Vergeet het VIERDE gebod niet: GEDENK DEN SABBATDAG dan zult gij geen werk doen, gij, nochnoch FEUILLETON. 'k Heb gezocht het rijkste leven ln de schitt'ring van 't genot, Wat mij bleef, was niets dan beven Beven voor mijn komend lot. Als de Heil'ge weegt mijn waarde Zal 'k dan niet verwerp'lijk zijn Want Hij ziet hoe vaak ik paarde Aan de zonde een schoonen schijn. 'k Heb gezien de schoonste glorie In het woord van mijnen Heer. En o wondere victorie. Toen kwam vreugd' en vrede weer. 'k Heb geloofd in Zijn genade, Die mij, armen zondaar, redt, Hij slaat mij in gunste gade En hij merkt op mijn gebed. Hem dan zij de dank mijns harten. Van wiens kracht mijn zwakheid leeft. Waak, o Heer! dat nooit meer smarte U mijn val of ontrouw geeft. (Overgenomen uit De Bode der Heldringgestichten). L. v. B. Vermindering van innerlijk contact met den Bijbel en de oorzaken daarvan. (Slot.) Ik kom nu tot de ouderen van jaren. Ik sprak van onze couranten en van ons drukke leven. Over beide maar weinig, omdat gij er zelf van meespreken kunt. Denk eens na over het lot van het kleine Bijbelblad naast het groote dagblad. „Woorden des eeuwigen levens", zeide ik, worden zoo on wezenlijk te midden van het gegons der vele en velerlei stemmen, die dagelijks in ons leven gebracht worden door onze couranten-lectuur. De Bijbel ondergaat zoo licht de onbeleefde houding van iemand, met wien wij spreken, maar die eigenlijk luistert naar iemand of iets anders. Het baat dan niet of wij hem al eeren met de fraaiste epitheta ornantia, of wij hem noemen Gods Woord, Gods Woord in zijn ont dekkende en vertroostende werking zwijgt dan, omdat het rekent op luisteren en zooveel meer. Ook over ons drukke leven zeg ik weinig. Welk een hysterisch gejaag is er toch in het moderne leven. Wij loopen onophoudelijk en worden wèl moede. Wij loopen achter de wetepschap aan, wij loopen achter de kunst, achter de sociale bemoeiing, achter de literatuur aan, alles een beetje hijgend. Wij loopen van het eene artikel naar het andere, van het eene boek naar het andere, van den eenen cursus naar den anderen, van het eene tijdverschijnsel naar het andere, alles niet weinig hijgend. Wij lezen geweldig veel, er wordt dan ook geweldig veel geschreven. Het spreekt van zelf dat er veel kaf onder het koren moet zijn, maar ook de schrijvers moeten voort, men noemt Aaiproduceeren, geloof ik. Iemand, ik weet niet meer wie, heeft gezegd „daar is geen ruimte, geen gevoel meer bij de auteurs „for fine silences", als gij ophoudt met schrijven, wordt gij vergeten". Welk een kinematographisch brein, welk een kinematografische ziel krijgt de moderne mensch. Wij houden alles bij, de Bijbel Een boek zonder woorden. II. Eens gebeurde het, dat Dr. Baedeker weder een gevangenis in Rusland bezocht. De beambten waren allervriendelijkst, zoodat het hem zeer gemakkelijk gemaakt werd de gevangenen te naderen. Ónder hen bevonden zich mannen van verschillende nationaliteiten, maar die toch allen de toespraak verstaan konden, welke Dr. Baedeker tot hen richtte. Na de eenvoudige evangelieverkondiging, werd aan allen, die lezen konden, een Nieuw Testament uitgereikt, dat met dankbaarheid werd aangenomenreeds de vriendelijke wijze, waarop dit geschenk werd aangeboden, was voor de gevangenen een verkwikking. Wij hebben hier juist een moordenaar, zeide een der bewakers. Heb ik hem gezien? vroeg Dr. Baedeker. Neen, hij zit alleen. Wilt gij dan zoo vriendelijk zijn mij naar zijn cel te geleiden Dit geschiedde, en den bewaker volgende, strompelde de bezoeker de nauwe trappen af, die in de diepte naar den onderaardschen kerker voerden- Daar was in een der cellen de ongelukkige opgesloten. Dr. Baedeker bood hem een Nieuw Testament aan. Ik zou het boek in dank aannemen, was het antwoord van den gevangene, maar ik kan helaas niet lezen. Dan heb ik hier iets, dat u past. Dit boekje kunt ook gij lezen, en er staat een waarheid in, die ook gij moet leeren kennen. En de discipel des Heeren haalde een klein boekje „zonder woorden" te voorschijn en drukte het den veroordeelde in de hand. Deze opende het en keek nieuwsgierig en verwonderd de drie blaadjes na, waaruit het binnen den omslag bestond. Het eerste was zwart, het tweede rood, het derde wit. Maar, mijnheer, wat mag dat beduiden Ik begrijp er niets van, sprak de gevangene. De oogen van den evangelist straalden van hemelschen glans, toen hij aan dezen diep ongelukkige, hier onder den grond de blijde boodschap der verlossing mocht brengen en de beteekenis van het boekje verklaren. Deze kan trouwens voor ieder onzer tot troost en leering zijn, want zij verkondigt een boodschap, waaraan elk mensch eiken dag op nieuw behoefte heeft. Zie, zoo sprak de uit legger, zwart is onze ziel, de mijne en de uwe, zwart door de zonde en door de duisternis des doods, die op ons ligt. Verduisterd zijn onze oogen en wij zien niet het hemelsch licht. Zwart en donker is de toekomst, die ons wacht als wij niet verlost worden, want de straf der zonde is de eeuwige donkerheid. Zonde deden wij tegen God en onze medemenschen, en van Hem verlaten te leven, dat is de eeuwige dood. Doch mijn vriend, mijn broeder, daar is ver lossing voor u en voor mij. Zie, nu keer ik dit blaadje om en gij ziet een roode bladzijde. Rood is de kleur van het bloed. Weet gij niet, dat Jezus, de Zoon Gods en de Zoon des Menschen zijn bloed heeft vergoten aan het kruis op Golgotha Dat hebt gij toch zeker wel eens gehoord. Deed Hij dat voor zijn eigen zonden O neen, want Hij was de heilige, de zondelooze. Hoor nu wat ik u uit Gods Woord voorlees, en den eersten brief van Johannes opslaande, las hij die heerlijke woorden: „Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde". Voor zondaren, zoo ging hij toen voort, vergoot de Heilige Gods zijn kostbaar bloed, voor mij en voor u, ja ook voor u. Welnu, zoo dikwijls gij na het zwarte het roode blaadje opslaat, laat het u dan dit woord, dat ik u voorlas, herinneren. Door dat bloed werd uw schuld betaald en als gij u vastklemt aan Jezus, wordt gij van de straf der zonde ontheven, en zie, dan moogt gij tot het derde blaadje overgaan. Ziet gij, de derde bladzijde is wit. zonder eenige vlek. Zoo is de zondaar, die door het geloof in Jezus gereinigd is hij wordt een ander menschalles wordt nieuw, zoodat hij de zonde niet meer liefheeft, maar den Heiland liefheeft die hem van de straf en de macht der zonde heeft verlost om van nu voortaan dien Heiland te dienen en tot zijn eer te leven. En nu staat hij als een gereinigde voor het oog van den heiligen, alwetenden God. Vol aandacht gingen de oogen van den ge vangene nog eenmaal van het eene blaadje naar het andere en dankbaar zag hij den vrien delijken bezoeker aan, terwijl hem de tranen langs de wangen biggelden. Dank, dank 1 stamelde hij. dank, dat gij zulk een boodschap brengt aan zulk een onwaardige. Heeft de man het boekje blijven lezen, heeft de lezing hem gebracht aan den voet van het kruis Het is ons onbekend, maar dit weten wij dat die boodschap ons even goed geldt als dien moordenaar. Hebben wij haar reeds ver staan en aangenomen M. F. v. L. (Vrij naar het Christelijk volksblad.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2