Zending. Allerlei. Financieel Verslag, Kerstfeest Vrouwenkrans 1917. De Kerstlijst heeft tot zeer groote dankbaarheid opge bracht de somma van f96.50. Aan postwissels nog ont vangen van J. G. v. d. V. Overveen f 10.Mej. v. W. C. Haarlem f2.50. Te samen f109. Daarvan werd aan 31 vrouwen uitgereikt een noodig kleedingstuk, 1 rookworst, 1 pakje cacao, 1 pond suiker en Vs P' boter. Dat deze gaven in deze dagen dubbel welkom zijn be hoeft geen betoog. Vooral onzen hartelijken dank aan de milde gevers en geefsters die zulk een uitdeeling mogelijk hebben gemaakt. Penningm. C. PFUNDT. Maandverslag „Wijkverpleging over December". In deze maand werden 13 patiënten verpleegd van 1—3 maal daags; zij ontvingen te zamen 317 keer hulp. 8 hunner behoorden tot de Ned. Herv. en 5 tot de R. C. Kerk. In zes gevallen werd plotselinge hulp gegeven en 2 patiënten werden naar Haarlem vervoerd. Jaarverslag „Wijkverpleging over 1917". Dit jaar werden 145 patiënten van 1—3 maal daags ver pleegd, die te zamen 4861 keer hulp ontvingen. Daarvan behoorden 114 patiënten tot de Ned. Herv., 28 tot de R. C. en 3 tot de Israëlische Kerk. Naar Haarlem werden 12 patiënten vervoerd en 2 naar Amsterdam. Elf overleden patiënten werden afgelegd, in 59 plotseling voorkomende gevallen werd hulp verleend en 11/2 nacht gewaakt. In 33 weken werden 129 kinderen gewogen en het aantal bezoe ken van belangstellenden, maatSchappelijken en anderen aard, bedroeg 438. D. BRONDERS, Wijkzuster. DAVID LIVINGSTONE. XIV. Toen het was in den zomer van 1871 en Livingstone was reeds zes jaar in Afrika kwam de gedachte in het hoofd en hart van den heer Gordon Bennett, den ondernemenden eigenaar van het blad de „New York Herald" op, dat Livingstone gezocht en gevonden moest worden. Hij was toen in Parijs en telegrafeerde aan een der bekwaamste en voortvarendste correspondenten van zijn blad, den heer Henry Stanley, die op dat oogenblik in Madrid was, om bij hem te komen. Stanley begaf zich oogenblikkelijk naar Parijs, kwam daar 's ochtends vroeg aan en vond den heer Bennett nog in zijn slaap kamer. Nadat zij elkander gegroet hadden, viel de heer Bennett dadelijk met de deur in huis. Hij vroeg„Stanley, zou Livingstone nog leven en waar zou hij zijn?" „ik weet er niets van." „Wilt ge hem gaan zoeken?" -Ja, wanneer?" „Nu dadelijk". „Wat mag het kosten? Weet ge wel, dat zulk een expeditie naar het binnenland van Afrika reusachtig duur is?" „Dat kan mij niet schelenge hebt onbeperkt crediet, als ge hem maar vindt. Goed succes. Adieu!" Daarmede was het gesprek afgeloopen en Stanley vertrok onmid dellijk naar Afrika, organiseerde zijn expeditie te Zanzibar en trok het binnenland in. Den 3den November 1871 kwam hij te Ujiji, een stadje aan de kust van het Tanganykameer gelegen, waar hij, volgens informaties onderweg opgedaan, vermoedde dat Livingstone zich, indien hij nog in leven was, misschien zou ophouden. Toen hij met zijn karavaan dragers en gewapende escorte die de Amerikaansche vlak ontplooide onder saluutschoten het stadje binnentrok, zag hij te midden van een groep Arabieren een blanken man met een grijzen baard staan, die een marinepet met verbleekten gouden galon droeg. Dat moest Livingstone zijn en Stanley stond op het punt hem tegemoet en in de armen te snellen, toen hij bedacht dat zulk een uitbundige gevoelsuiting op de omringende Arabieren, die altijd gewoon zijn hun gevoelens onder groote deftigheid te verbergen, een zeer slechten indruk zou maken. Hij trad dus langzaam op den beroemden reiziger toe, boog en zeide „Dr. Livingstone, niet waar waarop deze, die zeer goed het doel van deze deftige begroeting begreep, glimlachend „Ja", antwoordde. „Goddank, dat ik u ge vonden heb", was alles wat Stanley, die zeer ontroerd was, toen kon uitbrengen. Daarop gingen zij te zamen naar Livingstone's hut en konden daar voor elkander in de eenzaamheid hun hart uitstorten en naar het verhaal van elkanders lotgevallen luisteren. Wat had Stanley daarenboven veel te vertellen van Europa Van den fransch-duitschen oorlog met den val van Napoleon III en de overgave van Parijs, had Livingstone nog niets vernomen 1 De weinige maanden die Stanley bij Livingstone bleef, waren voor dezen laatste een vroolijke lichtstraal in die donkere laatste jaren. Voor Stanley zelf was deze reis in menig opzicht beslissend. De omgang met den edelen christen deed hem het ware christendom kennen en achten en liefkrijgen en het verblijf in Afrika deed den lust naar verdere ontdekkingstochten in het donkere werelddeel ontwaken, waardoor hij later zulk een beroemd Afrikareiziger ge worden is, die o.a. van 1874-'77 geheel Afrika doortrok en den loop van den Congo ontdekte. Stanley verliet Livingstone, die thans zijn vriend geworden was, in Maart 1872, nadat hij hem een flinken voorraad goederen had gegeven en beloofd had dragers hem te zenden. Dezen kwamen ook werkelijk na eenige maanden, meerendeels beproefde, trouwe mannen, door Stanley zelf uitgekozen, en Livingstone begon zijn laatsten tocht, naar het meer Bangweolo. Maar hij was niet meer de krachtige man van vroegerzijn oude vijand, de dysenterie viel hem weder aan en sloopte hem meer en meer, terwijl de tocht buitengewoon moeilijk en afmattend was vanwege den voortdurenden plasregen en de moerassen, waardoor men moest waden. Wordt vervolgd). M. F. v. L. ER IS GEEN ZON. Een zwaluw had zich eens aan haar vleugel bezeerd en was in een boschje gekropen, om daar wat op haar ver haal te komen, 's Nachts kwam stil een mol uit den grond, en het zwaluwtje, dat maar niet kon slapen, begon een gesprek .en vertelde, hoe daar hoog boven hen daags de heerlijke zon schitterde en straalde. Maar toen de mol later alleen was, kon hij 't maar niet uit zijn gedachten zetten, dat er zoo iets buiten zijn hol kon bestaan. Om van zijn twijfel verlost te worden, ging hij eens naar den uil en droeg hem de zaak voor. Maar de uil schudde zijn hoofd en zei„Er is geen zon in mijn boomholte heb ik haar nog nooit gezien". Dat was de les, die de lichtschuwe uil aan de onder- aardsche mol gaf. Maar in de blauwe lucht jubelde de genezen zwaluw de zon tegemoet. VERKORTING VAN DEN ARBEIDSDAG EN DRANK. Maar, ik heb niet zonder een pijnlijk gevoel het argument gehoord Wat zal de arbeider met zijn ledigen tijd aanvangen Weet gij zeker, dat hij dien goed zal gebruiken Ja heel zeker hij zal daar een goed gebruik van maken. Men spreekt van alkoholisme. Ik behoor tot hen, die zich met dit vraagstuk der sociale hygiëne bezig houden, maar, ik heb mijne overtuiging niet alleen uit ministriëele akten, maar uit een twintig jaar lange dagelijksche studie geput. Nu, wij constateeren, dat juist in industrieën met korten werktijd het alkoholisme het minste ontwikkeld is". Uit een rede over den tienuren-werkdag van L. Bourgeois, als minister van arbeid in Frankrijk. BIDT ZONDER OPHOUDEN. Een beroemd musicus was als het ware onafscheidelijk van zijn muziekinstrument; hij zeide: „Als ik de piano één dag laat rusten, bemerk i k het, laat ik ze twee dagen staan, dan bemerken mijne vrienden het, en na drie dagen, dan kan het geheele publiek het bespeuren". Zonder twij fel beschreef hij zijn ondervinding nauwkeurig; alleen door voortdurende oefening kon hij zijne vlugheid van spelen bewaren. Ge kunt er zeker van zijn, dat het evenzoo met het ge bed gesteld is. Indien deze heilige plicht veronachtzaamd wordt, zelfs voor korten tijd, zal het persoonlijk verlies groot zijnindien de nalatigheid voortduurt, zullen onze naaste vrienden eenen achteruitgang in ons leven bespeuren, en indien wij lang aan deze zonde toegeven, zullen ons karakter en onze invloed er zeer door lijden. Om meester te zijn van het mysterie des gebeds, moet men bidden ten allen tijde, bij elke gelegenheid, bidden „zonder ophouden". Een christen mag niet minder vertragen in het gebed, dan de musicus zijn piano mag laten rusten het gebed is de ademhaling van den geestelijken menschwee hem, die hierin de kort schiet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 4