn, waar het er op aankomt een offer te brengen voor de gevangenen, voor de gewonden, voor de instandhouding van al die werken der liefde, die zonder onzen steun niet langer zouden kunnen bestaan, voor het voorbereiden van die nieuwe wereld die na den oorlog komen moet, een wereld van vrede en van broeder lijke liefde. „En mocht de verleiding tot ons komen om enkel voor ons eigen genot het een of ander te gebruiken, dat de oorlog ons geschonken of gelaten heeft dat dan op het oogenblik dat wij den beker der zelfzuchtige genietingen aan de lippen willen zetten, in onze ooren weerklinke het schoone woord van den joodschen koning: „Zoude ik het bloed dezer mannen drinken Tot zoover het Fransche zendingsblad. Mij dunkt, deze woorden, hebben ons, Nederlanders ook veel te zeggen Indien er één land is, dat in deze laatste jaren bijzonder door God begenadigd is, dan voorzeker is het ons vaderland. Ofschoon wij waarlijk niet beter waren dan de ons omringende volkeren, zijn wij tot dusverre nog niet in den vreeselijken wereldbrand medegesleeptvan ons zijn nog geen andere offers gevraagd dan diegene welke het gemakke lijkst zijn te dragen: offers van geld door dealgemeene duurte en de hoogere belastingenmaar onze kinderen, onze broeders, al moesten zij uittrekken om de neutraliteit van ons land te bewaken, zijn, Gode zij dank, nog niet in den strijd gewikkeld geweest, hebben hun bloed nog niet voor hun vaderland behoeven te storten. In dat op zicht zijn wij ontzaglijk boven al de oorlogvoerende landen bevoor recht. En er zijn er velen die in de laatste jaren goede, ja zeer goede zaken hebben gedaan, voor wie de oorlogsjaren met recht vette jaren geweest zijn. Kleeft er aan die oorlogswinst ook niet, al is het indirekt, toch bloed, het bloed der dappere strijders in de oor/ogvoerende landen? En zouden wij dan dat bloed willen drinken? Of 'aat ik de zaak liever zoo beschouwen. Zullen wij allen, en in het bijzonder zij voor wie deze oorlogsjaren in stoffelijken zin goede, gezegende jaren geweest zijn, maar toch wij allen, die door Gods genade voor zoo veel leed en jammer als over de oorlogvoerende landen gekomen zijn, bewaard en gespaard zijn, niet onzen dank aan God toonen, door in dubbele mate de belangen van onze naasten en van Zijn koninkrijk ter harte te nemen? Het koninkrijk Gods mag om de hooge belastingen toch geen schade lijden, de Zending mag niet onder hooge tekorten zuchten, de armen mogen geen gebrek lijden Ach, waren allen die oorlogswinst hebben ge maakt, echte christenen, hoe heerlijk zouden dan de tienden in Gods huis komen 1 M. F. v. L. Geachte Redactie! Neen niet jaloersch meer, alleen maar dankbaar, ver legen dankbaar! f83.50 is 't antwoord op mijn ingezonden stukje. Wat heb ik de laatste twee nummers van den Zondagsbode met spanning afgewacht. En als de post Zaterdags om half vier den Bode bracht, dan gauw onder mededeelingen gezocht. Eerst f40.en toen dacht ik, nu 't wordt misschien nog f50.— en zie 't werd (met een mij toegezonden gift) f 83.50Heerlijk; echt nooit-gedacht Sommige initialen kende ik, andere weer niet. Mag ik be kende en onbekende gevers en geefsters hartelijk danken voor hun vriendelijken en krachtigen steun en bovenal den Zandvoortschen pastor voor de wijze, waarop hij mijn bede om hulp heeft aanbevolen bij de lezers van den Zondags bode. Door zijn toedoen is zeker niet voor 't kleinste ge deelte dit schitterend resultaat bereikt. Groesbeek 20 2 '17. Ds. W. C. POSTHUMUS MEYJES. EEN SCHOONE PARABEL. Toen koning Salomo den tempel te Jeruzalem wilde stichten, lag hij eens's nachts wakker, door onrust gekweld want hij wist niet, op welke plaats hij hem moest bouwen. Toen riep een stem uit den hemel tot hem: Sta op en ga omhoog tot den berg Sion, daar is de plaatsdaar hebben twee broeders akkers naast elkaarde eene broeder is rijk en heeft vele kinderen de andere broeder is arm en heeft geene kinderen. Zij hebben heden geoogst en schoven gebonden. Nu in den nacht staat de eene broeder aan liet benedeneinde van den akker en denkt: mijn broeder is een rijk man, maar hij heeft zoovele kinderen, ik wil hem nog wat van mijne schoven geven. De rijke broeder staat aan het boveneinde van den akker en denkt: wel heb ik vele kinderen, maar mijn broeder is zoo arm ik zal hem geven van mijn schoven! Ga daar henen en gij zult het zien." Koning Salomo ging naar buiten en toen zag hij, hoe de eene broeder aan het boveneinde schoven over de grens scheiding schoof en de andere broeder aan het benedeneinde desgelijks deed. Koning Salomo heeft dezen akker gekocht en daarop den tempel gebouwd. „Op den grond der broederliefde is de tempel Sions gebouwd."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 6