FEUILLETON. Voor eiken dag. Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw DAG worde geheiligd! Heer eenmaal komt, en niet alleen de uitersten, die buiten gewonen van vijf en één talent, maar ook den gewonen mensch vraagtwat deedt gij met uw leven Bij twee talenten wordt door gewoonheid het persoonlijke dof, en om de breede menigte het eigene klein. Het besef slaapt in, dat God ze te leen gaf om winst mee te doen. Het is waarlijk geen regel, dat die twee talenten ontving, er twee andere bij wint. Tegenover Christus gaat het nog telkens, gelijk gebeurde toen Hij te midden van Zijn volk tegenover Pilatus stond. Zijn er onder dat volk niet honderden met twee talenten? Wat is hun veel toevertrouwd. Zij bezitten Gods wet en geboden zij hoorden JeZus en zagen zijn werk. Toch zijn er daar maar twee die hun verantwoorde lijkheid gevoelen, en beseffen waar het om gaat. Dat zijn Pilatus en Judas. Pilatus wascht zijn schuldige handen in onschuld. Judas zoekt den dood. Dat zijn de uitersten. Maar van de anderen, die met twee talenten, met dezelfde voorrechten, gaven en krachten geen enkele die gèvoelt, dat hij hier voor de vraag staat van winst of verlies, woe keren of begraven. Dus staat voor een eeuwigheidskeuze. Dus staat voor God. Hand aan hand met die gevaren, gaat groote heerlijkheid, voor wie de gevaren vermijdt en overwint. Wat is die heerlijkheid Allereerst wat ik wil noemen de heerlijkheid van het persoonlijke. De Heer uit die gelijkenis der talenten, legt de talenten niet voor zich op tafel, om dan de binnengeroepen dienaars te laten nemen, wat ieder wil. Hij maakt geen pakjes, waaruit ze mogen kiezen, wat hun het beste voorkomt.'t Is geen loterij, waarin de eene vijf talenten, de andere twee en de derde één talent trekt. Er is geen noodlot aan het werk, dat geblinddoekt geeft. Maar de Heer deelt de talenten met zorg uit. Hij reikt ze zelf aan ieder over. Hij zegt aan elk persoonlijk, wat Hij van hen wil. Zoo doet God met u. Indien ge twee talenten hebt ont vangen, is dat Zijn persoonlijke gave. Heeft Hij u nooit iets gezegd van uw taak, uw weg, uw werk Er staat zoo prachtig in wat Johannes zegt van Christus' herderschap „hij roept zijne schapen bij name". Wij zeggen een kudde, allemaal eender. Wij kenners! Maar de herder kent ze stuk voor stuk, elk met eigen naam. En naar dat Hij ze „kent", geeft Hij twee talenten. Gij hebt uw dagtaak, uw verzoe kingen, uw omgang met moeilijke menschen, uw kinderen op te voeden, uw vreugde te heiligen, uw leven te winnen zóó dat het blijft. Dat alles kan staan in het licht van Gods glorie. Wanneer ge uw twee talenten ziet als persoonlijke gave van uw Heer aan u. Zoo maakt Hij in den „handel" met uw twee talenten het knechtschap tot kindschap de gebondenheid tot voorspel van heerlijkheid. Met die heerlijkheid van het persoonlijke, hangt nauw samen de heerlijkheid van het verootmoedigende. Wanneer gij hebt verstaan, dat God U twee talenten gaf, zegt ge dus óók mij aangezien, óók mij geroepen. Is dat niet ver ootmoedigend Wat onderscheidt u Wie ben ik, dat Christus mijn deur niet voorbijgaat Al het stralende in Zijn genade, al het machtige in Zijn trouw, al het overstel pende in Zijn zondaarsliefde, al het blijmakende in Zijn verlossersheerlijkheid, is ook voor den dienstknecht aan wien Hij twee talenten gaf. Kan het anders, of dat alles vindt weerslag,, geeft ant woord in uw leven? t Wordt u een eere Hem te dienen. In alles wat Hij u gaf. Ook in alles, wat Hij te dragen geeft. En ge wint bij uw ontvangen talenten twee andere. Want alles groeit, wat niet zichzelve zoekt. Het vraagt enkel ditgetrouw blijven. Evengoed wanneer de storm striemt, als wanneer de zon in haren opgang voorzingt liederen van blijdschap. Altijd dat ééne getrouw blijven- Maar dat ééne is alles. Loon der genade. En dus poort der heerlijkheid. BI. J. A. v. L. Wie distels zaait, moet niet barrevoets loopen. Alban. Spreekw. In God is geen verschil tusschen woord en bedoeling, want Hij is waarachtig. Ook niet tusschen woord en uit werksel, want Hij is machtig. Ook niet tusschen uitwerksel en middel, want Hij is wijs. Pascal. Ongelukkig hij, die zich gelukkig waant! Die zonder het te bemerken of te betreuren, verre van het beginsel van het waarachtige leven voortleeftdie zich een leven getroost zonder beteekenis en zonder doeldie leeft om te leven en niet om te sterven. Vinet. Bijbelsche verhalen in den Talmud. II. Toen Adam honderd-dertig jaar oud was, gewon hij weder een zoon en noemde zijn naam Seth. En Seth leefde honderd-en-vijf jaren en gewon Enos. Daarop begonnen de menschen te vermenigvul digen en werden velen op de aarde. En zij bevlek ten hun zielen doorzonde en opstand tegen God. Hun boosheid en overtredingen vermeerderden dag aan dag. Zij vergaten den Eeuwige die hen gemaakt had en hun de aarde tot een bezitting had gegeven. Zij maakten beelden van koper en ijzer, hout en steen en bogen zich daarvoor om die te aanbidden. Gedurende het gansche leven van Enos bleven de menschen goddeloos. Daarom vertoornde God zich tegen hen en deed de rivier Gihon overstroomen, zoodat zij verdelgd werden. Maar hoewel een derde deel der aarde aldus ver woest was. bekeerden zich de overige men schen niet, maar bleven in hun zondige wegen voortgaan en deden wat kwaad was in de oogen des Heeren. En Enos leefde negentig jaren en gewon Kenan. Kenan nu was een wijs man, die alle dingen verstond, en toen hij veertig jaar oud geworden was, regeerde hij over het geheele menschelijke geslacht. Hij onderwees de menschen en deelde hun zijn wijsheid mede. Hij voorzag dat de menschen om hun voortdurende boosheid zouden gestraft worden, en hij profeteerde aan gaande den vloed dien God over de aarde zou brengen en schreef zijn profetieën op steenen tafelen, die hij in de schatkamer nederlegde. Toen Kenan zeventig jaar oud geworden was, kreeg hij kinderen, drie zoons en twee dochters. Deze beide dochters werden de vrouwen van Lamech, den zoon van Methusaël, den vijfden uit de afstamming van Kain. Ada, zijn eerste vrouw, baarde hem twee zonen, Jabal en Jubal, maar Zilla, haar zuster, was vele jaren onvruchtbaar. In haar ouderdom echter, werd zij de moeder van een zoon, dien zij Tubal-Kain noemde, zeggende: „Nadat ik oud geworden ben, heeft de Almachtige mij een zoon geschonken." Daarna baarde zij nog een dochter, die zij Naëma noemde, welke naam .vreugde in den ouden dag" beteekent. Toen Lamech oud geworden was, werden zijn oogen dof en eindelijk was al het licht er uit verdwenen, en Tubal-Kain, zijn zoon, leidde hem bij de hand, wanneer hij uitging. Zoo geschiedde het eens, toen Tubal-Kain nog heel jong was, dat hij zijn vader buiten in het veld geleidde om te jagen, en hij sprak tot zijn vader: „Zie, daar is een roofdier, schiet een pijl in die richting af." Lamech deed naar het woord van zijn zoon en de pijl trof Kain, die daar in de verte liep en doodde hem. Zoo werd Kain's bloed vergoten, evenals hij het bloed van Abel, zijn broeder, vergoten had. Toen Lamech en zijn zoon naderbij kwamen en bemerkten, dat zij in plaats van een wild dier hun voorvader Kain hadden gedood, begon Lamech zeer te beven en sloeg zijn handen in droefheid en angst hard te samen. Daar hij blind was, zag hij zijn zoon niet en sloeg het hoofd van den jongen tusschen zijn handen, zoo hevig, dat hij hem op slag doodde Toen zijn vrouwen zagen wat hun echtgenoot had gedaan, deden zij hem bittere verwijten en verachtten hem Daarop sprak hij tot haar, zeggende: „Ada en Zilla, luistert naar mijn stem! gij vrouwen van Lamech, neemt ter oore mijne redeVoorwaar, ik sloeg een man dood om mijn wonde en een jongeling om mijn buile, maar ik deed het niet in wreedheid of met opzet. Gij weet dat ik oud ben en grijs en dat mijn oogen blind zijn; bij ongeluk deed ik deze daad, tot wonde en buile voor mij- zelven". Toen werden zijn vrouwen weder met hem verzoend, gelijk ook haar stamvader Adam haar raaddemaar zij baarden hem geen kin deren meer. (Wordt vervolgd). M. F. v. L. Hier is de Talmud in lijnrechte tegenspraak met het Oude Testament, hetgeen wel meer voorkomt en ons verwondert, daar de rabbijnen zulk een eerbied voor de Schrift hadden maar zij waren niet allen kritisch aangelegd en merkten misschien die verschillen niet op. In Gen. 4:22 toch lezen wij: En Zilla die baarde ook, Tubal-Kain, een leermeester van allen werker in koper en ijzer." Dat was hij toch zeker niet als kind geweest!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2