Voor eiken dag.
Mededeelingen.
FEUILLETON.
ting van God, door het aanraken van ons binnenst leven
door den Heilige.
Het „eigene" is dan niet weg uit de „blijdschap". Even
min als de blijdschap zelve verdwijnt door het schouwen
van God, en het hooren van Zijn stem. Want dat is blijdschap.
Maar dat „eigene" wordt anders. Even droef; even een
zaam maar doorweven van Gods nabijheid.
Even blijdeeven eenzaam, omdat „een vreemde" er
zich niet in mengen kan. Maar doorzongen van Gods stem,
die er zich in mengt, omdat Hij geen vreemde meer voor
ons is. Maar „eigen", als „onze" God.
BI. J. A. v. L.
Verzameld door C. B.
Het woord Qods is een schat die toeneemt, wanneer
men er mee omgaat en hem uitdeelt. Vinet.
Wij zijn niet vrij, maar vrij om vrij te worden.
Lynch.
De arme bewijst den gever grooter weldaad dan de gever
den arme. Talmud.
Er zijn heel wat bloemen, die nooit eenige vrucht voort
brengen. Arme bfoemen toch bloemen. Confucius.
Niet de kennis, maar de liefde geeft kunstwerken in.
Brill.
De wereld kan slechts goed worden door de goeden.
Louise van Pruisen.
Drie dingen zijn noodig om een vriend te behouden
hem eeren, als hij aanwezig ishem prijzen, ook in zijne
afwezigheid, hem helpen als hij hulp noodig heeft.
N. N.
Zandvoort.
Alle stukken voor den Zondagsbode moeten, tot
nader aankondiging, worden toegezonden aan Ds. van
Leeuwen te Bloemendaal.
Voor alles wat de kraamvrouwen Ver. aangaat,heeft men
zich voorloopig te richten tot mevr. D. Driehuizen, Hoogeweg.
De naaischool vangt 1 Oct. om 5 uur weer aan.
De e. v. Doopsbediening valt op Zondag 7 October.
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
11-28 Sept. 1917.
Ondertrouwd
P. Bol en J. Hagedoorn.
C. Kerkman en E. Bol.
Getrouwd
J. J. Water en A. C. Milanesio.
J. J. van der Mije en A. H. Bleumink.
Geboren
Regina Maria Caecilia, dochter van H. B. Gransjean en
H. M. A. Reep.
Klaartje, dochter van J. Paap en J. Paap.
John, zoon van M. J. de Zwart en H. M. J. van Hielten.
Margaretha Hermina, dochter van J. C. Drijfhout en M.
A. Pels.
Overleden
J. C. M. Stuffken 43 jr.
GUY DE BRES.
VI
De lijken der beide predikanten bleven eeni-
gen tijd aan de galg hangen en werden daarna
buiten de stad gebracht naar een plaats waar
terechtstellingen vaak plaats vonden. Daar werd
het stoffelijk overschot van Quy de Bres onder
de galg begraven, maar zóó ondiep, dat het
weldra aan de dieren des velds en de roof
vogels ten prooi bleefhet lijk van Peregrin
de la Grange daarentegen werd weder aan de
galg gehangen en door de soldaten met geweer
schoten doorboord.
Guy de Bres heeft uit zijn gevangenis ver
scheidene brieven geschreven, zoowel aan zijn
gemeente als aan zijn vrouw en zijn oude
moeder; enkele daarvan zijn bewaard gebleven.
Van elk dier brieven wil ik wat mededeelen.
Zij zijn allen oorspronkelijk in het Fransch
geschreven.
Allereerst dan een schrijven aan zijn gemeente.
„Lieve Broeders, wat mij bovenal ter harte
gaat is uwe zaligheid, en dat gij altijd stand
vastig blijven moogt in de leer die ik u ver
kondigd heb, daar er geen andere leer der
zaligheid is dan die. Laat het den schapen dan
niet verdrieten hun herder te volgen. Want
door de genade Gods wien toekomt eer en
heerlijkheid volg ik de voetstappen van mijn
goeden Heer en Meester Jezus Christus, zoo
dicht het mij maar mogelijk is. Ziet niet op
degenen, die zich dagelijks van de waarheid
afwenden, wier getal naar ik hoor, zeer groot
is. Zij behooren tot degenen, van welke Christus
gezegd heeft, dat zij het zaad van het woord
Gods in steenachtige plaatsen ontvangen, en
wanneer verdrukking of vervolging komt, wor
den zij terstond geërgerd en laten alles varen.
Dezulken moeten wel weten dat zij Christus
zóó niet hebben geleerddat zij zich maar
herinneren hoe wij Hem hun verkondigd hebben.
Sommigen zullen in het vervolg hun buik
voor hun god hebben, anderen weer de afgoden
en sommigen zullen atheïsten worden, dat is
menschen zonder God. Want de rechtvaardige
oordeelen Gods zullen op zulke verachters van
'zijn woord nederkoinen. Ik zeg dit, geliefde
broeders, terwijl ik heete tranen schrei. Helaas,
helaas, duizendwerf helaas! arm volk van
Valenciennes! wanneer ik hoor hoevelen van
het geloof afvallen en dit is nog maar het
begin dan breekt mijn hart van verdriet.
Helaas, ik zie nu komen datgene wat ik zoo
vaak in mijn preeken hebaangekondigd namelijk,
dat indien een zoodanige afval ook reeds in de
kerk der eerste eeuwen en in het apostolisch
tijdvak plaats vond. het waarlijk geen wonder
is, indien wij in onze dagen iets dergelijks
zien gebeuren. De apostel Petrus, van zulke
afvalligen sprekend, zegt dat hun beter ware
de waarheid nooit gekend te hebben, dan, die
gekend hebbende, zich van het heilig gebod af
te keeren.
„Zoo dan, mijne geliefde broeders, mijne
blijdschap en kroon, zijt standvastig in den
Heer, en weest niet als het riet dat door eiken
wind bewogen wordt, maar vastgeworteld zijnde
in het geloof, doorstaat de beproeving die de
Heer u zendt. Indien gij in de vreeze Gods
wandelt, zal Hij zijn aangezicht tot u wenden
en u bevrijden, uwe vijanden die ook de
zijne zijn omverwerpende, en zal u grooter
vrijheid geven om Hem te dienen, dan ooit te
voren.
„Dewijl ik u dan altijd zeer heb liefgehad en
van uwe zijde menigmaal hetzelfde heb onder
vonden, waarvoor ik u dank. en daar het waar
schijnlijk is, dat God mij thans uit deze arme
wereld wil wegnemen om mij in zijn rust over
te brengen, zoodat gij mij uw vriendschap en
liefde niet langer zult kunnen bewijzenzoo
bid en smeek ik u, dat gij die na mijn dood
aan mijn arme vrouw en kleine kinderen wilt
voortzetten. Want om den Zoon van God en
om uwentwil, is zij thans van haar man beroofd
en de kinderen van hun vader, terwijl zij nog
zoo heel jong zijn. Doet tegenover hen niet
zooals ik het zoo vaak gezien heb bij andere
weduwen en weezen, dat zij eenvoudig aan
hun lot werden overgelaten J1)- En wacht niet
op elkander, maar staat de arme weduwe bij
in hetgeen zij mocht noodig hebben. Indien gij
ondankbaar zijt en mij na mijn dood in mijn
nageslacht vergeet, zal de Heer, de rechtvaar
dige rechter het zien en gedenken. Maar, mijne
geliefden, indien ik zoo spreek, is het niet,
alsof ik u zou wantrouwen, want ik weet en
ben verzekerd dat gij zelfs meer zult doen dan
ik vraag. En daar ik nog andere dingen aan u
te schrijven heb, die u meer nut zullen doen,
zal ik dezen brief hier eindigen. God biddende,
dat het Hem moge behagen u tot het einde te
sterken in de kennis van zijn woord, zeg ik
Amen, Amen, goed volk van Valenciennes. Uit
de stadsgevangenis, in mijn hol, Brunain (J) ge
naamd, 18 April 1567. Adieu, mijne schaapjes,
het ga u wel.
Uw broeder en getrouwe herder, gevangene
om Jezus Christus,
Guy de Bres.
M. F. v. L.
(Wordt vervolgd).
Bij de doodvonnissen van dien tijd behoorde
altijd de verbeurdverklaring van alle goederen.
Van daar dat de weduwe en weezen broode
loos achterbleven, ook al had de Bres hun iets
kunnen nalaten, wat niet eens waarschijnlijk is.
(2) „Brunain" dat is „het donkere hol". Zoo
werd die gevangenis te Valenciennes genaamd,
een afschuwelijk oord, bijkans zonder lucht of
licht en waar een vreeselijke stank heerschte