Geen Zondag is neutraal, hij heft ons op öf trekt ons neer.
FEUILLETON.
goed, want de Vader weet wat Hij doet„De Godsregeering
behoort tot die „verborgen dingen, die voor den Heer zijn".
Die regeering te rechtvaardigen is niet noodig voor het
geloovige hart.
God is bezig altijd alles weer goed te maken. Sedert
de zonde in de wereld is gekomen, is er een, van God
gewilde, gezegende strijd tusschen goed en kwaad, tusschen
licht en duisternis. Dat werk Gods der vernieuwing, der
herschepping zien wij in Zijn bemoeiingen met de wereld
en het bijzonder met Israël, en het bereikt zijn hoogtepunt
in de komst van Christus, met de nieuwe bedeeling, de
bedeeling des Heiligen Geestes, die daarvan het gevolg is.
En het middel waardoor God „goed maakt" is tweeledig
opheffing, wegneming van den vloek en instorting van nieuw
leven. Christus heeft dat gedaan. Hij nam den vloek der
zonde, op zich en verlost den mensch van de macht der
zonde door hem op het innigste met zich te verbinden en
zijn eigen leven in dien mensch uit te storten, waardoor hij
vernieuwd en geheiligd wordt. Van het verlossingswerk van
Christus heeft God getuigd dat het „zeer goed" was en Hij
drukte Zijn zegel er op door den Zoon uit de dooden op
te wekken. Nu kan ook de mensch, die in Jezus gelooft en
dus één met Hem wordt, niet maar verbeterd, maar ver
nieuwd, dat is „goed" worden. En het Evangelie van Jezus
Christus is het eenige volmaakte redmiddel voor alle ziele-
nooden van den enkelen mensch niet alleen, maar ook voor
alle sociale nooden van de menschheid.
Is dat werk der vernieuwing, der herschepping, der „goed
making" reeds bij ons geschied? Ik vraag niet; is het reeds
voltooid Immers, dat geschiedt hier op aarde nooit. Maar
is het reeds aangevangen en is de Heilige Geest voortdurend
bezig er aan te werken Dat kan alleen, als wij het eigen
dom van Christus zijn en Hem toelaten aan ons te werken,
maar dan geschiedt het ook zeker. Hij laat het werk zijner
handen niet varen en zal niet rusten, eer Hij de zijnen
onbevlekt en onbesmet, dat is dus „goed" voor den Vader
kan stellen.
En in dat werk der „goedmaking" moet, of laat ik liever
zeggen mag, want het is de hoogste eer, de christen, het
kind van God medearbeider zijn. Zelf bearbeid en voort
durend bearbeid, mag hij ook aan anderen arbeiden. Welk
een heerlijk werk, het goede in de wereld te helpen over
winnen. Medearbeiders Gods te zijn, dat is het „goede" te
doen. Moge de Heer ook eenmaal tot ons kunnen spreken
„Wel, gij goede dienstknecht 1" M. F. v. L.
Vermindering van innerlijk contact met den
Bijbel en de oorzaken daarvan.
Geachte Hoorders!
Ik ben blij dat vermoedelijk de geachte secretaris den
titel van mijn toespraak veranderd heeft. Ik had eerst tot
titel gekozen: ons geestelijk contact met den Bijbel. Nu luidt
de titelvermindering van innerlijk contact met den Bijbel
en de oorzaken daarvan. In deze verandering ligt een groot
voordeel, immers in den nieuwen titel wordt stilzwijgend
vrijwel als feit aangenomen dat er vermindering van innerlijk
contact met den Bijbel is. Wie daartegen wil opkomen, moet
het straks doen bij onze gedachtenwisseling. Ik zelf acht mij
van middag ontslagen van het geven van bewijs, ik ben niet
bereid water in zee te dragen, voor mij staat vast het droeve
feit dat de Bijbel zijn heiizamen greep in allerlei kringen en
in veler leven verloren heeft. Ik behoef wel niet te zeggen
dat ik mij innig verblijden zou, als men mij overtuigen kon
van het tegendeel. Hier zeg ik: niets liever dan ongelijk
krijgen. Om onze gedachtenwisseling op gang te brengen
wil ik dan aan de hand van ons schema de oorzaken toe
lichten, die naar mijn meening moeten genoemd worden voor
het verminderd innerlijk contact met den Bijbel. Bij het een
sta ik wat korter stil dan bij het andere.
Ik noemde allereerst onze jonge menschen. Hoe overladen
is hun intellectueele vorming voor de aardsche levenstaak,
hoe dom-uitvoerig is de stof, die hun op allerlei terrein
wordt meegedeeld. Resultaat: men kweekt louter een veel
zijdige middelmatigheid. Dit is de schuld misschien ook van
de Wet, maar zeer zeker van docenten, die, gelijk het heet
in een pas verschenen brochure: eene conferentie op de maan
inzake ons voorbereidend hooger onderwijs, „van paedagogiek
en paedagogie al even weinig begrip hebben als een kruidenier
van de Èleusinische mysteriën". Maar ik kan dit alles hier
laten rusten, ik constateer alleen: de Bijbel moet hier locaal
komen te liggen op de punt van den stoel, waarop in
sommige gezinnen de dienstboden gaan zitten bij eventueele
Bijbellezing. Als op scholen met den Bijbel niet alle onder
wijs indirect, d.w.z. door het stille intermediair van den
onderwijzer, doortrokken is van de atmosfeer van den Bijbel,
zal een kwartier of een half uurtje Bijbelles naar mijn meening
niet veel geven, men krijgt dan scholen met den Bijbel er
naast, of, wat ook voorkomt, met den Bijbel als vlag.
Maar wat veel erger is dan overlading, is het door en door
intellectualistisch karakter van ons onderwijs. Ik bedoel er
Een boek zonder woorden.
I.
„Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij
gekomen". Als de Zoon des Menschen in zijn
heerlijkheid op den rechterstoel zal gezeten
zijn, en de volkeren voor Hem zullen vergaderd
worden, dan zal Hij de schapen tot zijn rechter
hand zetten en de bokken tot zijn linkerhand.
Alsdan zal Hij zeggen tot degenen die tot zijn
rechterhand zijn: „Komt gij gezegenden mijns
Vaders, beërft het koninkrijk, hetwelk u bereid
is van de grondlegging der wereldwant ik
ben hongerig geweest en gij hebt mij te eten
gegeven, ik ben dorstig geweest en gij hebt
mij te drinken gegeven, ik was een vreemdeling
en gij hebt mij geherbergd, naakt en gij hebt
mij gekleed, ik ben krank geweest en gij hebt
mij bezocht, ik was in de gevangenis en gij
zijt tot mij gekomen".
Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij
gekomen.
Deze woorden waren het levensmotto van
Dr. Baedeker, een Engelschman van Duitsche
afkomst, die eenige jaren geleden op hoogen
ouderdom, na een in den dienst des Heeren
besteed en rijkgezegend leven, overleed.
De christen, die zijn hart aan den Heer geeft
en zijn leven in den dienst van zijn Heiland
wenscht te besteden, vindt ook den weg hem
daartoe door den Heer gewezen. Hij heeft slechts
te volgen en de werken'te doen, die zijn Heer
voor hem heeft bereid. De voorwaarde iszich
te geven, eerst aan den Heer en daarna, want
dat volgt van zelf, aan den naaste.
Dr. Baedeker heeft zich het lot der gevangenen
aangetrokken, en wel voornamelijk van hen,
die in de kerkers van Rusland en Siberiëzuchtten.
Op een reis door dat groote land kwam hij,
door de liefde van Christus gedrongen, er toe
eenige gevangenissen te bezoeken en werd met
innerlijke ontferming over het lot dierongeluk-
kigen bewogen, schapen zonder herder, aan wie
niemand den troost des Evangelies bracht. En
toen de Heiland het hem in het hart gaf om
voortaan zijn leven aan de evangelieverkondiging
or.der die verlorenen te wijden, gaf hij vol
vreugde een „Hier ben ik Heer ten antwoord.
Op merkwaardige wijze gelukte het hem een
doorloopend verlof van den Tsaar te krijgen
tot het bezoeken van alle gevangenissen, en
wanneer later beambten of geestelijken bezwaren
maakten of moeilijkheden hem in den weg
legden, behoefde hij slechts den brief des keizers
te toonen, om terstond alle deuren voor zich
geopend te zien.
Zeer vele reizen heeft hij in Rusland en
Siberië gemaakt, duizenden en duizenden mijlen
heeft hij afgelegdgeen gevangenis ging hij,
zonder die te bezoeken, voorbij en langzamer
hand werd hij een welbekende en welkome
bezoeker, zoowel bij de beambten als bij de
gevangenen, die hij door zijn groote vriendelijk
heid voor zich en bovenal voor zijn Heiland
en Heer wist te winnen. Het geheim van elke
gezegende evangelieverkondiging en van eiken
gezegenden evangeliearbeid is liefde, liefde en
nog eens liefdeliefde tot zondaren, zooals
Jezus die had, liefde tot zondaren, omdat men
in hen diegenen ziet, voor wie Jezus zijn bloed
vergoten heeft, liefde tot de diepst gezonkenen,
omdat Jezus machtig is ze te verlossen en
kinderen Gods van hen te maken.
Die liefde had Dr. Baedeker. Die liefde straalde
uit zijn oogen en trok zelfs de meest verharden
en onverschilligen tot hem. Hij heeft dan ook
rijken zegen gehad en zeer velen zijner,onder
de gevangenen van Rusland, die hem in de
eeuwigheid hun dank betalen zullen of reeds
betaald hebben omdat hij hen tot den Heiland
en de heerlijkheid geleid heeft.
Waar hij de gevangenen gezamenlijk mocht
toespreken en hun op die wijze het Evangelie
verkondigen, deed hij dit gewoonlijk eerst, en
daarna bezocht hij hen ook afzonderlijk in hun
cellen, ten einde hun de gelegenheid te geven
onder vier oogen met hem te spreken en te
zamen te bidden. Aan ieder gevangene die lezen
kon, gaf hij ook een Nieuw Testament.
(Slot volgt.) M. F. v. L.