Voor eiken dag. Wanneer zullen wij ook van de Zandvoortsche IJs-fabriek mogen jubelen: „des Zondags gesloten!"? FEUILLETON. gesteld en aan één persoon zich verbonden, in Wien Hij zoo te vinden is, dat niemand kan mistasten. Deze persoon is geen ander dan Christus, in Wien de geheele volheid der Godheid lichamelijk woont, zoodat men Hem nergens anders vindt. Daarom zegt Christus wilt gij in God gelooven, zoo gelooft Mij. Wilt gij dus weten, hoe het tusschen God en u staat, hoe Hij jegens u gezind is en over u denkt, en hoe gij tot Hem kunt komen, vraag dan niet uw eigen hart, noch uw verstand of gedachten, maar zie alleen Christus aan, en hoor wat Hij zegt. Wanneer gij ter harte neemt hoe Hij zich jegens u betoont en wat gij van Hem hoort, dan ontmoet gij zeker God den Vader. Gij hebt Hem gezien, gelijk men Hem zien en kennen moet. Aan Christus ziet gij dat Hij niemand onvriendelijk behandelt, verschrikt of wegjaagt. En gij hoort vriendelijke, troostrijke woorden, zooals Uw hart worde niet verschrikt. Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en beladen zijt. Wie in Mij gelooft, zal niet verloren gaan, en vele zulke woorden meer. Hij is een toevlucht, en heeft bewezen hoe God uw toevlucht is. Verzameld door C. B. Welke uitnemende vrouwen hebben sommige dominé's! Velen van haar maken dag aan dag een levende offerande van zichzelf en droomen er niet van dat ze iets meer doen dan hun plicht. Het is aandoenlijk te zien hoe zij zichzelf vergeten, terwijl ze opgaan in haar echtgenooten, deze buiten de kleine huiselijke zorgen houdende, opdat hun geest zich ongestoord met het heilige zou kunnen bezig houden en boven alles haar eigen moeilijkheden op den achtergrond stellende, terwijl ze met een zonnig gelaat trachten de demonen van neerslachtigheid en vertwijfeling weg te tooveren die dikwijls het heiligdom van een pre dikant overweldigen. In dien dag, wanneer de eersten de laatsten zullen zijn, en de laatsten de eersten, zal de dominé's vrouw vooraan zitten en de dominé zelf mag dankbaar zijn als hij een plaats krijgt vanwaar hij haar zien kan. Het zou voor sommige predikanten niet moeilijk wezen populair te zijn, als zij er toe konden komen het noodige te doen om de menigte te trekken maar zij zijn liever in gunst bij God dan bij de menschen. Zij weten dat wanneer zij minder getrouw waren in het bestraffen der zonde, en minder vrijmoedig om het Woord zonder aanzien des persoons te prediken, zij meer zouden krijgen van de zoetigheden die het deel zijn van den afgod van het publiek. Maar zij doen hun keus verstandiglijk en verkiezen invloed boven populariteit, en den glimlach des hemels boven de de goedkeuring der menschen. Hoe het komt dat de vierkante man zich zoo dikwijls in het ronde hokje moet wringen, terwijl de ronde zich on behagelijk voelt in de vierkante ruimte, is een van die mysteries die niemand van ons, stervelingen, kan door gronden. Abraham Lincoln had een zuiver gevoel van de waarde van den middelmatigen mensch toen hij de naïve opmerking maakte „De Heer houdt zeker veel van gewone menschen, want hij heeft er zoo veel van geschapen". Er zijn sommige predikers die, gelijk visschers, de op pervlakte van de zee afvisschen met een sleepnet. Zij slagen er in een menigte kleine visschen te vangen, Hun werk maakt veel vertooning in de kerkelijke statistieken. Er zijn anderen die hun visch vangen met hoek en lijn, één voor één. Het resultaat van hun arbeid is geen groot getal, maar de weinige visschen die zij ophalen zijn meer waard dan de menigte klein broedsel van anderen. Een leeuwin, die eens door een kat verweten werd dat zij maar één jong voortbracht, antwoordde„Ja, maar die ééne is een leeuw". Pijn en ziekte hebben blijkbaar hun plaats in het plan van het menschelijk levenzij zijn er altijd geweest en niemand is er van uitgesloten. Wij worden „door lijden geheiligd". Een oud schrijver zegt: „God had één Zoon zonder zonde, maar geen enkele zonder lijden". Het physiek kwade is geen absoluut kwaad, het goede kan er uit voort komen en in dat geval wordt het niet weggenomen voordat het zijn werk heeft gedaan. (Uit „Domineestypen"door Rev. Homes Mann.) GUY DE BRES. Ten besluite geef ik nu nog een gedeelte van een zeer langen troostbrief, dien Quy de Bres den 19den Mei. dus kort voor zijn dood, aan zijn oude moeder schreef: Mijn goede en teeder geliefde moeder, wan neer ik overdenk hoe mijn gevangenschap u zwaar en moeilijk te dragen moet vallen, om de groote moederlijke liefde die gij altijd voor mij gehad hebt, dan kan het niet anders of mijn hart wordt van smart doorboord en mijn bin nenste is hevig ontroerd. Ja waarlijk, ik kan nu wel bij ervaring zeggen, dat het zwaar is wan neer moeder en kind moeten scheiden. Maar wanneer ik bedenk hoe oneindig veel zwaarder het is, wanneer een mensch van zijn God scheidt en het eeuwige leven verliest, dan voel ik mij van mijn smart ontheven en zie op mijn roeping en de zaak van den Zoon van God, die ik voor de menschen moet handhaven. Het is mij, als hoor ik Jezus Christus, mijn Meester, die tot mij zegt: „Die vader of moeder liefheeft boven mij, is mijns niet waardig". En dan zegt Hij nog„Voorwaar zeg ik u, zoo wie verlaten zal hebben huizen of broeders of zusters, of vader of moeder, of vrouw of kinderen om mijns naams wil, die zal honderdvoud ontvan gen en het eeuwige leven beërven". Zulke woorden doen mijn hart van vreugde opsprin gen en ik zeg met Paulus„Ik reken alle din gen schade en acht die drek te zijn om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus, mijn Heer". Gij ook, mijn lieve moeder, overwin uw smart door de overdenking van den goeden en heiligen wil van God, die op deze wijze over mij, arm gebrekkig vat wil beschikken, teneinde in mij verheerlijkt te worden. Herinner u, hoe het Gode behaagd heeft mij tot zijn dienst te roepen; kort vóór mijn ge boorte hoordet gij een ltaliaanschen monnik in de straten van Bergen prediken en wenschtet ook een zoon te hebben die het woord Gods zou verkondigen. Welnu, God heeft uw gebed verhoord en mij geroepen om het zuivere en eenvoudige woord van Jezus en zijn apostelen te predikenIndien het Zijn wil is om mij thans uit dit arme en moeitevolle leven tot zich te roepen, dan doet Hij het, terwijl ik nog in den bloei van mijn leven ben, nadat ik reeds veel heb mogen ploegen en zaaien in de ge meente van Zijn Zoon en ook veel vrucht van mijn werk heb mogen zien. En ik weet dat er nog veel zaad, door mij uitgestrooid, in. de aarde als het ware begraven ligt, maar wanneer het door mijn bloed zal zijn bevochtigd, zal het opwassen en heerlijk te voorschijn komen. Wat anders moet ik dan nu wenschen, dan dat de wil van God geschiede en dat ik in den hemel oogsten moge in heerlijkheid en onver derfelijkheid de vrucht van datgene wat ik op aarde in tranen gezaaid heb? ik vertrouw dat de groote schare die ik voor mijn Heer Jezus door het Evangelie gewonnen heb, mijn roem en kroon zal zijn ten laatsten dage. Ik gaden- zelfden weg dien de profeten en de apostelen gingen, ja zelfs de eigen Zoon van God en na hen zoovele martelarenIk weet wel, dat indien ik mijn goeden Heer Jezus wilde verloo chenen, de wereld mij zou ontvangen en ver welkomen; maar God verhoede dat ik mijn Heiland zou prijsgeven om afgoden in zijn plaats te stellen. Ik heb Hem reeds meer dan twintig jaar gediend en nooit heeft Hij mij anders dan goed gedaanHij heeft mij liefde betoond die alle verstand te boven gaat en zichzelf in den dood gegeven opdat ik het eeuwige leven zou hebben. Wat dan Zou ik den levende verlaten om bij de dooden mijn toevlucht te zoeken Zou ik den hemel prijs geven om de aarde te verkiezen, de eeuwige dingen voor de tijdelijke? Hij, die mijn kracht en mijn rotssteen is, beware mij daarvoor en betoone zich mijn schild en verdediger, de kracht van mijn leven in mijn kleinheid en zwakheidWat mij betreft, ik betuig met Mozes, dat ik liever met het volk van God verdrukt wil worden, dan voor een tijd de ge nieting der zonde te hebben, achtende de ver- smaadheid van Christus grooter rijkdom te zijn dan al de schatten der wereldWat zal ik dan zeggen, wanneer mijn God mij zoo groot een wolk van getuigen voor oogen stelt? Ik denk telkens aan mijn Heiland, die zoo groot een tegenspreken der zondaars tegen zich heeft verdragen, opdat ik in mijn ziel niet zou ver flauwen of bezwijken. Is het een kleine zaak zulk eer. Heiland te mogen dienen en volgen, ook in het lijden? Die eer om voor Hem te lijden, geeft Hij niet eens aan zijn engelen. Wie ben ik, om zoo groote eer deelachtig te worden En alsof dat nog niet genoeg was, wil Hij nog bij mij zijn en mij vertroosten. Ik zie Hem in mijn donkeren kerker, zooals Hij het beloofd heeft dat Hij met mij zou zijn al de dagen tot het einde. Als ik dat alles overdenk, is mijn geest van blijdschap en verrukking reeds in den hemel verplaatst. (Slot volgt). M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2