Uit de Gemeente. Zending. Bloem endaal. Zondag 14 October zullen D. V. de avondbeurten weder een aanvang nemen. Zij zullen beginnen op het sedert jaren gewone uur, n.l. om half zeven. Sommigen, aan wie ik vroeg, waarom zij, bij verhindering tot bijwonen van de morgendienst, niet 's avonds ter kerk kwamen, gaven als reden op, dat half zeven zoo'n ongeschikt uur is. Zouden zij zoo vriendelijk willen zijn het uur op te geven, dat wèl geschikt voor hen is? Wanneer dat aan het kerkbezoek ten goede zou komen, zal ongetwijfeld tot verandering van het aanvanguur van den avonddienst besloten worden. Wij hopen, dat reeds terstond bij het begin der avondbeurten op a.s. Zondag, velen van hun belangstelling zullen blijk geven. Trouw in dit kleine, werkt wonderen. J.A. v.L. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. Geboren Marten, zoon van J. Laan en M. C. Agterberg. Jan Arnaud, zoon van J. van Munster van Heuven en J. C. Bleckman. Getrouwd V. J. P. Huf en K. Dobbelstein. J. A. Insinger en C. L. de Clercq. Overleden R. del Cauho, 73 j. A. Verkooij, 76 j. T. Wuurman, 73 j. Zandvoort. Namen der Gedoopte Kinderen op Zondag 7 Oct. 1917. Evert, zoon van W. Molenaar en A. Zwemmer. Leuntje, dochter van M. Zwemmer en E. Hogendijk. Jan Jacob, zoon van A. van Sluisdam en M. Weber. Dirk, zoon van H. van der Mije en M. v. Duin. Aafje, dochter van P. W. Zwemmer en A. Paap. Cornelis Willem, dochter van J. W. M. Epker en M. v. d. Mije. Jan Frederik, zoon van L. v. d. Mije en J. S. Kampman. Bloemendaal. Mevrouw Hofman. Slecht weer was 't Maandagavond. Regen, die blijkbaar nog niet gerantsoeneerd is. Storm, die met booze handen heen en weer schudde al wat hij grijpen kon. Maar Bloemendaal heeft zich goed gehouden. De kerk was flink bezet. Want velen, en onder hen een groot getal dat er een verre kuier voor over moest hebben, waren vol belangstelling komen luisteren naar de lezing van Mevrouw Hofman, over de zending in Posso. Wat heeft zij boeiend verteld van het zendingswerk, daar in mooi Indië. Hoe groot zijn de moeiten, hoe vele de bezwaren, om met juist inzicht en wijs beleid het Evangelie te brengen aan een volk, dat siddert voor de geesten, die het overal ducht als onzichtbare, almachtige vijanden. Wat in den arbeid der zending nu wel overal als vanzelfsprekend wordt beschouwd, dat men n.l. de ziel van een volk moet kennen, als men het God wil doen kennen en winnen voor Christus - hoe helder heeft Mevr. Hofman de noodzake lijkheid daarvan aangetoond voor een volk als de Possanen. We hebben begrepen, dat zij met huivering eens hun Doodenfeest heeft bijgewoond. Wat 'n dilirium van angst, wan 'n bovenmatige gruwelijkheid brengt zulk een „feest" voor wie dat vieren. En welk een nieuw leven moet het wezen voor den Possaan, als hij uit zijn heidendom, dat is uit zijn angst, wordt verlost, en vrij gemaakt door ge bondenheid aan Christus. Geen wonder, dat mevr. H. het beschreef als een groote feestdag, toen na jaren van schijn baar onvruchtbaar werken, na een preek van haar man over Zacheus, het dorpshoofd opstond, en verklaarde christen te willen worden. Wie de lezing van Mevr. Hofman niet hebben bijgewoond, hebben ongelijk gehad met tehuis blijven. Ze zullen iets van hun schade kunnen inhalen, hoop ik. Want Mevr. H. heeft toegezegd, nog dezen winter terug te zullen komen, om een tweede lezing te houden over den arbeid te Posso. De collecte voor de zending bracht f 100 op. En van de gelegenheid om in de consistorie een brochure en prent briefkaarten van Posso te koopen, werd ongeveer door allen die in de kerk waren, gebruik gemaakt. Deze verkoop bracht op f72.85. Er kwam bij mij nog een gift na van f2.50. Zoodat de „hoorders" van het woord ook „daders" zijn geweest en Bloemendaal een blijde bijdrage leverde tot steun van den grootschen arbeid aan Christus' laatste order: „Predikt het Evangelie aan alle volken". Bi. J.A. v.L. Tijdig, opdat wie zijn kind wenscht te laten doopen, er mede rekening kan houden, deel ik hierbij mede, dat de Doopsbediening niet op 4 November, maar op 28 October zal plaats hebben. J.A. v. L. DAVID LIVINGSTONE. v. Livingstone had een bizonder sterk gestel, anders had hij nooit zoovele jaren, onder zooveel ontbering en vermoeienis, in Afrika kunnen arbeiden. Dat hij oök een onvermoeide looper was, toonde hij op die reis naar Beetsjoeanaland. Daar de trekossen ziek waren geworden, moest een deel van de reis te voet worden afgelegd. Eenige inboorlingen, die zich bij de karavaan hadden gevoegd en niet wisten dat de zendeling hun taal reeds verstond, bespraken onder elkander zijn kracht en uithoudingsvermogen. Hij ziet er niet sterk uit", zeiden zij„hij zal gauw op zijn". Livingstone, in zijn eer aangetast, liep toen dagen achtereen zoo lang en zoo snel voort, dat de negers hem bijna niet konden bijhouden en hun bewondering voor den „witten dokter" niet weinig steeg Met zoo grooten ijver en volharding had Livingstone zich op de taal der stammen, in wier midden hij leefde, toegelegd, dat hij binnen twee jaren hun het Evangelie verstaanbaar in hun eigen taal kon prediken. Daarbij had hij, gelijk ik reeds zeide, door den invloed die van zijn persoonlijkheid uitging, door zijn eenvoud, vriendelijkheid, rechtvaardigheid, en het vertrouwen dat hij in hen stelde, groote macht, hun ten goede, over hen verkregen. Niet weinig werd die invloed versterkt door het feit dat hij arts was en, evenals zijn Heiland, wiens voetstappen hij wenschte te volgen, goeddoende en genezende het land doortrok. Te Kuruman, den zendingspost van Moffat, had hij een reuzen-praktijk. „Ik heb", zoo schreef hij, „patiënten in behandeling die meer dan veertig uur geloopen hebben om mij raad te vragen. Bij de Beetsjoeanen vindt men veel meer ziektegevallen, dan ik gedacht had onder wilde volkstammen te zullen aantreffen. De meest voorkomende zijn slechte spijsverteering, rheumatiek en oogziekten. Ik krijg vaak zeer ernstige gevallen en, wanneer ik reis, wordt mijn ossenwagen niet zelden belegerd door blinden, kreupelen en verlamden. Maar als patiënten zijn zij uitstekend. Alles wat men voorschrijft, wordt strikt opge volgd. En bij operaties zitten zelfs de vrouwen heel rustig, zonder zich te bewegen of te schreeuwen. „Slechts kinderen huilen zeggen zij. En het is een feit, dat de mannen nooit kermen of klagen, wanneer zij pijn hebbenmaar merkwaardig wanneer Gods Geest hun harten aanraakt, dan kermen en klagen zij bitterlijk over hun zonden". Te midden van zijn andere bezigheden had Livingstone nog tijd gevonden om enkele van de schoonste en meest bekende Engelsche gezangen in de taal der Beetsjoeanen over te brengen. „Gij moet niet denken" schrijft hij naar huis, „dat ik dit vertel om er over te bluffen, maar eenvoudig om u te toonen, dat ik langzamerhand iets beter geschikt word voor het groote werk dat God mij opdroeg". Toen hij in 1843, na zijn groote reis, te Kuruman terugkeerde, vond hij daar een brief van het bestuur, die hem machtigde een zendingspost dieper in het binnenland te vestigen. Hij was daarover zeer verheugd en maakte terstond toebereidselen om die zaak ten uitvoer te brengen. De plek werd uitgezocht en de nieuwe post werd gesticht, nadat hij van het stamhoofd verlof daartoe had ont vangen en een stuk grond had aangekocht, waarop een hut, als woning voor den zendeling werd gebouwd. Bij dat bouwen kreeg hij weinig hulp van de inboorlingende vrouwen toch doen daar het zware werk. Beter hulp kreeg hij van Mebalwe, een bekeerden neger, dien hij als evangelist had aangenomen op verzoek van een zendingsvriendin in Schotland. Deze toch had Livingstone twaalf pond sterling gezonden met het verzoek die som te bestemmen voor het traktement van een inlandschen helper en evangelist. Mebalwe werd later het middel in Gods hand om Livingstone van een',wissen dood te redden, zooals ik in een volgend nummer zal verhalen. (Wordt vervolgd). m. f. v. l.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4