elke Kuyper-hulde en leg ik artikelen, die blijkbaar ge noemde virtuositeit verdonkeremanen of goed praten, aan stonds ter zijde. Maar daar is in dit geval nóg een oorzaak voor. De heer Casimir heeft zijn opstel geschreven in de z.g.n. „vereen voudigde" spelling. En daar gruw ik van. Ik weiger ab soluut iets te lezen dat in het Kollewijnsch geschreven is. Er zijn toch al ergernissen genoeg. En wat er van te zeggen, dat de heer Casimir, die zóó zijn moedertaal verhaspelt, Kuyper roemt om diens taal en de bekoring van diens „Hollands"? Effatha, 28ste verslag van de Vereeniging tot bevordering van christelijke opvoeding en onder wijs voor Doofstomme en Blinde Kinderen en Jonge lieden. Insti tuut gevestigd te Dordrecht. Men zond ons het 28e Jaarverslag van „Effatha", de èenige school in ons land, waar wij voor onze doofstommen een Christelijke opvoeding en Christelijk onderwijs kunnen krijgen. Uit dit verslag blijkt, dat het Bestuur al het mogelijke doet, om het onderwijs op een hoog peil te brengen. Zoo zal het o.m., om de voor het doofst, onderwijs zoo hoogst schadelijke mutatie van het onderwijzend personeel te voor komen, op de kwestie der salariëering de volle aandacht vestigen. Er waren bij het begin van den cursus 191718 52 leerlingen, een getal, dat nog nooit zoo groot is geweest, en dat steeds grooter wordt. En wanneer geen kinderen, die krachtens het beginsel der ouders in „Effatha" behooren, meer om financiëele redenen naar andere instituten gaan, dan zal het getal leerlingen ook hierdoor toenemen. Om een en ander mogelijk te maken, is op een buitengewone Aigemeene Vergadering in April besloten, subsidie aan te vragen. Daar die subsidie echter op den duur niet voldoende zal zijn, is het voor den bloei der Vereeniging en het welzijn der aan haar toevertrouwde doofstommen noodig, dat het aantal leden grooter wordt. De penningmeester spreekt in zijn verslag den wensch uit, dat men om bovengenoemde redenen en met het oog op personeel-uitbreiding en noodige verbouwing „Effatha" ook in zijn testament geder.ke. De andere insti tuten ontvingen van hun vrienden talrijke legaten; laten Effatha's vrienden en vriendinnen bij hen niet achterblijven, maar in hun testament ook zetten „Effatha", Vereeniging tot bevordering van Christe lijke Opvoeding en Onderwijs van doofstomme kinde ren en jongelieden, gevestigd te Utrecht. Het nieuwe hoofd der school, de heer A. A. van Holten, maakt in zijn jaarverslag o.m. melding van een bezoek, dat Redacteuren van verschillende groote bladen aan de school brachten. Zij woonden het onderwijs bijna een geheelen dag bij, en gaven daarvan in hun bladen een uitvoerig verslag. Als Secretaris van de Aigemeene Ondersteuningskas, die zich ten doel stelt on- of minvermogende ouders te steunen in de kosten van onderwijs en verpleging, vraagt de heer Van Holten, wie mee zijn best doet, om het aantal leden daarvan te brengen van 64 op 640. Zestien kinderen worden nu door de kas geholpen en dit aantal zal vermoedelijk reeds dit jaar belangrijk stijgen. Als Bibliothecaris der Blinden-bibliotheek schrijft de heer A. B. v. d. Heuvel, huisvader van „Effatha", dat het getal blindenboeken met 5 vermeerderd werd. Door het stijgen van vracht- en papierprijzen waren dit boekjaar de uitgaven voor de bibliotheek ongeveer f30.— hooger dan de ont vangsten. Wie nader met den inhoud van het verslag wenscht kennis te maken, wende zich tot den Penningmeester der Vereeniging, den heer W. L. B. den Blaauwen, Antonie Duyckstraat 49, 's Gravenhage. De hond geen trekdier, door W.J. Esser, Oud-Goevernements- Veearts in Ned.-Indië. No. 1 der uitgaven van het „Comité in zgke het Trekhondenvraagstuk". 4de Druk. Het Comité in zake het Trekhondenvraagstuk, Secretaris Jhr. W. E. Engelen te Hilversum, heeft een uitnemend werk ve.rricht met de uitgave van den 4den druk dezer brochure, geschreven door iemand die zóó bevoegd is tot oordeelen over het Trekhondenvraagstuk. De schrijver spreekt als zijn overtuiging uit dat de hond niet voor trekdier in aanmer king mag komen, En hij grondt deze meening op de vol gende overwegingen, a. de lichaamsbouw van den hond leent zich niet voor trekdiensten. Stevigheid in ontwikke ling van stelsel en spieren ontbreken; b. De grootte, d.w.z. de hoogte van den hond, staat geenszins in verhouding tot meerdere trekkrachtc. de voetvorming maakt hem onge schikt; d. zijn temperament maakt dat de menschen hem zoo gemakkelijk uitbuiten. En als de trekhonden nu nog maar goed ingespannen en verzorgd werden 1 Maar in den regel is 't daarmede aller droevigst gesteld. Het afjakkeren, honger en dorst laten lijden, aan regen en wind en koude blootstellen van de karrehonden is schering en inslag. En dan de voedselnood in onze dagen Zij de tijd niet verre meer dat de titel van bovenstaande brochure in de wet worde opgenomen als absoluut verbod om honden voor of onder karren te span nen „de hond gèèn trekdier!" Wetenschappelijke Dierenmar- teling, door Felix Ortt, 2de her ziene druk. Electr. Drukkerij Bosch Zoon, Utrecht. Prijs 40 ct. In het zeer orienteerend „Overzicht" waarmede dit ge schrift aanvangt, wordt onomwonden erkend dat, sinds het begin van den strijd tegen de vivisectie, de proeven zelf gemiddeld minder smartelijk zijn geworden voor de dieren dan ze vroeger waren. Evenwelhet aantal dierproeven is ongeveer honderdvoud toegenomen. Bovendien: nog steeds worden er proeven genomen, zóó gruwelijk, dat met recht op menig laboratorium de naam „folterkamer" ten volle toepasselijk is gebleven. Overdreven De schrijver geeft een 44-tal staaltjes, die geen verzinsels zijn, maar feiten, geput uit het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde. Op hui veringwekkende wijze blijkt daaruit wat er thans, in de 20ste eeuw, nog in de laboratoria der wetenschap plaats heeft. Aan konijnen werd 100 milligram cocaine per K.G. lichaamsgewicht ingespoten. Gevolg: krampen, stuiptrek kingen, schreeuwende geluiden, verlamming der pooten. Een hond werd gebrand op zijn kop, opzettelijk daar, omdat hij zich daar niet likken kan tot verlichting van pijn, Een muis werd in een kooi gedurende 4 uur rondgedraaid. Daarna werd 't afgematte diertje afgemaakt om de uitwer king dier vermoeienis op de uitloopers der gangliëncellen na te gaan. Van jonge honden werd de schedelgroei belemmerd. Ze stierven na eenige maanden aan stuipen en toevallen. Van konijnen werden de ooren afwisselend in heet en koud water gedompeld. Hun werden door heet water in spuiting de spieren verzengd. Getracht werd dieren aan elkaar te laten groeien, door 't toebrengen van huidwonden en wonden in de buikholte. Bij een der zoo gekoppelde dierenparen werden de beide nieren weggenomen, waarna ze aan bloedvergiftiging stierven. Een wollen draad, gedrenkt met een emulsie van tuberkel bacillen, werd door een konijnenoog gehaald. Aan jonge honden werd van 2—4 maanden kunstmatig de slaap onthouden. Na 96—120 uren stierven ze dan. Bijziendheid van jonge honden, katten en apen werd verkregen door ze telkens eenige uren met den kop omlaag op te hangen. Een hond, wien stukken rib waren uitgesneden, liet men een half uur achter een fiets aanrennen en later 10 tot 25 minuten loopen in een waterrad. Aan honden die, als zij het warm hebben, met de tong uit den bek loopen, werd de zoodoende te verkrijgen daling der lichaamstemperatuur verhinderd door 't doorsnijden van hun luchtpijp. Dit zijn maar een paar voorbeelden, die duidelijk doen zien hoe gruwelijk en schandelijk tallooze dieren worden gemarteld. En het staat vast dat deze buitensporig wreede proeven in den regel niet eens rechtstreeksch practisch nut voor de geneeskunde hebben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4