Heen GEWIJDE Zondagsrust is Zondagsrust. A FEUILLETON. van liem, dat hij het bloed van eenige Galiléërs met hunne offerande vermengde, waaruit naar men meent groote vijandschap tusschen hem en Herodes is ontstaan. Wegens het doen ter dood brengen van eenige Samaritanen op den berg Gerizim werd hij door den Samaritaanschen Senaat bij Vitellius, den gebieder over Syrië aangeklaagd. Omstreeks het einde van het jaar 36 na Christus' geboorte werd hij van zijn ambt vervallen verklaard en ter ver antwoording naar Rome gezonden. Weinig tijds voordat Pontius Pilatus te Rome aankwam, was de Romeinsche Keizer Tiberius gestorven. Deze over leed 16 Maart 37. Dat Pilatus in ballingschap is verwezen, en .te Vienne uit vertwijfeling zich van het leven heeft beroofd, wordt ook verhaald. Maar anderen deelen mede, dat hij onder Keizer Nero is onthoofd geworden. Onderscheidene verhalen of liever legenden staan aan gaande zijne laatste levensjaren geboekt. Zij, die berichten, dat Pontius Pilatus zich van het leven heeft beroofd, be weren dat dit onder Keizer Caligula plaats had. Op bevel van den Keizer werd zijn lichaam in den Tiber geworpen. De booze geesten zijn op het lijk aangevallen en hebben daarbij overstrooming en stormen veroorzaakt. Ten einde van deze ontzetting wekkende teekenen be vrijd te worden, heeft men het lichaam opgevischt en naar de Rhóne bij Vienne gebracht. Doch aldaar ging het niet beter. Ook hier braken stormen los en werd het oord door zware overstroomingen geteisterd. Opnieuw werd het lijk opgevischt en naar elders vervoerd. Men bracht het naai de Alpen en plofte het in een diepe bron of put. Die bron heeft men later teruggevonden. Men heeft gezegd, dat zij thans een klein meer is op den Pilatusberg. Zoodra men in dit meer iets werpt, is een vreeselijke storm in aantocht Op de rotswanden van dien berg wijst men nog de sporen van de duivelsklauwen aan, want, zegt de sage, jaarlijks op Goeden Vrijdag sleept de Satan met ijzeren ketenen het lichaam van Pilatus uit de diepte van het meer naar de oppervlakte. Hij plaatst het dan op een troon, op welken het zich de handen wascht. Door deze legende heeft men het gebeurde met Pilatus verbonden aan Italië, Gallië of Frankrijk en Zwitserland. Ook in Spanje weet men van Pilatus te verhalen. Aldaar deelt men mede, dat hij aan de universiteit te Hueska heeft gestudeerd, terwijl de legende Judas Iskarioth tot een khecht van Pilatus maakt Maar anderen oordeelen geheel anders over hem, en noemen hem een heilige. Tertullianus zegt, dat Pilatus in zijn hart een Christen was. De Aethiopische Kerk viert zelfs zijn heilige-dag op 25 Juni. Zij beweert dat Pontius Pilatus onschuldig was aan des Heilands dood. De Koptische Christenen beweren, dat Pilatus als martelaar, wegens de belijdenis van Jezus Christus, is gestorven. Uit de verhalen in de Evangeliën blijkt dat Pontius Pilatus een trotsch, ongeloovig wereldling was. Echter komt hij ons voor, geen man te zijn geweest, die er zich op toelegde gruwelen te doen, en wreedheden te verrichten. Zijn hart was voor goeden en goddelijken invloed, voor hoogere indrukken niet gesloten. Hij erkende dat Jezus onschuldig was. Voor gevoel van recht was hij niet onverschillig. Hij verklaarde dat loslating van den gevangene het zedelijk resultaat van zijne onschuld moest zijn. Hij deed moede om Jezus te redden, sprak vriendelijk met Hem, en betoonde zich welwillend tegen Jozef van Arimathea, toen deze het lichaam van Jezus begeerde. Doch eveneens blijkt hij een karakterloos mensch te zijn geweest, die in zijne lichtzinnigheid en ijdelheid allen gods dienst als bijgeloof bespotte en verwierp. Pilatus droeg blijkbaar een geweten dat hem aanklaagde, hem iets boosaardigs verweet, in zich om. Daardoor werd hij als een zwak man medegesleept door het Joodsche volk. Toch trachtte hij nog die lafheid en zwakheid te verbergen. In spottende taal, in spottende daden wilde hij de zwakheid van zijne macht bemantelen, en in zijn pogen, om nog een gebieder van beteekenis en kracht te schijnen, verviel hij van de eene ongerechtigheid in de andere. De Joden maakten van die zwakheid in hunne arglistigheid met fijne boosaardige poliiiek en tactiek gebruik. Men beweert dat Pontius Pilatus aan Keizer Tiberius een verslag heeft gegeven van hetgeen met Jezus heeft plaats gehad, en een afschrift heeft gezonden van het vonnis, hetwelk hij over den Zaligmaker heeft uitgesproken. Hij deed dit dan om den indruk te voorkomen, welke on gunstige berichten van de Joden over zijne handelingen konden teweegbrengen, hij wilde die ongunstige berichten krachteloos maken. Justinus de Martelaar spreekt van zoodanig een stuk. De legende deelt mede dat later nog twee brieven door Pilatus geschreven zijn, en wel aan Keizer Claudius of Tiberius. Men verhaalt, dat deze beide brieven aan Keizer Nero zijn voorgelezen toen Petrus (waarbij aangenomen wordt dat hij te Rome is geweest) met Simon Magus, of Simon den toovenaar, voor dezen Keizer een woordenstrijd voerde. Maar Origenes herinnert dat die Acta Pilati valsche en ondergeschoven stukken zijn. Eusebius zegt, dat door heidensche dwepers tijdens Maximinus valsche Acta in omloop zijn gebracht, maar dat er echte bestaan hebben deelt hij niet mede. Anderen hebben beweerd dat die Acta door den Joodschen Raadsheer Nicodemus in het Hebreeuwsch zijn opgesteld. Groot was de invloed der Romeinsche aanzienlijke vrouwen in den tijd in weiken Pilatus leefde. De over levering zegt dat de vrouw van Pilatus genaamd was Procla of Claudia Procula. en dat zij heimelijk eene discipelin van Jezus was. Men noemt haar eene proseliete der poorten. Origenes, Chrysostomus en Hilarion beweren dat zij Christin is geworden. In de Grieksche kerk is zij heilig verklaard, haar heiligedag wordt 27 October gevierd. Haar droom, tijdens het verhoor van Jezus, werd door de Joden eene duivelsche inwerking genoemd. EEN GEHOOR VAN APEN. I Het vreemdste gehoor, dat ik ooit naar een preek zag luisteren vertelt ons een zendeling, die vele jaren in Engelsch-Indië gearbeid heeft, was een gehoor van apen. Een paar broeders zendelingen en ik waren een reis begonnen door een der provincies van Indië. ten einde overal in de dorpen het Evan gelie te verkondigen. Toen wij aan de hoofd plaats van het distrikt gekomen waren, maakten wij eerst een wandeling door de verschillende p-t-r-nrs en straten om ons te vertonnen en de nieuwsgierigheid gaande te maken wie wij waren en wat wij kwamen doen, en stelden ons eindelijk in de voornaamste straat op, waar wij een der liederen indeschoone Telugu-taal aanhieven, als inleiding tot onze prediking. Wij stonden op een soort platform aan de eene zijde van de.straat, tegen den muur van de huizen Al deze huizen hadden slechts één verdieping met platte daken en een lage om heining daarlangs Achter de huizen aan de overzijde van de straat stonden hooge boomen, wier takken zich over de platte daken uitstrekten. Nadat wij ons lied gezongen hadden las een onzer inlandsche helpers een gedeelte uit de Heilige Schrift voor, waarna eep der zende lingen predikte: gedurende dien tijd hield ik mij bezig met het nauwlettend beschouwen van de gelaatstrekken der toehoorders die lang zamerhand, door nieuwsgierigheid gedreven, van alle zijden waren toegestroomd, ten einde den indruk op te merken, dien het gehoorde bij hen opwekte. Toen ik eens mijn oogen ophief zag ik dat de takken der boomen aan de overzijde zich langzaam nederbogen en bemerkte de hoofden van eenige oude apen, die door het gebladerte naar buiten gluurden. Weldra sprongen som migen hunner uit de boomen op de platte daken om eens te gaan zien, wat hun „groote broers" in de straat uitvoerden Zij liepen naar voren, sprongen op het lage muurtje dat om het dak gebouwd was, en zetten zich daarop neder als om te luisteren, terwijl zij met een ernstig gelaat den prediker aanstaarden Spoedig volgden nog andere apen, totdat er een lange rij op het muurtje gezeten was De nakomers zag ik achter de anderen heen en weer loopen, een plaatsje zoekend waar zij zich nog konden nederzetten. (Slot volgt.) M. F v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2