Uit de Gemeente.
Zandvoort.
Een naderend afscheid.
Zending.
DAVID LIVINGSTONE.
Allerlei
Wijkverpleging. Gedurende het laatste kwartaal werden
door Zuster Trijntje 703 bezoeken gebracht. Daarvan waren
er 565 voor hulpverleening en verpleging. Dat haar werk
bij zeer velen gewaardeerd werd, heeft Zuster Trijntje telkens
ondervonden niet het minst, toen zij in het begin van
deze maand van hier wegging, om haar taak als wijkzuster
voort te zetten te Breukelen.
Zij is vervangen door Zuster Betsy, die gelukkig reeds
heeft bemerkt, dat Bloemendaal's gemeente het door de
Gemeente-Diacones verrichte werk op prijs weet te stellen.
Wij hopen, dat zij behalve tot hulp, ook tot zegen zal
wezen voor menigeen harer patiënten.
Is ieder, die van de hulp der Zuster gebruik maakt, reeds
lid van onze vereeniging „Wijkverpleging"
BI. J. A. v. L.
Tijdig, opdat wie zijn kind wensch te laten doopen, er
mede rekening kan houden, deel ik hierbij mede, dat de
Doopsbediening niet op 4 November, maar op 28 October
zal plaats hebben.
BI. J. A. v. L.
Zuster Marie van Melle gaat ons verlaten.
Haar ontslapene zuster Sia opvolgende als Besturende
Zuster van ons Diakoniehuis, heeft zij ruim 4'/2 jaar met
groote trouw haar taak vervuld.
Den lsten November a.s. legt zij haren arbeid neder.
Niet omdat het haar verdriet dien langer voort te zetten,
maar omdat zij gevoelt dat haar lichamelijke krachten niet
langer zijn opgewassen tegen haar veelomvattend werk.
Reeds bij de aanvaarding van haar taak opperde zij het
bezwaar dat zij niet sterk genoeg zou blijken en hield zij
hare benoeming een tijdlang in ernstig beraad. Nü heeft
zij de stellige overtuiging dat het beter is dat jongere
schouders zich zetten onder het werk. En, hoezeer het ons
leed doet dat dit besluit moest worden genomen, wij eer
biedigen het en brengen hier openlijk een hartelijk woord
van dank aan Zuster Marie voor al wat zij voor onze
„oudjes" is geweest en heeft gedaan, den wensch uitspre
kende dat zij, terugkeerende naar het Haarlemsche Diako-
nessenhuis om daar, in rustiger werkkring bezig te blijven,
gesterkt worde naar geest en lichaam.
In haar plaats is door den Kerkeraad benoemd Mejuf
frouw J. E. Horstink, Directrice van het Doorgangshuis te
Arnhem, die hare benoeming heeft aangenomen en den
lsten November a.s. in functie treedt.
Vaarwel, gij die van ons gaatEn tot weerziens
En, gij die tot ons komt, wees welkom
Voor ubeiden de bede„de Heer zal uwen uitgang en
uwen ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid."
P. M.
VI.
De plaats, door Livingstone voor zijn nieuwen zendingspost uit
gekozen, lag ten oosten van het tegenwoordige Transvaal en wordt
door hem in een zijner brieven beschreven als „in een heerlijke
vallei gelegen, die wij het middelpunt van onze werkzaamheid hopen
te maken. De berg die zich achter onze woning verheft, heet „Ma-
botsa", dat is „bruiloftsfeest". De Heer verheffe over ons het licht
van Zijn aangezicht, opdat, door over zwakke bemiddeling, velen
van hier tot de bruiloft des levens mogen worden toegelaten. De
inboorlingen hebben geen enkele hoogere behoefte, het zal lang
duren, vrees ik, eer hun hart de dingen die Boven zijn, bedenkt".
Mabotsa het schoone, was niet Mabotsa het veilige. Ér waren veel
leeuwen en Livingstone had daar op een leeuwenjacht een ontmoe
ting met een dezer roofdieren, die bijna een einde aan zijn aardsche
loopbaan had gemaakt. Hij vertelt zijn avontuur op de volgende
karakteristieke wijze in een zijner boeken
„Toen gebeurde er iets, waarover ik later vaak in Engeland ben
ondervraagd en dat ik gaarne voor mij had gehouden om het later,
als ik kindsch geworden ben, aan de kinderen te verhalen. De in
boorlingen rondom onzen zendigspost werden voortdurend door
leeuwen lastig gevallen, die binnen de omheiningen drongen, waar
zij hun vee bewaarden, en de koeien doodden. Zelfs vielen zij de
kudden op klaarlichten dag aan. Daarom ging ik met de lieden mede,
toen zij zich opmaakten om, zoo mogelijk, een dezer roofdieren te
vellen. Wij waren nog niet ver gegaan, toen ik een leeuw op een
rots zag zitten, achter een klein boschje. Ik was zoowat dertig meter
van hem verwijderd, mikte zorgvuldig en schoot miin beide loopen
af. De mannen riepen: „Hij is geraakt! laat ons er heen gaan!"
Maar daar ik den leeuw zijn staart zag bewegen, riep ik„Wacht,
totdat ik weer geladen heb"Nog was ik daarmede bezig, toen ik
een kreet hoorde, en opkijkende, den leeuw zag op het punt van op
mij te springen. Ik stond op een kleine hoogtehij greep mijn
schouder terwijl hij sprong en wij rolden samen op den grond.
„Terwijl hij vlak bij mijn oor woedend gromde, schudde hij mij,
gelijk een hond een rat doet. De schok bracht een verdooving te
weeg, evenals een muis schijnt te ondergaan na het eerste schudden
door de kat en veroorzaakte een soort droomerigheid, zonder gevoel
van pijn of angst, ofschoon ik volkomen bewust bleef van hetgeen
er met mij geschiedde. Zoo iets ondergaan ook patiënten, die maar
gedeeltelijk onder den invloed der narcose zijn. Zij zien wat er
gebeurt, maar voelen geen pijn. Deze vreemde toestand was niet
het gevolg van een werkzaamheid van den geest; de schok ver
nietigde de vrees en maakte dat ik zonder afschuw het wilde dier
kon aanzien. Misschien wordt deze toestand wel in alle dieren ge
wekt, die door roofdieren gedood wordenmocht dit zoo zijn, dan
is het voorzeker een genadige beschikking van den Schepper, die
op deze wijze den doodstrijd verzacht.
„Toen ik mij omwendde om te trachten mij van het zware gewicht
dat op mij drukte een weinig te bevrijden, daar de leeuw een van
zijn pooten op mijn achterhoofd hield, zag ik dat het dier de oogen
op Mebalme, mijn inlandschen helper, richtte, die op een afstand
van veertien meter ongeveer, op hem aanlegde. Hij schoot, doch zijn
wapen, een vuursteengeweer, weigerdeoogenblikkelijk liet de
leeuw mij los, sprong op Mebalme en beet hem in de dij.
„Een andere neger, wiens leven ik als dokter had gered, nadat hij
door een buffel in de lucht was geworpen, stak naar den leeuw met
zijn speer, terwijl hij niet Mebalme bezig was, waarop het roofdier
ook dezen man aangreep; maar op dat oogenblik deden de kogels,
die ik hem had toegezonden, hun uitwerking en viel hij dood neder.
De negers zeiden dat dit de grootste leeuw was, dien zij ooit gezien
hadden. Hij had mij leelijk te pakken gehadhet schouderbeen was
verbrijzeld en versplinterd, terwijl mijn bovenarm nog bovendien elf
beetwonden vertoonde.
De leeuwenbeet geneest moeilijk en de huid doet op geregeld
terug keerende tijden altijd weer pijn. Ik ben er nog genadig af
gekomen."
Ja, dat was hij, maar zijn arm had toch zeer geleden en hij kon
dien tot zijn dood slechts met groote moeite en niet zonder veel
pijn tot de hoogte van zijn schouder opheffen. En wat heeft hij in
die dertig jaren niet gewerkt en doorgemaakt!
(Wordt vervolgd). M. F. v. L.
Verzameld door C. B.
MOED.
Van den uitnemenden Gerhard Tersfeegen wordt het
volgende verhaald. Tijdens den zevenjarigen oorlog was hij
eenmaal op een rit in den omtrek van Duisburg midden
tusschen een Fransch leger geraakt. Men riep hem toe:
„In des duivels naam, halt!" Zijn kalm antwoord was:
„De duivel heeft mij niets te bevelen," en men liet hem
ongehinderd voortgaan.
Denzelfden geloofsmoed als hij, toonde de toenmalige
meest beroemde hoogleeraar van de universiteit te Duisburg,
Johaifn Gottiob Leidenfrost, proffessor in de medicijnen.
Deze werd eenmaal door een Fransch officier met den dood
bedreigd. Toen sprak hij met de grootste onverschrokkenheid:
„Je suis trop chrétien pour craindre la mort, je suis trop
philosophe pour craindre la manière de la mort, et je suis
trop prussien pour craindre les menaces!"