De werkgever die van den RUST-DAG een WERE-DAG maakt, heeft 't aan zichzelf te wijten als zijn personeel den WERK-DAG te veel als RUST-DAG gebruikt. Voor eiken dag. Alles wat wij deden, God heeft het gezien. En overal waar wij waren, was Zijn blik op ons gevestigd. God was onze getuige in t huiselijk verkeer, bij den gezelligen om gang, in de eenzaamheid, in het donker van den nacht. En voor Hem ligt alles open. Onze daden en plannen en wenschen en begeerten en neigingen. Maar ook onze beginselen, die lagen achter dit alles. God kent ons zooals we werkelijk zijn. Ontzaglijke waarheid Is het niet om dat alziend oog te ontvluchten Maar waarheen Indien ik opsteeg ten hemel, Gij zijt daaren maakte ik het doodenrijk tot mijn sponde, zie, Gij zijt daar Sloeg ik dageraadsvleugelen uit en liet ik mij neder aan het uiterste der zee, ook daar zou Uwe hand mij gelei den en Uwe rechterhand zou mij vasthouden En zeide ik dat de duisternis mij bedekke en nacht zij het licht rondom mij, ook de duisternis verduistert voor U niet, en de nacht geeft licht als de dag. De duisternis is als het licht Gij, Heer doorgrondt en kent mij Deze zekerheid is mede rijk aan vertroosting. Wie heeft nooit te lijden gehad onder laster en verdacht making, miskenning, nijd en onbillijke beoordeeling? En dan gelukt het ons volstrekt niet altijd ons te rechtvaardigen en te verdedigen, vooral niet als we den schijn des kwaads tegen ons hebben. Hoe troost-vol is dan echter, bij 't innerlijk besef van onschuld, dat beroep op den harten-Kenner„Heer, Gij doorgrondt en kent mij Daarenboven is het niet overeenkomstig onze diep gevoelde behoefte iemand te hebben die ons volkomen verstaat? Telkens zijn wij onszelf een raadsel en we zijn het ook voortdurend elkander. Vandaar zooveel misverstand en verkeerd begrijpen. Ieder mensch heeft iets dat zijn eigendom is in geheel bijzonderen zin dat hij niet kan meedeelen, ook al zou hij het willen. We hebben ons eigen karakter, zooals dat ontwikkeld is onder den invloed van eigen, persoonlijke ervaringen. De eene mensch verstaat den andere alleen maar tot op zekere hoogte. Maar nu wat onmogelijk is bij de menschen, is mogelijk bij God. Hij door-grondt ons, Hij kent ons door-en-door. Hij weet den samenhang tusschen onze daden en ons wezen. Hij gaat te rade met ieders aanleg en geschiedenis en behoeften. En Hij is 't die ons oordeelt én oordeelen zal Daarbij slaat Hij niet één factor over. Hij houdt reke ning met alles, ook met wat wijzelf hebben vergeten. Dit is dus wel volkomen zeker dat Zijn uitspraak vol maakt rechtvaardig zal wezen. Hoe heilzaam tevens is die gedachte „Gijmij Zij houdt ons klein. Laten de menschen ons prijzen en het eigen hart ons vleien, er is geen oorzaak tot roemen voor den mensch, die zich van God doorgrond en gekend weet. Voor hem is er alléén oorzaak tot diepe, diepe ver ootmoediging. Zij geeft ons kracht in dagen en uren van angst en benauwdheid, als alles donker rondom ons is en in tijden waarin we ons eenzaam en verlaten gevoelen. In waarheid zijn we nooit alleen. Want de Vader is met ons. Zij verlevendigt ons vertrouwen op God. Alles wat ons overkomt, overkomt ons van Een, die ons doorgrondt en kent. En Die dus weet wat wij van noode hebben. Onze smart is geen bewijs dat God Zijn aangezicht voor ons verbergt. Onze smart is, evenals onze blijdschap, het bewijs dat God aan ons denkt. Hij weet wat wij behoeven. En Hij geeft wat wij behoeven. Zoowei tuchtiging als lief koozing zoowel strijd als vrede zoowel goed als kwaad. Zij is een krachtige aansporing om voorzichtig te wandelen. Zij is een prikkel tot eerlijke schuld-belijdenis. Zij bewaart ons voor wanhoop aan onszelven. Heb ik God lief? Ik durf niet te zeggen: ,.ja". Ik kan ook niet zeggen „neen". O, mijn God ik geef Uzèlf de beslissing in handen. Zeg Gij het, Heer, die alle dingen weetdie ook van mij alle dingen weet; Gij weet dat ik U liefheb! P.M. Al hetgeen men zegt aangaande God, is meer leugen dan waarheid. Want boven alle spreken is God, en wat men ook zegge van den Heer der Heeren, toch is Hij anders. Tauler. Geen verkeerdere weg tot het geluk dan het leven in de groote wereld: want het heeft tot doel ons ellendig bestaan in een opeenvolging van vreugde en genot te veranderen, waarbij de ontgoocheling niet kan uitblijven, zoomin als bij datgene wat er noodzakelijk bij behoorthet wederzijds elkaar beliegen. Schopenhauer. Velen zijn heden bezeten van de manie om juist dat te doen, wat het leven oppervlakkig, flauw en vervelend maakt, en juist dat alles uit den weg te gaan, wat het diepte en waarde kan verleenen. ROSEGGER. Een hopeloos bedroefde staart menigmaal onafgebroken op het graf zijner levensvreugde, bij de bouwvallen van een tempel, of eener instelling, die hij liefhad, en hij beseft niet, zoo hij zich moedig daarvan af- en omkeert, dat hij achter zich, evenals de weenende Maria Magdalena in den hof bij het ledige graf, de zon eens nieuwen levens zal zien opgaan, veel heerlijker dan hij vermoedt. Prof. Gunning. Hoe hooger onze vreugde in God klimt, des te fijnge voeliger worden wij voor het lijden van anderen, des te meer ontwikkelt zich het geheimzinnig vermogen om hun smarten te raden, des te rijper wordt de tact om snel te begrijpen hoe er gehandeld moet worden en op dat snelle begrijpen het snelle handelen te laten volgen. Wij worden verlost van de draaiziekte om ons zelf, de vreeselijkste ziekte, die er is. Aan de anderen kunnen we veel denken, omdat we niet veel meer aan ons zelf behoeven te denken, terwijl toch juist in de zelfvergetelheid het geheim der rechte zelfbekommering en der rechte zelfopvoeding gele gen is. Prof. Jonker. Reinigt het bloed van Christus? Wij zeggen met innige dankbaarheid ja. En indien men ons vraagt om een bewijs voor deze waarheid, dan is er maar één bewijs, dit, dat het reinigt. En of dit bewijs voor anderen kracht zal hebben of niet, hangt alleen hiervan af, of de persoon die het zegt inderdaad blijkt gereinigd te zijn, ja dan neen. Dit bewijs alleen klemt. Een ander is er niet. Kunnen wij dit niet leveren, dan staan wij machteloos tegenover alle tegenstan ders. En dat er zooveel tegenstanders zijn van deze geze gende waarheid, heeft ongetwijfeld allereerst hierin zijn oorzaak, dat degenen die zeiden dat het bloed reinigde, zeiven niet bleken gereinigd te zijn. Dr. J. H. Gerretsen. Als wij bidden moeten wij niet anders denken dan dat wij voor Gods aangezicht staan en dat God in ons gebed ziet of onze wil geheel naar Hem gericht is en zich geheel aan Hem heeft overgegeven. En is dit zoo, dan roert Hij onzen wil aan met de kracht Zijns Heiligen Geestes. Want in eigen kracht is de wil te zwak. Maar wanneer de god delijke kracht dien beroert, dan wordt hij opgewekt zoodat hij vurig wordt en begeerig. In deze begeerte werkt God zelf; dan spreekt de mensch inderdaad met God en God spreekt waarlijk met de ziel van den mensch. Jacob Böhme.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2