Zending. Leestafel. GOEDE TIJDING UIT NIAS. I: I Njas, een eiland, ten Westen van Sumatra, heeft een oppervlakte van 4500 vierkante kilometer, dat is ongeveer een achtste van de grootte van Nederland. Het is bijna geheel met heuvels en bergen bedekt; vulkanen treft men er niet aan; wel komen er vaak aard bevingen voor. Vele wegen en voetpaden doorkruisen het eiland, waarvan de meeste slecht begaanbaar zijn; alleen in het Zuiden loopen van uit de groote dorpen goede wegen. Het klimaat komt met dat van West-Sumatra overeen. De plantenwereld levert in enkele streken zware bosschen met hooge boomen, verder vindt men er moerasbosschen. varens en hoog gras. Van de cultuur gewassen is de kokospalm van het meeste belang. De dierenwereld is over het algemeen dezelfde als die van Sumatra. De inwoners hebben eenige overeenkomst met de Bataks van Sumatra, doch er bestaan toch ook belangrijke punten van verschil. Het kannibalisme komt op Nias r.iet voor, wel het koppensnellen. Op dat eiland heeft reeds vele jaren de Rijnsche Zending gewerkt en er bestaan ook verscheidene christengemeenten maar verleden jaar is daar een heerlijke geestelijke opwekking ontstaan, die ons hier in Nederland, bij den aanblik van onze dorre, dnode gemeenten, tot jaloerschheid kan verwekken. Het verhaal daarvan, aan de brieven der op Nias werkende zendelingen ontleend, vond ik in de „Berichten uit de Zendingswereld", door Mevr"uw Sillem uitgegeven.- Deze opwekking begon te Hoemene bij zendeling Rudersdorf „Met goede verwachtingen zoo schrijft hij, „begonnen wij. het nieuwe tijdperk, nadat wij op 27 September 1915 het gouden feest van de Rijnsche Zending op Nias gevierd hadden. Wij konden duidelijk de werking van Gods Geest in onze gemeente bespeuren, want reeds op het einde van dat jaar had de vroegere hulponder wijzer Filemo in de voorbereidingsure voor het Avondmaal diepe indrukken ontvangen, die hem tot ware boete drongen, waarna hij bij het kruis van zijn Heiland vergeving en vrede vond. Hij begon terstond zijn geloof moedig te belijden en eenige andere geloovigen tót een bidst uid na de godsdienstoefening te verzamelen De Heer, onze trouwe God, heeft toen langzamerhand een steeds toenemende opwekking in onze gemeente geschojiken en heden staan wij ver baasd en kunnen geen woorden vinden om te zeggen hoe het ons te moede is Er zijn wel reeds duizend personen, christenen, buiten- geslotenen. doopcandidaten en heidenen, die tot het voile geloof en tot een blijde verzekerdheid des heils gekomen zijn, en bovendien zijn er nog vele zoekenden in de gemeente, die komen vragen hoe ook zij tot vrede kunnen komen. Wij staan er aanbiddend voor, wanneer wij zien mogen hoe Gods Geest de menschen krachtig bekeert. Plotseling wordt hun de zonde tot zonde, ook die zonden die zij vroeger bijna niet telden de kleine slechte gewoonten en het lichtvaardige liegen Hoeveel tranen van oprecht berouw zijn niet in ons huis geweend, in de kerk, in de stille woningen, onder een boom in de eenzaamheid of in de hutten op het veld God alleen weet het. Er was een grondig zich vernederen Vele verborgen zonden werden beleden Door enkjle christenen was weder in het geheim een afgod gemaakt; menigeen had toovermiddelen gebruikt of was in bijgeloof verstrikt geraakt Allerlei soort diefstal, onzedelijk heid, overspel, enz., werd bekend Haat, nijd en twist werd als zonde betreurd en beleden Ja zelfs werden moordgedachten tegen het leven van den zendeling beleden, omdat men zijn ernstige ver maningen niet wilde hooren. Doch boven alle zonden en het schuld belijden in grooten angst der ziel, scheen helder en duidelijk het kruis van Golgotha en het dierbare bloed van Jezus, dat ons van alle zonden reinigt. Het was niet noodig dat wij berispten of be straften, dat deed Gods Geest omdat Gods Woord als de hamer werkte, die de rotsen verbrijzelde. (Wordt vervolgd.) M.F. v.L. Taal en spelling. De „Vereen voudigde' nogmaals geoordeeld, door Mr. F. E. Posthumus Meyjes Baarn, Hollandia-Drukkerij 1917. Het vonnis, door den Auteur van bovenstaand geschrift over de „Vereenvoudigde" of „Koliewijnsche" schrijfwijze geveld, is een dood-vonnis. Wat willen de „Vereenvoudigers" Dat men zijn taal sell ijft, zooals een „Algemeen Beschaafd" mensch die uit spreekt. En dat deze spelling officieel wordt gelijkgesteld met die van De Vries en Te Winkel, de thans algemeen in gebruik zijnde. Ter verkrijging dezer sanctie van hooger hand op hun streven, hebben de Kollewijnisten reeds meer malen een adres aan de Tweede Kamer gericht. Nu is echter onlangs een Staatscommmissie ingesteld om de Regeering van advies te dienen in deze materie. En omdat Mr. P. M. vreest dat het gevolg hiervan zou kunnen wezen dat aan de „Vereenvoudigde" althans eenige rechten worden toegekend, acht hij het oogenblik gekomen om nogmaals een waarschuwende stem te doen hooren tegen eene offi- cieele gelijkstelling van de oude en de nieuwe spelling. Het komt mij voor dat mijn Broeder ('n pro-Kollewijner zou schrijven „me Broer") uitnemend geslaagd is in de motiveering van zijn dood-vonnis over de „Vereenvoudigde" en dat de ingestelde Staatscommissie, aan zijne brochure die aandacht schenkende, welke zij waard is, niet veel anders doen kan dan de Regeering adviseeren om aan de koliewijnsche dieven-taal de officieele sanctie te onthouden. Natuurlijk kan ik dit oordeel hier niet nader motiveeren. Belangstellenden verwijs ik naar het vonnis-zelve. En ik roep hen toe: leest en oordeelt of des rechters vernietigende uitspraak niet volkomen bevestiging verdient. Bijzonder sympathiek is mij wat de Auteur op blz. 53 v.v. schreef ter verklaring van het verschijnsel der nieuwe spelling. Het systeem der „Vereenvoudigers" is een uiting van den geest des tijds die geen piëteit kent, maar alles nivelleert terwille van practisch nut. Die geest verwoest het steden-schoon om het verkeer te vergemakkelijken. En hij verburgerlijkt onze schoone Taal en berooft haar van alle distinctie, zich voor het goed recht dier heiligschennis beroepende op de door inner lijke armoede ingegeven overweging dat de nieuwe spelling toch zoo'n gemak is bij het schrijven. Inderdaad, kladschilder-werk is wèl zoo eenvoudig als Rembrandt's kunst. Met een rijmwoordenboek a la Witsen Oeijsbeek kan zelfs de meest prozaïsche mensch veel vlugger verzen lijmen dan een dichter bij de gratie Gods zijn scheppingen voortbrengen kan. Maar wat is het anders dan önbeschaamd om voor klad- schilders-geknoei een plaats te durven vragen naast, zoo niet vóór de schilderstukken der Groote Meesters en te durven aankomen met het voorstel om als gelijkwaardigen officieel te erkennen Vondel eneen rijmelaar a zooveel centen per regel, zich beleefd aanbevelende voor „bruiloften en partijen" Een ónoverbrugbare kloof gaapt er tusschen den kunste naar en den kunstenmaker. De „Vereenvoudigde" is taai-kunstenmakerij. En onze Nederlandsche Taal mag daartoe niet misbruikt worden. Hartelijk hoop ik dat het dood-vonnis, door mijn Broeder over het Kollewijnisme uitgesproken, in hoogste instantie zal worden gehonoreerd. P. M. Het Evangelie in Spanje, Janu ari 1917. Abonnementsprijs f 1 50. Ook deze aflevering heeft een hoogst belangwekkenden inhoud. Zij begint met mededeeliugen aangaande Malaga. De trouwe predikant aldaar, Don Manuel Carrasco, is levensgevaarlijk krank geweest. Tot zijn hulp is hem als 2de predikant toegevoegd Don Salvador Ramirez, van wien een schrijven is afgedrukt, waarin hij zijn blijdschap uit spreekt en dank voor zijne benoeming. Ook komt in dit nummer van het Orgaan zijn portret voor en dat zijner beide jonge kinderen en vrouw, door hem trotsch voor gesteld als „het liefste meisje van Spanje". Voorts lezen wij dat Dr. E. L. Smit, predikant te Box meer, die ook in de Zandvoortsche Kerk eene lezing hield over Spanje, medebestuurder is geworden van het Comité dat de Zending in Spanje behartigt, terwijl uittreksels uit brieven van Don Carrasco en Carlos Langots, die te Carta gena arbeidt, ons iets vertellen van het werk aldaar en te Malaga William Summers, gedurende elf jaren agent van het Britsch en buitenlandsch Bijbelgenootschap te Madrid, stierf den lOden Nov. 1.1. aldaar. In hem verliest de evan gelische kerk in Spanje een groote kracht. De Synode der Spaansche Hervormde kerk hield in Sept. 1.1. haar 10de zitting. Aan twee uitnemende mannen, beiden vurige strijders voor de vrijheid van godsdienst en geweten, wordt een „in memoriam" gewijd. De eerste, José Echegaray hield indertijd, als lid van de Cortes, te Madrid een beroemde rede tegen de geloofsvervolging; de ander, Don Alfredo Vicenti was jarenlang redacteur van het dag blad „El Liberal", dat hij openstelde voor de aankondiging der protestantsche godsdienst-oefeningen, een daad waartoe veel zedelijke moed behoorde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4