Voor eiken dag. Rust op Zondag, niet door arbeid gedurende de weekdagen voorafgegaan, is geen rust, maar ledigheid - Mededeelingen. FEUILLETON. hun kinderen klagen, zeggen „wij begrijpen niet hoe het komt, dat onze kinderen zoo zijn wij hebben hun toch altijd het goede voorgehouden." Voorgehouden, ja, maar zijt gij ook voorgegaan? of verwacht gij, dat uw kinderen den goeden weg zullen gaan dien gij hun wijst, terwijl gij zelf achterblijft? Er zijn ouders, die hun kinderen naar de kerk zenden, terwijl zij zeiven nooit gaan. Welke gevolg trekking zullen de kinderen daarvan maken Deze, dat de kerk goed is voor kinderen, maar niet voor oudere menschen. En zij zullen niet nalaten het voorbeeld hunner ouders later te volgen. Wegwijzers en niet meer. Ernstige zaak, niet slechts voor predikanten en ouders, maar voor alle menschen. Wij kennen den weg der zaligheid zullen wij dien ook bewandelen? Wij weten dat wij zondaars zijn; zullen wij als zondaars tot den Heiland gaan Wij weten dat Jezus zeide „Ik ben de weg en de waarheid en het leven." Werd Hij ons reeds de weg tot den Vader en de waarheid en het leven onzer ziel Misschien bevelen wij Hem bij anderen aan hebben wij zeiven Hem reeds gevonden Wie is de beste wegwijzer? Hij, die als gids vooraangaat. Een levende gids is beter dan een doode handwijzer. Dat wij ook in deze zaak elkander helpen, elkander den weg wijzen, elkander voorgaan naar Jezus, volgens de schoone regels in het wonderschoone vers van Beets „Nagedachtenis", waar hij zijn jonggestorven gade aldus toespreekt Wij poogden saam, bij 't licht van Gods genade. Den goeden weg te gaan. Hoe onbelemmerd tradt gij aan Ik wees den weg; maar gij gingt voor, mijn gade! M. F. v. L. Hij die zich gansch heeft aan zijn God gegeven, Zou in de hel zelfs niet Hem kunnen leven. Zoo gij geen kind zijt, woont gij nimmer blij en rein Bij 's Heeren kindren, want de deur is veel te klein. zwaard in de hand. En de man naderde den koning en deze keerde zich en vlood. Maar terwijl Nimrod vlood, wierp de man een ei achter hem en uit dat ei kwam een stroom voort, die den koning met zijn geheele leger verzwolg, zoodat allen verdronken, behalve alleen Nimrod en drie mannen. En terwijl zij vloden, zag de koning de mannen aan die met hem gered waren, en zie, zij waren mannen van groote lengte en in koninklijk gewaad gekleed. En de stroom verdween en slechts het ei bleef over. En daarna zag Nimrod in zijn droom een vogel uit het ei komen en de vogel zette zich op zijn hoofd en pikte zijn oogen uit. Toen ontwaakte de koning in grooten angst en zie, zijn hart bonsde en zijn bloed was koortsig. (Wordt vervolgd). M. F. v. L. Men ziet dat dit verhaal is nagemaakt naar de geschiedenis van de drie jongelingen in den vurigen oven. Wat Haran betreft, den vader van Lot, van hem staat niet anders in den Bijbel, dan„En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terach, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeën." (Oen 11:28). (J) Hier is de joodsche traditie weder in tegenspraak met Genesis. Daar toch lezen wij dat Sarai eene dochter van Terach enduseene halve zuster van Abram was. (Gen. 20:12). Volgens de traditie in den Talmud, die haar met Jiska, zuster van Milka en dochter van Haran vereenzelvigt, was zij eene nicht (oom zegster) van Abram. Zooals de zuigling schreit tot hij zijn moeder vindt, Zoo schreit de ziel naar God, wien zij alleen bemint. Hoe glinstert reine sneeuw, als daarop zonnestralen, In hemelsch licht gedoopt, de schoonste glansen malen! Zoo schittert uwe ziel, zoo heerlijk wordt ze in 't end, Als 't licht van God op haar zijn stralen nederzendt. Niets is er zonder stem. Waarheen de Heer zich keert; Hij hoort in 't gansch heelal Zijn echo, die Hem eert. Als ge over 't vleesch, o mensch, uw geest niet heerschen laat, Dan eert gij 't voorrecht niet dat gij als „mensch" bestaat. Tijd is als eeuwigheid en eeuwigheid als tijd. Uw eigen ik slechts maakt dat gij in tweestrijd zijt. (Angelus Silesius). Zandvoort. 1.1. Zaterdagavond werd ik heerlijk verrast door een vondst in mijn brievenbus, ik haalde er een groot geel couvert uit dat, ter begeleiding van 4 bankbiljetten van f25.—een schrijven bevatte van iemand die zich onderteekent „Een ernstig toehoorder van u". De inliggende f 100.mocht ik geven aan de Kerk of aan de Diakonie. „U zult", stond er verder, „wel gaatjes vinden om die door dit kleine bedrag te stoppen. Er zullen nog gaatjes genoeg ongestopt blijven". Ik dank den onbekenden gever van hééler harte en geef hem de verzekering dat èn Diakenen èn Kerkvoogden 1.1. Zondagochtend héél blij waren met mijne storting van f50.— in elke kas. Maar ik voeg er nog dit bijdat de verrassing voor mij een bijzonder troostvolle en bemoedigende zegen was. Zij kwam zoo echt te goeder ure. Meer kan ik daar hier niet over zeggen. Maar ik heb de gift aanvaard als een handdruk Gods, die zoo goed weet wanneer wij dien zoo héél noodig hebben. Bijbelsche verhalen in den Talmud. IX. Abram. (Vervolg). Toen werden Abram en Haran voor den koning geleid en in tegen woordigheid van alle inwoners, werden hun de kleederen uitgetrokken, en aan handen en voeten gebonden werden zij in den vurigen oven geworpen. De hitte des vuurs was zoo groot, dat de twaalf mannen die hen er in wierpen, terstond verteerd werden, maar God ontfermde zich over zijn dienstknecht Abram, en ofschoon de touwen die hem bonden, van zijn lichaam weg gebrand waren, wandelde hij rechtop, ongedeerd, door het vuur. Haran echter, zijn broeder, wiens hart den Heer niet toebehoorde, vond oogenblikkelijk den dood in de vlammen. En de dienstknechten des konings riepen hun vorst toe „Zie, Abram loopt ongedeerd te midden der vlammende touwen die hem bonden zijn verteerd, maar hij zelf leed geen kwaad.- De koning wilde zoo wonderbaar een zaak niet gelooven en zond vertrouwde officieren om in den oven te zien, en toen zij de woorden hunner minderen bevestigden, verbaasde zich de koning uitermate zeer en gebood den offi cieren dat zij Abram uit den oven zouden halen. Hiertoe waren zij echter niet in staat, want vurige tongen vlogen hun in het aange zicht en zij vloden voor de geweldige hitte. En de koning verweet hun hunne lafhartigheid, en zeide spottend„Haast u, haalt Abram er uit, anders sterft hij nog!" Maar hun tweede poging was even vruchte loos als de eersts en acht mannen kwamen daarbij om, door de hitte des vuurs verteerd. Toen riep de koning tot Abram, zeggende: „Dienstknecht van den God des hemels, kom uit het vuur en kom hier!" En Abram trad uit het vuur en den oven. en stond voor den koning. En toen de koning zag dat zelfs geen haar van Abrams hoofd door de vlam verzengd was, was hij zeer verwonderd. -De God des hemels, op wign ik vertrouw", zeide Abram, „en in wiens hand alle dingen zijn, heeft mij van de macht des vuurs verlost." En de vorsten des konings bogen zich voor Abram neder, maar hij verzette zich daartegen en zeide: „Buigt u niet neder voor mij. maar voor den grooten God des heelals die u ge schapen heeft Dient Hem en wandelt in zijn wegenHij toch is machtig van den dood te redden". Ook de koning zag Abram met eerbied en ontzag aan, gaf hem vele kostbare geschenken en liet hem in vrede heengaan En het geschiedde na deze dingen, dat Nahor en Abram zich vrouwen namende naam van Nahor's vrouw was Milka en de naam van Abram's vrouw Sarai of Jiska. Zij waren beiden dochters van Haran, den broeder van hun echtgenooten. (2) Twee jaren ongeveer nadat Abram uit den vuurdood gered was, had koning Nimrod een droom. En zie, in zijn droom stond hij met zijn leger in een vallei, tegenover een grooten oven, waarin een vuur brandde; en een man, die op Abram geleek, kwam uit dien oven en stond tegenover den koning met een opgeheven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 2