Ingezonden „HERVORMINGSFONDS-PEMBAROEAN' (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) NATIONAAL FONDS GESTICHT TER GELEGENHEID VAN HET VIERDE EEUWFEEST DER HERVORMING BeschermvrouweH. M. de KONINGIN. Amsterdam, November 1917. L. S. Achter ons ligt de viering van het vierde eeuwfeest der Hervorming, en wij gaven uiting aan onze dankbaarheid jegens God voor den zegen, dien Hij èn ons persoonlijk, èn de Gemeente des Heeren, èn ons volk als natie, ja de geheele wereld in en door de Hervorming schonk. Na machtigen strijd werd ons de vrijheid veroverd God te dienen naar de uitspraak van ons geweten,- aan de Gemeente des Heeren werd de Heilige Schrift als richtsnoer en leidstar haars levens ge schonken. En in dien strijd om vrijheid van geweten heeft ons volk onder de van zoo groote zelfopofferende liefde getuigende leiding van den Vader des Vaderlands zijn staatkundige vrijheid bevochten. Maar niet alleen voor ons, ook voor de geheele wereldgeschiedenis is de Hervorming van de grootste beteekenis geweest. Hare beginselen werken nog door op allerlei gebied. Wanneer wij ons indenken in hare beteekenis voor ons persoonlijk, voor onze kerk, voor ons volk, voor de wereld, dan gevoelen wij den drang in ons om onze dank baarheid om te zetten in een daad. Laat ons dat dan ook doen. De Heer heeft ons in vele opzichten boven veel volken bevoor recht. Wij denken nu niet in het bijzonder aan de tegenwoordige tijdsomstandigheden, hoewel zeer zeker de zegen des vredesopzich zelf reeds voldoende beweegreden zou mogen zijn. Gode een offer der dankbaarheid te brengen. Wij hebben nu in het bijzonder het oog daarop, dat aan ons de zorg voor de Oost- en West-Indische volken is toevertrouwd. Wij hebben tegenover hen een goddelijke roeping. Hoe komen wij die roeping na? Wij hebben aan Oost- en West-lndië veel te danken. Zij hebben onze beteekenis belangrijk doen toenemen. Maar zijn wij hun ten zegen geweest? Het is een grootsche taak, die God ons volk op de schouders heeft gelegd, maar hoe hebben wij ons daarvan gekweten? En hoe kwijten wij ons nu daarvan? Zoo, dat Gods naam daardoor wordt verheerlijkt, zoo, dat die volkeren God danken kunnen, dat wij geroepen zijn geworden hunne voorgangers, leidslieden en verzorgers te zijn? Dikwijls wordt gesproken van een eereschuld tegenover Indië. Wij roepen U nu op om uit dankbaarheid voor hetgeen God ons in en door de Hervorming gaf een stukje van die eereschuld af te doen. Indië ontwaakt. De strijd der geesten is begonnen, een vreedzame en minder bloedige strijd, dan wij te voeren hadden, maar toch een strijd. De boeien, die de Indische geesten gekluisterd houden, zijn van geheel anderen aard, dan die onze vaderen hadden te verbreken, maar toch zijn het boeien. Meer en meer openbaart zich bij de In dische volken een machtige begeerte naar meer ontwikkeling, meer kennis, meer zelfstandigheid, naar ontplooiing van hunne gaven en talenten op allerlei gebied. Zij willen ook zich zelf zijn, en worden. Ons volk, dat zelf zoo'n moeilijken en bitteren strijd heeft moeten voeren, kan tegenover dit streven niet onverschillig staan. Integen deel, dit eerste ontwaken is door ons volk met blijdschap en met liefde en sympathie begroet. Maar hoezeer wij ons ook daarover verheugen, wij moeten ons daarvan wel bewust zijn, dat deze be weging ons nieuwe verplichtingen oplegt. De volkeren in onze overzeesche gewesten maken een geweldige, vooral ook geestelijke crisis door. De invloed der Europeesche cultuur werpt oude godsdiensten omver en verandert de gedaante der volken. Dat is een grootsch gebeuren, maar vol ernstig gevaar. De Euro peesche cultuur op zichzelf geeft geen voldoenden inhoud aan het leven van een volk. Ook moet de begeerde associatie tusschen Oost en West niet tot stand komen aan de oppervlakte van het cultuur leven, maar in de diepte van het geestelijk leven; het beste van ons geestelijk bezit moeten wij geven, in het bijzonder aan de opgroeiende intellectueele jeugd van Oost en West. Daarom is ter blijvende herinnering aan het vierde Hervormings eeuwgetijde een Stichting in 't leven geroepen, die tot doel heeft allen Christelijken arbeid te steunen, die beoogt de opheffing en ontwikkeling der jeugd en jongelingschap in onze Overzeesche ge westen in het bijzonder om hen te behoeden voor de gevaren van intellectualisme en rationalisme, en die den naam draagt van „Her vormingsfonds Pembaroean"2). Op welke wijze die steun het best kan worden verleend, hangt natuurlijk geheel van tijd en omstandigheden af Wat thans daartoe dienstig is, behoeft zulks nog niet in de toekomst zijn; ook zullen in de toekomst telkens nieuwe behoeften ontstaan. Thans is op dit gebied veel te doen. Zoo zijn hospitia voor stu- deerende inlanders zoowel in Indië als in Nederland dringend noodig. Er zijn er reeds drie op Java, die in een groote behoefte blijken te voorzien, maar dit aantal moet noodzakelijk worden uitgebreid. Be vordering van het Hotlandsch-inlandsch onderwijs is eveneens van het grootste belang. Zoo zou het ook een uitnemende zaak zijn, indien dank zij gelde- lijken steun door het fonds verleend een man van hooge ontwikke ling en met liefde vervuld, kon worden uitgezonden, die den Javaan zou kunnen tegentreden, met een volledige kennis van het eigen leven en denken van den inlander, door dien afgevaardigde, dank zij historische studie, in hun wording wellicht beter begrepen dan door den Javaan zelf, en die tot taak zou hebben èn door persoonlijken omgang èn door samenstelling van goede Javaansche litteratuur con tact* te zoeken met de studeerende inlanders en hen op te wekken tot de studie der diepere religieuse vraagstukken. Ook de verwaarloosde jeugd vraagt onze liefde. Hoeveel wordt er in ons land niet gedaan, om de jeugd die dreigt onder te ^ian de helpende hand toe te steken. Ook op dit gebied is in Oost en West veel te doen. Het is het doel van het fonds, om ook al dergelijken arbeid in de Koloniën te steunen en te bevorderen. Om dit doel te bereiken is veel geld noodig. De rente van een fonds van f 500.000,— zal nauwelijks in al deze behoeften kunnen voorzien. Wij willen ons niet aan voorspellingen wagen, maaralleen de hoop uitspreken, dat het Nationale fonds een welsprekend getuige nis zal afleggen van de dankbaarheid onzes volks, voor hetgeen God ons in en door de Hervorming schonk. Wij roepen daartoe ook Uwe krachtige medewerking in. Iedere gift is ons welkom, iedere groote, maar ook iedere kleine. Moge het inderdaad een Nationaal fonds zijn. Drage een ieder naar zijn beste krachten daaraan bij. De Collecte-Commissie voor het HeRVORMINOSFONDS-pembaroean E. RENÉ VAN OUWENALLER, Voorzitter, Heerengracht 366 (Bijbelhuis), Amsterdam. Mr. Dr. C. F. SCHOCH, Penningmeester, Kerkstraat 252, Amsterdam. Dr. N. ADRIANI. Station-De Bilt. Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN LOHMAN Jr., Heerengracht 414, Amsterdam. Dr. H. C. RUTGERS, „Hardenbroek", Driebergen. Th. RUYS Jr., Secretaris, Binnenkant 28, Amsterdam. Deze collecte wordt gaarne aanbevolen door Prof. Dr. W. J. Aalders, te Groningen. G. C. Baron van Asbeck, lid der Alg. Rekenkamer, te 's Gravenhage W. D. H. Baron van Asbeck, Ond-Gouverneur v Suriname, te Haarlem Ds- P. E. Barbas JAzn., Voorzitter van het Comité voor Ned. Zendings conferenties, te Haarlem Jkvr. H. B. de la Bassecour Caan, te 's Gravenhage Prof. Dr. H. Bavinck, Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te Amsterdam Mr. L. W. C. van den Berg, Lid van de Eerste Kamer der Staten- Generaal, Burgemeester, te Delft Mr. H. de Bie, Lid der Arr. Rechtbank, te Winschoten A. Bierens de Haan, te Haarlem W C. Bonebakker, Directeur der Kol. Bank, te Amsterdam Jhr. Mr. J. W. G Boreel vaii Hogelanden, Lid der Ged. Staten van Noord-Holland, te Velsen Hends. Bos Kzn., te Rotterdam Jhr. Mr. P. A. J. van den Brandeler, Procureur-Generaal bij het Ge rechtshof, te 's Gravenhage Dr Joh. C Breen, Adjunct-Archivaris, te Amsterdam Ds. W. Breukelaar, Secretaris v. h. Christelijk Comité voor Indië, te Zaandam Dr. A. M. Brouwer, Rector der Zendingsschool, te Oegstgeest Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen, Refer, bjh Dep. van Binnenl. Zaken, Lid van de Prov. Staten van Z.-H., te 's Gravenhage Dr. J. R. Callenbach, Predikant, te Rotterdam H. Colijn. Oud-Minister van Oorlog, Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te 's Gravenhage Dr. J. A. Cramer. Voorzitter v. d. Utr. Zendingsver., te's Gravenhage A. Baron van Dedem, Lid der Ged. Staten v. Overijsel, te Zwolle Prof. Mr. P. A Diepenhorst, te Amsterdam Mr. H J Dijckmeester, Comm. der Koningin i/d Prov. Zeeland, te Middelburg Prof. Dr. Is. van Dijk, te Rozendaal (G) Jhr. Mr. A. A. van Doorn van Koudekerke, Burgemeester, te Vlissingen W. F. C. Druyvesteyn, te Amsterdam Mej. L. C. A. van Eeghen, Presidente van het Jonge Vrouwengilde, te Amsterdam S. P. van Eeghen, Pres. v. d. Kamer v. Koophandel en Fabrieken, Lid der Provinciale Staten v. N.-H., te Amsterdam Tyo H. van Eeghen, te Aerdenhout Mevr. A. M. M. Everwijn Lange—Doeff, Presidente v. d. Ned. Ver. ter behartiging van de belangen der Jonge Meisjes, te Driebergen Prof. Mr. D. P. D. Fabius, Lid der Prov. Staten van N.-H., te Amsterdam Dr. F. J. Fokkema, Zendingsdirector (Ned. Zend. Gen Utr. Zend. Ver., Rijnsche Zending, Sangi- en Talaud-Comité), te Leiden Ds N. A. de Gaay Fortman, te Amsterdam Jhr. Mr. D J. de Geer, Lid v. d. Tweede Kamer der Staten-Generaal en van Gedep. Staten v Z.-Hte 's Gravenhage Ds. A. de Geus, Voorzitter van de Unie „Een school met den Bijbel", te Lemmer Dr. F. van Gheel Gildemeester, Predikant, te 's Gravenhage Ds. G van der Giesen, Voorzitter v/h Ned. Zendelinggenootschap, te Rotterdam Jhr Mr. Dr. N C de Gijselaar, Lid v. d. Eerste Kamer der Staten- Generaal, Burgemeester, te Leiden Mr. A. de Graaf, Inspecteur van den Centraal-Bond van Christelijk- Philanthropische Inrichtingen, te Utrecht Ds. C F. Gronemeijer, Seer. v;h Ned. Bijbelgenootsch., te Utrecht Dr J. H. Gunning Wzn.. Oud-Districts-Schoolopziener. Lid der Prov. Staten van Noord-Holland, te Hilversum

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4