FEUILLETON. Voor eiken dag De vrouw bij de mohammedanen. Gods kinderen verliezen elkaar niet. Zij raken alleen elkander tijdelijk uit het oog. Maar zij hervinden de een den ander. Zij ontmoeten elkaar weer. In de lichtstad, waar alles is enkel luister. Daar zijn ze weer jong en daar blijven ze jong. Is er geen eeuwige kern in onze aard- sche betrekkingen en verhoudingen, dan verliezen wij elkaar door den dood. Dan valt, met het uiterlijke, alles weg. Hoe zou her-eeniging mogelijk zijn, als de ware ver-eeni- ging ontbrak Maar anders, zoo min de wedergeboorte 's menschen persoonlijkheid uitwischt, maar eerbiedigt èn heiligt, zóómin doet zulks de dood. In een nieuw lichaam zullen die van Christus zijn elkander in het Huis des Vaders wedervinden. En weder kennen. Want het gelaat, de blik, de glimlach, de stem van elk menschelijk wezen behooren hem persoonlijk. O, als dat sterven is de moegeweende oogen Te sluiten om t' ontwaken uit-geschreid O, als dat sterven is te stijgen in den hooge, Ontheven aan deze aard met al haar zond' en strijd 0, als dat sterven is 't reiskleed te laten vallen, Van 't lichaam dezes doods voor goed te zijn ontdaan O, als dat sterven is hereeniging met allen Die 'k liefhad en naar God mij zijn vóóruit gegaan O, als dat sterven is bij U te komen, Heere Bij U te blijven tot in alle eeuwigheid, Wat kan ik dan van U begeerlijkers begeeren Dan dat Gij aan Uw hand mij haastig huiswaarts leidt? P.M. Burgerlijke Stand van Zandvoort. OndertrouwdG. van der Meij en C. H. Jacqnemijns. Geboren: Leuntje, dochter van M. Zwemmer en E. Hoogendijk. Verzameld door C. B. Menigmaal komt ons de vraag op de lippen: „waarom moet nu juist mij dat treffen1?" Zou het ons niet veeleer passen en helpen, liever te vragen: „waarom moet nu juist ik die zegening ontvangen Van Sandijk. Wij moeten de schoonheid van het hemelgewelf niet aanstaren noch iets anders van het zichtbaar scnoonen, zonder te verlangen naar Hem, den Schepper aller schoon heid. Gregorius v. Nyssa. Wat ontvangen zal, moet ledig zijn: de ooren, waarin geruisch is, kunnen geen muziek hooren. Peabody. Om Christen te worden is het eerst noodig ons zelf te worden. Campbell. Men heeft weinig tijd, wanneer men weinig liefde heeft. Vinet. De eene vriend is voor den ander niet slechts een zon, maar ook een zonnebloemhij trekt aan en hij volgt. Jean Paul. Er is in Jezus genoeg licht voor hen die zien willen, en genoeg duisternis voor hen, die niet zien willen. Pascal. „Dat gedurende den tijd voor de openbare godsdienstoefening bestemd, de deuren der herbergen en andere plaatsen, alwaar drank verkocht wordt, voor zooverre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen lig gende zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook gedurende dienzelfden tijd, geenerhande spelen, hetzij kolven, balslaan of dergelijke mogen plaats hebben", (Art. 3 der nog steeds bestaande Zondagswet.) Er zijn menschen die beweren, dat de muzel mannen even gelukkig in hun huiselijk leven zijn, als wij christenen. Het volgend verhaal, door een vrouwelijke zendeling onder de mohammedanen, zal ons daaromtrent inlichten. Onze gastheer was een muzelman van uit stekende reputatie; men roemde hem algemeen en terecht als gastvrij, rechtvaardig en edel moedig. Geen wonder, dat hij populair was. Onze gastvrouw was een echte arabische dame. Zij had vriendelijke, innemende manieren en was zeer zacht Haar kinderen hadden haar lief. Zij had hen lief en was trotsch op hen Ook beminde zij haar man en was op hem trotsch. Is dat alles niet de geschiedenis van een ge lukkig huisgezin Maar Wij kwamen in den avond in dat huis en zagen onze gastvrouw maar een oogenblik. Natuurlijk vonden eerst de gewone begroetin gen plaats en werden de gewone vragen ge daan „Sedert hoe lang zijt gij getrouwd? Hoeveel kinderen hebt gij Is uw man van plan een andere vrouw te nemen?" en toen namen de gelaatstrekken weder die eigenaardige plooi van droefheid aan, die wij vrouwelijke zendelingen in de landen van den Islam zoo goed kennen. Het voorloopige gesprek eindigde met deze woorden van onze gastvrouw, die zij van een diepen zucht vergezeld deed gaan: „Uw gods dienst en uw zeden zijn oneindig beter dan de onze. Wat kunnen wij er aan doen De ellende, het ongeluk en alle droefenissen zijn door God op het hoofd der arabische vrouwen geschre ven. Uw deel is vrijheid, vreugde, geluk Gij zijt geheel verschillend van ons. Wij zijn als de beesten en onze mannen behandelen ons ook als zoodanigGod is barmhartig. Eere zij God en vrede zij over zijn profeet." Den volgenden dag werden de toebereidselen gemaakt voor het feest van El Kassam. Onze gastheer liet een groote menigte lekkernijen voor zijn huisgenooten bezorgen: dadels,aard- noten, rijst, suikergoed enz., tienmaal meer dan noodig was. De jongere leden van het huisge zin maakten hun mooiste kleederen en sieraden gereed. Dat feest gaat twee dagen, aan de vasten van Ramadan vooraf. Sommige mohammedanen zeggen dat God op dien dag zich op een bijzonderen troon nederzet en dan de zaken voor het volgende jaar regelt: Wie geboren zal worden, wie ster ven zal, wie een pelgrimstocht zal ondernemen, wie rijk zal worden en wie armalle vreugden en alle rampen, die voor de stervelingen be stemd zijn, worden dien dag in Gods raads besluit beschikt. Men mag dien dag God bijzonder om zijn gunst aanroepen en het gebed dat het vaakst en door de meeste menschen wordt herhaald, heeft ook de meeste kans verhoord te worden. De vrouwen mogen dien avond ook naar de moskee. Men noodigde ons dus ook uit om mede te bidden met de andere leden van het huisgezin, opdat het gebed vaker herhaald en dus eerder verhoord zou worden. En wat vroegen zij aan God? Het jaar te voren had de man een tweede vrouw genomen en een mooie woning voor haar gebouwd. Die tweede vrouw was een mooie en vriendelijke vrouwzij wachtte nu weldra een kindje. Welnu, de beden, die dien dag uit het huis waar wij ons bevonden, tot God opstegen, behelsden niet anders, dan dat Hij die jonge aanstaande moeder en haar kindje wilde doodenDe geheele familie, de moeder, de kinderen, de dienstknechten en zelfs nog eenige vrienden, vereenigden zich van zons ondergang van dien dag tot den volgenden avond om den dood van die ongelukkige tweede vrouw te begeeren. Toen ik hevig tegen dat gebed protesteerde en aanwees hoe zondig en verkeerd het was, legde mijn gastvrouw mij de reden van haar haat en wrok uit. „Neemt zij", zoo sprak zij, „mijn man niet de helft van den tijd af, dien hij vroeger geheel mij wijdde Heeft hij haar niet evenveel zakjes rijst en dadels en aard- noten en suikergoed gezonden als aan mij Ieder geschenk, dat hij mij geeft, doet mij ver driet, terwijl het mij vroeger vreugde verschafte, want nu weet ik, dat hij haar dezelfde geschen ken geeft Heb ik zijn kinderen niet opgevoed? Ben ik niet een goede vrouw voor hem geweest gedurende achttien jaren? Heeft hij mij niet gezegd, dat hij nooit een andere vrouw zou nemen Zij barstte in snikken uit en zeide „O, bid met mij, dat God haar doodeO, ik zou zelf wel willen sterven. Ik heb geen pleizier meer in mooie kleeren of juweelen. Ik trek tegen woordig het liefst oude kleeren aan, zelfs op een feestdag. Wat ik eet. smaakt mij niet meer het is mij, of ik er in zal stikken. In mijn hart knaagt een voortdurend' verdriet, dat mij als een vuur verteert. Wanneer hij mij een zak rijst of een pond koffie stuurt, zendt hij het haar ook. want hij is bang, dat zij anders jaloersch wordt. Ja, hij is bang om haar ver driet te doen, haar! Hij denkt slechts aan haar, hij denkt nooit meer aan mijhij weet amper, dat ik verdriet heb. Als ik mij ging beklagen, dan zou hij mij slaan, net zoo lang slaan, tot ik mij stil hield. En waarom? Weet gij het niet? Het is om dat ik oud benik ben bijna dertig jaar, ik ben niet mooi meer en niet meer zoo gezond en frisch als vroeger." Haar klachten en snikken zouden een steenen hart vermurwd hebben. Zij was een toonbeeld van ellende Helaas, zij is niet de eenige. Zulke toonbeel den van ellende vindt men maar al te vaak in de huizen der mohammedanen. (Uit de „Missionary Review of the World"). M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2