Voor eiken dag Mededeelingen. FEUILLETON. Op de vraag „wat hebt gij gedaan?" kan ik echter nu vast een antwoord geven dat ook in zijn beknoptheid meer dan voldoende is om van Mej. Gerlings' arbeid de schoonste verwachtingen te koesteren. Immers springt dit aanstonds in het oog: dat zij met haar kloek verstand sedert geruimen tijd gestaan heeft midden in het praktische leven, juist op zulk een terrein als waarop hare gaven en krachten hier zullen gebruikt moeten worden. Zandvoort krijgt in Mej. Gerlings een in alle opzichten ervaren mede-arbeidster in Gods Koninkrijk. Na verkregen einddiploma Middelbare School voor Meisjes te Arnhem en een verblijf te Hilden bij Düsseldorf, ver toefde Mej. Gerlings te Lausanne waar zij het diploma als onderwijzeres in de Fransche taal verwierf en veel in aan raking kwam met leden van de Eglise libre, niét te ver warren met de z.g.n. „Vrije Gemeente" te Amsterdam, daar de „Eglise libre", die scheiding van Kerk en Staat eischt, zich grondt op de oude geloofsbelijdenis. Malan, Vinet, A. Monod, V. de Pressensé zijn de voornaamste vertegen woordigers dezer „Vrije Kerk." Uit het buitenland teruggekeerd, leerde Mej. G. voor Godsdienstonderwijzeres en behaalde de akte, waarna zij, terwijl haar praktisch werk (catechisaties, geheel-onthouding en wijkwerk) zich uitbreidde, te Utrecht verder studeerde, van Prof. Valeton les kreeg in het Hebreeuwsch, Staats examen deed en aan de Universiteit in de Theologie ging studeeren. Daar deed zij candidaatsexamen om in Groningen haar studie voort te zetten 6n aldaar te promoveeren tot Doctor in de theologie op een proefschrift, getiteld: „De Vrouw in het Oud-Christelijk Gemeenteleven", eene studie waarvan, na enkele maanden, een tweede druk verscheen. Kreeg Mej. G.. als lid van de Ned. Chr. Stud.-Vereeniging reeds eerder de leiding van eenige meisjes-zotnerclubs en kwam zij in de redactie van het weekblad „Eltheto", orgaan van het Utrechtsche Studenten Zendingsgezelschap van dien naam, later heeft zij ook deel uitgemaakt van de redactie van „Omhoog", het Onafhankelijk-Godsdienstig Tijdschrift, om ten slotte de leiding van het Ziekenhuis te Noordwijk aan Zee op zich te nemen, daar eenige catechisatielessen te geven en in den vorigen winter de Godsdienstoefening te leiden voor de Duitsche kinderen, die voor hunne gezond heid aldaar vertoefden. P. M. Verzameld door C. B. Voor opmerkzame hoorders spreekt God op eiken berg een bergrede uit en doet Hij uit elke bloem een zalig spreking hooren. Parker. Ongehuwd te blijven is soms een zegen, soms een on geluk, soms een plicht, soms een zonde, soms een straf. Coley. In de meetkunst is de kortste weg van A naar B een rechte lijn. In ons leven gaat dit vaak anders en is de kortste weg van het eene punt naar het andere vaak een zeer kromme lijn. v. Sandijk. De wereld is mij noch een hemel, noch een hel; ik ben er wel in gelogeerd. Cats. Ook aan de grenzen der hoop moet gij niet wanhopen; God is u het dichtst nabij, als Hij verder dan ver en har der dan een steenrots schijnt te zijn. Lavater. „Men zegt." Deze twee woordjes dooden evenveel dui zenden menschen, als ooit zulks deden de pest, de oorlog of de cholera. Ouida. Geen Christendom zonder Christus. En indien ernstige vromen thans een ideëelen Christus prediken, het is eene advents-kreet voor Zijn volle, heerlijke werkelijkheid. Snellen. Zandvoort. De extra-collectie, 1.1. Zondag voor de Kerk gehouden, heeft f 34.84 opgebracht. Kerkvoogden zeggen vriendelijk dank. Mevrouw Posthumus Meyjes ontvangt Woensdag 15 Augustus. Verloren geraakte Kinderen. Het komt op het strand nogal eens voor dat een kind ongemerkt afdwaalt van zijn ouders of verzorgers en dan is het een heele toer om het verloren schaapje weer te recht te brengen, vooral als het vol is en bij opkomenden vloed alles door elkaar krioelt. 1.1. Zondag vond ik een jongen van 4 jaar angstig huilend en roepend om „Mammie" die hij kwijt was. Zou het niet goed zijn als er een bepaald gedeelte van het strand werd gereserveerd voor zulke kleinen, zooals in Scheveningen ook het geval is? Dan kan men naar die plaats, waar een groot bord duidelijk het doel aangeeft, de kinderen brengen die men verdwaald vindt en zij, die een kind zoeken, weten waar zij het, indien het gevonden is, kunnen afhalen. Dat zou veel angst en geloop en verwarring voorkomen. Natuurlijk moet 'er iemand aangesteld worden die op de gevonden kinderen past tot ze worden afgehaald. Aan de plaatselijke Overheid zij dit voorstel ter over weging en spoedige uitvoering dringend aanbevolen! P.M. Een medisch argument vóór Zondagsrust is: dat de mensch, die haar ontbeert, voor zijn tijd oud en versleten is. Aan de voeten van Jezus. II lk werd ook moe, want ik had geen stoel. Ik stond tusschen de brandende stoof(') en een kast ingeduwd en of ik het warm had En dan, wat gaf ik om die koffiein 't veld met een raap of een wortel in mijn hand dat zou mij beter gegaan hebben. Maar ik durfde niet te klagen, want die mannen spraken hier over God, over Jezus en over heilige dingen; de Heilige Schrift lag daar op tafel en daar werd ook wel eens uit gelezen en daarvoor had ik altijd den grootsten eerbied. Eerbied voor den Bijbel, dat hadden onze ouders er ingeprent. Eindelijk maakte een van de broeders de opmerking, dat Jefke daar over de raven van Elias gesproken had en hij wilde eens weten, wat die zinspeling te beduiden had. Ondertusschen was de koffie gereed en het wittebrood kwam op tafel, dat viel nogal mee; want een boerenknaap is nie.t gewoon aan wittebrood, buiten eet men gewoonlijk bruin, of, zooals de Brusseleers zeggen: zwart brood. Nu zou Jefke zijn zinspeling vertellen en wel op de volgende wijze; Wat ik met die kraaien bedoeld heb, broeders, zal ik u zeggen. Ik heb dit kostuum gekregen, zonder dat ik wist van wie de man, die het mij bracht, zeide, dat het van een goede dame kwam, die gehoord had, dat'ik ziek was, en deze man was, naar hij zeide, gewoon met zieken om te gaan, en ik ondervond dat ook; want hij behandelde mij heel voorzichtig en dat was noodig; want men doet mij soms veel pijn. Hij trok dus mijn oude plunje uit en trok mij dit nieuwe kostuum aan. Er zaten ook een paar scapuliers(s) bij en daaruit verstond ik uit welken hoek de wind waaide. Hij wilde mij ook die scapuliers omhangen, want, zeide hij, ze zijn gewijd. O, zeide ik, hier is alles gewijd wat in huis is. En als gij mij nu die goede kleedingstukken brengt, dan beschouw ik dit als een gave van God en van der menschen goedheid en ik ontvang dat met een dankbaar hart en dan is dit ook al gewijd. Die goede man kondigde mij tevens aan, dat ik een bezoek zou krijgen, niet van die dame zelf, maar van een paar broeders Capucienen. Laat ze maar komen, zeide ik, broeders en zusters zijn hier altijd welkom. Zuster Wanne zou nog eens inschinken en broeder jefke vertelde verder. De broeders Capucienen lieten zich niet wachten, den volgenden dag waren ze daar, twee eerwaarde mannen, met lange baarden. Ze begonnen heel vriendelijk met mij te spre ken. vroegen naar mijn toestand en onderzochten of ik wel de gewijde scapuliers aan had. Ik zeide hun, dat die voor de warmte niet noodig waren. Maar zij merkten op, dat ze niet dienden voor de warmte, maar tot genezing en verdere be scherming. Doch ik antwoordde aan de heeren, dat, als de menschen met zoo'n paar lapjes om te hangen konden genezen, er geen enkele zieke zou overblijven. Kachel. Een scapulier is dat gedeelte van het geestelijke gewaad in de roomsche kerk, welks eene helft de borst bedekt, terwijl het andere over den rug hangt. Het kan ook zijn een lapje gewijde stof. In die beteekenis komt het hier voor. (Slot volgt.) M. F. v. L. (Uit het „Christelijk Volksblad" door F. C.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2