2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 6 Mei 1917 Nader, mijn God, bij U. U naderbij, Zij ook de weg daartoe Een kruis voor mij Wat dan mijn toekomst zij, U nader, naderbij Nader, mijn God, bij U, U naderbij. Ook is er een vertaling van wijlen Ds. Adama van Scheltema. En dan de vertaling van Ds. Moeton, heden door het koor, echter met weglating van het 3de couplet gezongen. Verder is er nog eene overzetting van Ds. Bax, vroeger predikant te Santpoort, thans te Maastricht, waarin vooral de fijne zinspeling op „Beth-El" zoo goed tot haar recht komt. Zij luidt als volgt: ik kom al nader Tot U, o Vader! In fel verdriet Bezwijk ik niet Maar zing mijn lied. Ik kom al nader Tot U, o Vader! Al ben ik zwerv'ling Berooid en vreemd'ling, In donk'ren nacht, Een steen mij wacht, 'k Heb één gedacht' Ik kom al nader Tot U, o Vader! Ik blijf gelooven Het gaat naar Boven Wat gij mij doet Is engelengroet Genade-goed. Ik kom al nader Tot U, o Vader 1 Niet handen wringen Uw glorie zingen Hoe 't leed mij schrijn', De steen van pijn Zal Bethel zijn. Ik kom al nader Tot U, o Vader! Dra klief 'k de luchten Ga d' aard' ontvluchten Opdat ik woon Bij 't eeuwig schoon Van Uwen troon. Ik kom al nader Tot U, o Vader! Ds. Bax zegt, dat het oorspronkelijke lied veel minder een lied van „smeeking" is dan van „geloofsroem", zooals ook blijkt uit het opschrift boven dat lied in den bundel der kerk van Engeland, het welverzekerd getuigenis uit den 73sten Psalm „Wien heb ik nevens U in den hemel Nevens U lust mij ook niets op de aarde". Wat nu den oorsprong van dit lied aangaat, de dichteres is Mrs. Sarah Adams—Flower (geb. 1805 gest. 1848). Als lid der unitarische gemeente van den vermaarden predikant Fox stond zij, ten behoeve van den dienst in diens „chapel" 13 liederen af, waartoe ook de hymme behoort, waarover we spreken. Zoo blijkt dan wel de ruime opvatting der samenstellers van de liederenboeken in Enge land en Schotland, dat zij ook het lied van de vrijzinnige Mevr. Adams hebben opgenomen. Enzoo blijkt ook dat iemands hart soms heel wat beter is dan zijn hoofd. Duizenden orthodoxen zingen het lied en rekenen het tot hun lievelingszangen; önbekend als ze zijn met het feit, dat het van vrijzinnige origine is Precies, zooals de dominé ons vertelde, van dat gezangen- hatende vrouwtje uit zijn eerste gemeente, dat op haar sterfbed hem vroeg gezang 130 vs. 5 op te zeggen, denkende dat het een psalm wasEn met een gezang-vers op de lippen ging zij getroost de eeuwigheid in. Welk een geloofsmoed en geloofsvolharding klinken uit dat Engelsche kerklied ons tegen. Vertolkt het ook de stemming onzer ziel Blijft het ook vertolken den geest van „Immanuël"? Zalig die zich in en onder en ondanks alles vastklemmen aan God en door smart en angst, door nood en dood, door ramp en rouw, God nader komen. Daartoe trouwens worden ons de smarten beschikt. Het zijntrekkingen des Vaders. „Zoo word' al wat op aard' in ramp en rouw ons treft, „Een pijler, die ons hart naar 't eeuwig godshuis heft." Na de pauze bracht het koor nog vijf liederen ten gehoore, waarvan ik hier bijzonder wil memoreeren het door den direkteur voor gemengd koor gecomponeerde „Zondag op het meer", dat als toegift nogmaals werd gezongen. Naar Mej. Lieftinck's „Viatique" luisterden de aanwezigen in heilige verrukking. In de gewijde ruimte klonk haar sereen geluid als nachtegalenslag in stillen lenteavond. Welk een harmonie met de roerende toonen, die de violist aan zijn „Stradivarius" wist te ontlokken Ds. Posthumus Meyjes gaf als slotwoord zijn dankbaar heid te kennen aan de kerkvoogden voor het gebruik van de Kerk. Inzonderheid dankte spreker den directeur, hem roemend als een kranig, vervaarlijk aanvoerder; ook als een „listig" man, die 't in zijn slimheid zoo maar eens even gedaan heeft weten te krijgen, dat de gemeente, uitgenoodigd om psalm 150 vs. 2 met het koor mee te zingen, dit deed op heele èn halve notenAls het gemeentegezang eens altijd zoo was, wat zou het opgewekter en in den goeden zin des woords stichtelijker wezen Vooral dankte Ds. P. M. ook de zangers en zangeressen, met trots sprekende van„Mijn koor" Na, vervolgens de beide solisten te hebben gedankt, noodigde hij de aanwezigen uit om allen dank te vereenigen in een dankzegging aan God, met de woorden van Gezang 96. Bij het verlaten van de kerk werd voor een liefdadig doeleinde een collecte aan de deuren gehouden. Keere zulk een welgeslaagde uitvoering van „Immanuël" nog menig jaar terug! C. B. Sluiting Vrouwenkrans. Maandagavond 1.1. hield de Vrouwenkrans zijn laatste bijeenkomst. Na van October af wekelijks te hebben ver gaderd met ongeveer 35 vrouwtjes, die als gewoonlijk met brei- en naaiwerk zich bezighielden onder het genot van een kopje koffie met een sneetje koek, volgden we ook den laatsten avond ons program en vlogen de twee uren om met gezang en voorlezen. Mevrouw Voet onthaalde ons op een paar schoone gedichten, waarna geëindigd werd met het lezen van Lucas 17 vs. 1119, de geschie denis van de reiniging der tien melaatschen, waarvan slechts één en nog wel een Samaritaan uiting gaf aan zijne dank baarheid. Het „Dankt God in alles" daaraan vastgeknoopt, moest dan ook de stemming vertolken, waarmee wij voor de zomermaanden van elkaar afscheid namen. Aan ieder der vrouwtjes werd bij het naar huisgaan een op den krans vervaardigd kleedingstuk uitgereikt. Uit het Zendingsbusje kwam een bedrag van f7.67 dat als gewoonlijk gezonden werd aan Ds. M. F. van Lennep, voor Spanje. Laat mij ook de andere Dames van het Bestuur, Mevrouw Pfundt en Mej. N. Koning hartelijk danken voor hare trouwe hulp steeds op de avonden betoond. P. M.H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 3