2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 11 Maart 1917 Burgerlijke Stand van Zandvoort. OndertrouwdE. Keesman en C. Hoogendijk. Getrouwd: S. Radic en M. S. D. Hünecke. Geboren: Trijntje Barbara, dochter van A. Kromhout en H. van de Geer. OverledenC. Vossen, 14 mnd. D. P. Broekman, 79 jr. Bloemendaal. Alle catechisaties kunnen weer gehouden worden op de gewone uren in Maranatha, daar wederom eenige brandstof aanwezig is, om het lokaal te verwarmen. Een der plaatselijke bladen begon zijn bericht, dat melding maakte van mijn zilveren feest, met te zeggen „Ds. van Leeuwen zal tevreden zijn." Wanneer „tevreden" tevens omvat de gevoelens van dankbaarheid, zich klein gevoelen, verlegen zijn om al het ontvangen goede dan heeft dat bericht volkomen gelijk. Want alleen wie er iets van heeft gezien en bijgewoond, kan zich een beetje voorstellen hoe èn de gemeente èn anderen zich beijverd hebben, om 28 Februari tot een feest voor me te maken. Ik wilde niet wachten totdat ik ieder, die daaraan op een of andere wijze het zijne of hare bijdroeg, peisoonlijk mijnen dank kan zeggenmaar doe dat voorloopig reeds nu met groote erkentelijkheid. J. A VAN LEEUWEN. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. Ondertrouwd N. Blankevoort en J. Blankevoort. OverledenF. de Jong 46 j. J. C. van Servelle 82 j. M. van Eikeren 57 j. M. M. Muller 88 j. A. M. Leeflang 63 j. A. A. Weber 50 j. N. van der Noot 76 j. MARIA-AANBIDDING OF NIET? Den 15den Augustus viert de Roomsche kerk het feest van Maria- hemelvaart. De H. Schrift weet ook daarvan niets. Maria komt in het N. T. het laatst voor in Handelingen I vs 14 waar wij haar aantreffen in den Apostelkring, samen met een zeker aantal vrouwen en de broeders van Jezus. Maar al ontbreken dan ook alle geschiedkundige gegevens aangaande de verdere lotgevallen van de Moeder des Heeren, dit is natuurlijk voor Rome geen bezwaar om er op los te phantaseeren, alles tot meerdere glorie van de H. Maagd. De Apostel Petrus zegt ergens dat zijn prediking van Christus' kracht en toekomst berust op eigen aanschouwing van 's Heeren majesteit. Nadrukkelijk verklaart hij .geen kunstiglijk verdichte fabelen" te zijn nagevolgd (II Petrus I vs. 16.) Ook in dit opzicht kan de kerk, wier Pausen zich Petrus' opvolgers noemen, zich op dezen Apostel dus allerminst beroepen. Zij volgt juist bij vóórkeur „fabelen" na, van welke echter niet eens kan gezegd worden dat ze .kunstiglijk" verdicht zijn. Want de Roomsche fabelen zijn zóó önhandig en dom verdicht, dat het fabelachtige daarvan er duimen dik opligt. Een Roomsche merkt daarvan niets, omdat hij, van jongsaf, is opgegroeid in een atmosfeer die verzadigd is van het mirakuleuze. Je kunt het zóo gek niet bedenken, of de Roomsche gelooft het op het gezag van zijn priester. Wat zijn wij, Protestanten, toch gelukkig dat wij verlost zijn van die perfide priester-heerschappij, wier autoriteit enkel en alleen steunt op legenden en fabelen Wat nu Maria's sterven aangaat, de Bijbel zwijgt daarover. En dus weten wij daarvan niets. Maar Rome, dit stilzwijgen ook hier niet eerbiedigend, verklaart er toch wèl alles van te weten. Zij vult het ontbrekende aan uit de fabelleer en zegt dan niet: „zoo zal het misschien zijn geweest", maar zij decreteert met de noodige plechtige verzekeringen dat het zóó, alléén zoo en juist precies zóó is toegegaan. Hoe Luister, mijn lezer Maria is gestorven. De Apostelen zijn bij haar dood tegenwoordig geweest. Ze waren op dat oogenblik in verschillende deelen der wereld werkzaam, maar opééns waren ze allemaal in Jeruzalem overgebracht, behalve Thomas, die heelemaal uit het diepst van Indië komen moest en eerst arriveerde den derden dag na Maria's begrafenis. Zegenend nam Maria afscheid van degenen die haar sterfbed om ringden. Zij stierf zacht en kalm, zonder ziek te zijn geweest. Ze had geleefd zonder zonde en stierf daarom zalig, in den leeftijd van bijna 72 jaren, nog net zoo frisch en schoon als een jonge maagd, dank zij haar onbevlekte ontvangenis. Bij 't geven van den jongsten snik, zongen Engelen een ver rukkelijk gezang en Jezus zelf daalde van den hemel neer om haar laatsten ademtocht op te vangen. In den hof van Gethsemané is Maria, overeenkomstig haar eigen verlangen, begraven. Daarheen toog de lijkstatie, opgeluisterd door de tegenwoordigheid van Paus, bisschoppen, Leeraars, priesters, heilige mannen en vrouwen, tallooze engelenscharen, terwijl wierook walmen opstegen en de grond met bloemen werd bestrooid. Een vijandige Jood wilde de lijkbaar tegenhouden, maar zijn beide handen werden afgerukt en bleven aan de baar hangen. Petrus echter liet de draagbaar stil staan, bracht den ongelukkige er bij, hechtte de afgehouwen handen weer aan de verminkte armen, waar ze aanstonds aan vastgroeiden. In een grafspelonk werd Maria's lijk neergelegd en de Apostelen weenden bitter nu „de Lelie der dalen verwelkt was." Ten derden dage echter vereenigde zich Maria's ziel weder met haar maagdelijk lichaam. Daardoor herkreeg het alle levensbe wegingen en verrees uit den dood om zegevierend ten hemel te stijgen, begeleid door een grooten stoet van zielen, die zij uit het Vagevuur had verlost. De poorten des hemels openen zich en het onbevlekte koor der reine maagden, in witte kleederen en met lelies in de hand, begroet haar als Hemelkoningin. „De Vader heet haar welkom als zijn welbeminde Dochter; de „Zoon als Zijn beminde Moeder; en de H. Geest als Zijn geliefde „Bruid*. („Het wees gegroet, uitgebreid en overwogen" door H A. Horning, pastoor te Medembiik, Amsterdam, Bekker, 1897, kerkelijk goedgekeurd.) „Behoudens Jezus' eigen heerlijkheid, overtreft deze prachtige „intrede de Hemelvaart des Verlossers. De engelen alleen komen „den Zaligmaker te gemoet snellenthans daalt de Zoon des Aller- „hoogsten met de gansche schaar der engelen en gelukzaligen neder „om Zijne Moeder te verwelkomen, om Haar tot den troon te ge leiden welken Zij als Koningin zal bekleeden". (Jamar, blz. 417.) „En zij steeg al hooger en hooger, ook den Cherub en den Seraf „voorbij, totdat de Koning der eeuwige glorie haar aan zijne zijde „op een troon deed neerzitten, waar de engelen haar kroonden, en „vanwaar zij, zooals de kerk zingt, eeuwig heerschen zal met haar „Zoon". (Horning, blz. 151.) „Maria neemt plaats op den troon die Haar aan de rechterhand „van Jezus bereid is en wordt daarna gekroond tot Koningin over „het rijk Haar van den aanvang der wereld bestemd. De Koning der „Koningen stelt Haar de kroon der heerschappij op het hoofd; een „kroon zoo kostbaar, zoo heerlijk, zoo wonderbaar, dat het niemand „gegeven is ze te waardeeren noch te beschrijven. Het is een kroon, „waardoor de Maagd wordt toegelaten in de heerlijkheid der Aller heiligste Drieëenheid. De Vader maakt Haar thans deelachtig aan „zijn macht, de Zoon aan zijn wijsheid en de H. Geest aan zijn „liefde. Hoe onuitsprekelijk verheugen zich 1hans de Hemelburgers „in die heerlijke Vorstin, die overschoone. vlekkelooze en goddelijke „Moeder, het sieraad van het hemelsch paleis! Geen der vergodde- „lijkte hemellingen benijdt die Vrouw, onvergelijkelijk boven hen „verheven, weergaloos hooger dan zij geplaatst. „De nieuwe Koningin ontvangt dan ook de eerbiedige hulde van „alle hemellingen. „Adam en Eva vereeren in Haar die edele, die sterke Vrouw hun „vóór vier duizend jaren in 't aardsch paradijs voorspeld, als diegene „welke der slang den kop z"u verbrijzelen; het ontroerde Ouderen- „paar bedankt Haar met verteedering omdat Zij de rampen hersteld „heeft, door hen aan het menschdom berokkend. Abraham, Isaac en „Jacob groeten Maria als de glorierijkste en vruchtbaarste Telg uit „hunnen stam gesproten. Sara, Rebecca. Rachel. Judith en Esther „bewonderen in Haar het groote kunstgewrocht des Allerhoogsten, „waarvan zij slechts de zwakke afbeeldsels waren. Jesaja, David en „de overige Profeten knielen voor de heerlijke Moeder-Maagd, de „Dochter der koningen neder, wier lof zij zooveel eeuwen te voren „verkondigden. „Doch ziet de negen koren der engelen, in wijde kringen en als „rijk geschakeerde regenbogen, van afstand tot afstand rond den „hoogen glorietroon gerangschikt. Daar vallen zij eerbiedig neder „voor hunne doorluchte koningineen nieuwe, onuitsprekelijke lof- „zang stijgt langzaam en roerend uit hunne rijen omhoog. „Thans rijst de H. Maagd van haren gloriezetel: tot eene matelooze „verrukking vervoerd, overvloeiende van dankbaarheid en vreugde, „slaakt Zij opnieuw dat heerlijk „Magnificat" dat alle lofzangen der „engelen overtreft. „Nu ontvlammen de eeuwige gewelven van een verblindenden „luister; eene nieuwe zaligheid dauwt over al de hemellingen neder; „eene onbekende zegening verspreidt zich over al het geschapene". (Jamar, blz. 418-420.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 3