2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 16 Dee. 1917.
Zending.
Ds. P. M. kan a.s. Maandagavond, wegens de plaats
hebbende vergadering van het kiescollege, geen spreekuur
houden.
Mevrouw P. M. ontving met grooten dank van Mevr.
v. W. C. te Heemstede een doos vol wollen goed ter uit-
deeling op het a.s. Kerstfeest aan de daarvoor in aanmerking
komende Zondagsschool-kinderen en van N. N. te Zand-
voort f5.voor de Kerstfeestviering.
Mej. v. d. M. te Zandvoort bracht ons f2.— als hare
vrijwillige bijdrage voor de Diakonie. Als de „gegoeden"
eens allemaal het voorbeeld dezer „eenvoudige" volgden,
wat zou het dan geld regenenMaar wie barmhartigheid
bewijst, is een warmhartig mensch. En aan warme harten
is, ook in Zandvoort, nog grooter gebrek dan aan warme
kachels.
De feugd-commissie van het Ned. Bijbelgenootschap zond
mij haar hartelijke dankzegging voor hetgeen de Zondags
schoolkinderen opbrachten bij gelegenheid van het vierde
eeuwfeest der Kerkhervorming, onder bijvoeging der mede-
deeling dat er in totaal 210 000 exemplaren van liet uitge
deelde boekje „Maarten Luther" zijn gedrukt. „Als we die
allemaal op elkaar zouden kunnen leggen", schrijft de
Commissie, „zou de stapel hooger worden dan de St.
Pieterskerk te Maastricht".
Een 300 exemplaren zijn te Zandvoort uitgedeeld.
De wijkzuster ontving voor het gebruik van het Diakonie-
wagentje van de familie Z. f 1
Maandverslag der wijkverpleging over November, ^patiën
ten werden van 13 keer daags verpleegd en ontvingen
te zamen 482 maal hulp.
Negen hunner behoorden tot de Ned. Herv. en drie tot
de R. C- Kerk.
Eene patiënte werd naar Haarlem vervoerd en in 4 ge
vallen werd plotselinge hulp ingeroepen.
Tot 6 Januari is er geen gelegenheid voor kerkelijke
huwelijks-inzegening.
Den administreerenden Diaken, den heer H. C. Voet, werd
door N. N. een gift van f25.— ter hand gesteld voor de
Diakonie en de wijkverpleging, onder toezegging eener
jaarlijksche bijdrage van f5.—.
Gelukkig dus nóg een warmhartige
De heer A. de C. te Aerdenhout zond mij, als vrijwillige
bijdrage, f 10.—.
De niet-verhuurde zitplaatsen in de Kerk zijn in den
avond-dienst vrij.
De catechisaties van Maandagavond worden déze week
niét in de consistoriekamer maar in „Ons Huis" gehouden.
Zegt het voort
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
Geboren
Anna Elisabeth, dochter van Jhr. F. Tedingvan Berkhout
en A. M. J. van Marle.
Gerrit, zoon van S. Zwemmer en H. Koper.
Sijtje, dochter van M. Keur en D. Keur.
Overleden
M. Koper, 73 jr.
Bloemendaal.
Spreekuur. Woensdag 19 December kan Ds. Van Leeuwen
geen spreekuur houden.
Attestatie is gevraagd naar Utrecht door Adriana Hooge-
woningnaar Enschede door Gijsbert Lodder en Roelina
llbina Postmanaar Santpoort door Dirk van den Berg en
Catharina de Koe.
Zondag 12 December zijn gedoopt:
Jelle Hendrik, zoon van H. Hilgeman en J. Huisman.
Willem, zoon van W, Beunder en C. J. Kroese.
Marten, zoon van J. Laan en M. C. Agterberg.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Geboren
Martinus Wilhelmus, zoon van F. Versteeg en W. C.
Uilenbroek.
Johan Alexander Leonard, zoon van G. A. L. Kennis en
E. J. Stikker.
Adrianus Petrus, zoon van P. Th. Vogel en A. Pieters.
Annie, dochter van B. M. de Vries en A. C. Knipper.
Ondertrouwd
H. Buimer en H. Bosch.
Overleden
A. de Vos, 51 j.
A. C. Schornagel, 89 j.
R. de Boer, 42 j.
M. Herben, 37 j.
D. J. Meister, 17 j.
DAVID LIVINGSTONE.
XII.
Groot was de teleurstelling van Livingstone toen hij te Quilimane
de tijding uit Engeland ontving, dat het Londensche zendingsge
nootschap niet over de middelen beschikken kon om zendelingen
naar de door Livingstone geopende streken van Afrika te zenden.
Helaas, de zending werd toen, nog veel minder dan nu, van groot
en overwegend belang geacht en zendingsgenootschappen tobden
toen, als nu, steeds met tekorten.
Livingstone besloot toen naar Engeland terug te keeren en zag de
zijnen in December 1856 weder, na een scheiding van meer dan
vier en een half jaar. Met groote eerbewijzen werd de eenvoudige
zendeling in Engeland ontvangen, eerbewijzen die dubbel verdiend
waren Niet slechts het eerelidmaatschap van tallooze genootschap
pen, maar ook het eereburgerrecht van de voornaamste steden werd
hem aangeboden, terwijl de Koningin hem in audiëntie ontving.
Hij wist, eer hij weder in Maart 1858 naar Afrika terugkeerde,
ditmaal tot zijn groote blijdschap van zijn vrouw vergezeld, het
Londensche zendingsgenootschap en dat van de hoogescholen Oxford
en Cambridge te bewegen zendelingen naar de Makololos te zenden,
ten einde het werk weder op te vatten dat door de Boeren ver
stoord was en andere zendingsposten aan de Zambezi te stichten.
Hij zelf werd tot engelsch consul van Quilimane benoemd en ver
trok als leider van een expeditie, die tot doel had Oost- en Midden-
Afrika te onderzoeken en vooral middelen te beramen en in het
werk te stellen tegen den slavenhandel.
Het zou ons te ver voeren, wilden wij ook de lotgevallen van
deze reis, die zes jaren duurde Livingstone keerde in Juli 1864
voor de tweede en laatste maal in Engeland terug en waarin
wederom veel van het donkere werelddeel ontdekt werd, in bijzon
derheden nagaan. Zij was voor Livingstone in dezen zin onvergetelijk,
dat hem toen de zwaarste slag zijns levens trofhet overlijden van
zijn teeder geliefde vrouw, in April 1862. Zij bezweek aan de moor
dende afrikaansche koortsen.
In zijn dagboek schrijft de arme weduwnaar: .Het is de eerste
zware slag die mij in mijn leven getroffen heeftEn ik ben
alleen gelaten door haar, die ik voelde dat één met mij was. God
erbarme zich over de arme kinderen, die haar zoo innig liefhadden
O, Mary, mijn Mary, hoe dikwijls hebben wij er naar gesnakt een
eigen, rustig thuis te bezitten, sedert gij en ik te Kolobeng ons huis
verwoest zagen en van elkaar gescheiden werden 1"
Diep werd het hart van Livingstone ook telkens op deze reis
geschokt, door de afschuwelijke tooneelen van den slavenhandel,
waarvan hij getuige was
Hij schrijft: „Lijken drijven ons voorbij; des morgens moeten de
raderen van onze stoomboot hij had een boot uit Engeland mede
genomen voor de rivieren en meren van de lijken worden ont
daan, die er gedurende den nacht in zijn gaan vastzitten." En
wederom: „Waarheen wij ook wandelden, overal lagen geraamten,
sommige nog in hun hutten, andere onder boomen of tegen de
rotsen aan. Anderhalf jaar geleden bezochten wij deze vallei en toen
was zij goed bevolkt en thans had de slavenhandel haar tot een
vallei vol doodsbeenderen gemaakt. De helft der bevolking was ver
moord, de andere helft als slaven weggevoerd."
Wordt vervolgd). M. F. v. L.