2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag IS Jan. 1918 Vragenbus. In antwoord op het herhaaldelijk geplaatste verzoek om „vrijwillige bijdragen" tot in stand houding van de Wijk verpleging en het Diakoniehuis, is ontvangen: een gift van f2.50 van J. v. B., een jaarl. bijdrage (te beginnen 1917) van f5.— van J. L. P. en een gift van f2.50 van C. D., van, f4.— van C. de V. en van f2.50 van C. F. G. R. Mogen nu vele anderen volgen met hun giften. Aan de behartiging van de belangen waarom het hier gaat, kunnen allen, die iets missen kunnen, meedoen. Hier is geen richtings-verschil een beletsel en 't maakt geen onderscheid of men Protestant is of Roomsch of Joodsch. Want in het Diakoniehuis vragen we niet naar vrijzinnigheid of recht zinnigheid en onze Wijkzuster verpleegt alle hulpbehoeven den, zonder onderscheid van gezindte. Van de Wijkzuster gesproken, het is mij onlangs tot tweemaal toe overkomen dat mij d<> vraag gesteld werd waarom ik toch tegenhield dat er in Zandvoort eene Zusier van het Witte Kruis kwam Ik heb geantwoord dat ook voor dit praatje de duim van een of anderen praatjesmaker (maakster) aansprakelijk is. Ik heb nooit iets tegengehouden in dit opzicht en ben er mij ook zeer goed bewust van dat ik het, zoo ik het al wilde, toch niet zou kunnen. Maar ik heb ook gevraagd waarvoor zou zoo'n Witte Kruis-Zuster hier noodig zijn Mij werd toen gezegd dat onze Wijkzuster het te druk had en dat zij ook niet voor iedereen was. Toen heb ik geantwoord dat Zr. Dina het zeker heel druk heeft, bij tijden zelfs te druk, maar dat zij toch in den regel haar werk aan kan, zoodat een tweede zusier, al of niet van het Witte Kruis, door mij onnoodig werd geacht. Wat het andere bezwaar betreft, als zou zij niet voor iedereen zijn, heb ik geantwoord dat bovengenoemde „duim" ook voor dit vertelseltje dienst heeft gedaan. Met Kerstmis kwam'n Zandvoorter, die onbekend wenscht te blijven, f 10.brengen aan hei Besturend Hoofd van het Diakoniehuis om er de Oudjes van te trakteeren. Hier ontvange hij daarvoor nogmaals dank èn de ver zekering dat de gave voor het gestelde doel is gebruikt, tot vreugde van allen. Ingekomen is de attestatie van Gerrit Hendrik Bouw meester en Sophia Johanna Tiets, uit Hilversum. De aangifte voor den Doop, tot dusverre des Zaterdags te voren, 's avonds van 8 -9 plaats hebbende in de Con sistorie-kamer, moet voortaan geschieden des Maandags, 's avonds van 8—9, ten huize van den Koster. Deze wijziging is aangebracht opdat ik tijdig, met 't oog op de prediking, wete of er op den vastgestelden Zondag al of niet Doopelingen zijn De boven-zijgalerijen zijn, gedurende den avonddienst, gesloten. Daarom (die den plaatselijken toestand kent, be grijpt de beteekenis van dit „daarom") is de toegang tot de Kerk dan alléén door de Toren-deur. Burgerlijke Stand van Zandvoort. Getrouwd: A. van Eijk en H. C. van Schooten. D. Vader en J. van der Veld. Geboren Gerrit, zoon van A. Visser* en E. Zwemmer. Adriana Maria, dochter van A. H. van Dijk en M. A. Boerema. Pietje, dochter van A. Molenaar en M. Paap. Adriana, dochter van Jb. Kemp en A. Paap. Adrianus Jozef, zoon van E. Breed en C. Deen. Vraag. Als Jezus wist wat in den mensch was, hoe kon Hij dan Judas uitzenden om het Evangelie te ver kondigen Antwoord. Jezus kan natuurlijk ónmogelijk Judas tot Apostel verkoren hebben met het bepaalde doel hem tot verrader te maken. Derhalve moét Judas vatbaarheid voor Jezus' invloed en den aanleg van een Apostel bezeten hebben. Toen Judas tot het discipelschap geroepen werd, moet de Heer in hem de mogelijkheid gezien hebben om een Petrus of Johannes te worden, zooals in dezen mis schien wel de mogelijkheid aanwezig was om Judas' weg te gaan. Lavater heeft gezegd Judas handelde als Satan, maar als een Satan die aanleg had om een Apostel te worden. En niet alleen was hij een van de twaalve (Matth. 26 vs. 14. Mark. 14 vs. 10. Luk. 22 vs. 3), maar hij bekleedde ook een post van vertrouwen. Hij droeg de beurs (Joh. 12 vs. 6; 13 vs. 29). Wij kudnen er zeker van zijn dat Jezus hem het geld toevertrouwde omdat Judas Hem betrouwbaar toescheen. Had de Heer vermoed dat Judas het geld liefhad, dan zou Hij hem nooit in verzoeking hebben gebracht door juist hem de beurs onder zijn beheer te geven. De man, dien de Heer zóó vertrouwde, móet Hem betrouwbaar hebben toegeschenen. Had Jezus, om Judas' verraad uit te lokken hem tot Apostel gekozen, dan zou de Heer-zélf door zijn eigen „wee" (Matth. 18 vs. 7) zijn getroffen. Maar, zegt gij, Jezus wist toch wat in den mensch was. Hetzelfde verzekert Johannes in zijn Evangelie (2 vs. 25). Doch hoe stelt gij u dat „weten" voor? Toch niet zóó, dat Jezus ieder die met Hem in aanraking kwam, aanstonds door-en-door kende? Dan heeft de Heer dus ook, Petrus roepende, meteén geweten dat deze Hem later zou verloo chenen. Van „alwetendheid" is er echter bij den Heer, gedurende de dagen Zijns vleesches, geen sprake. Hij is geen schijn-mensch geweesi, maar waarachtig mensch, ons in alle dingen gelijk geworden, uitgenomen alleen de zonde. Trouwens, in de Evangelie-verhalen komen gedurig allerlei ontmoetingen van Jezus met menschen voor, waarbij duidelijk blijkt dat de Heer op een of ander woord of een of andere daad van hen niét had gerekend. Om 'n voor beeld te noemenJezus heeft zich verwonderd over het geloof van den hoofdman over honderd (Matth. 8 vs. 10), gelijk Hij zich insgelijks heeft verwonderd over het ongeloof der inwoners van Nazareth (Markus 6 vs. 6). Had de Heer dus geweten wat was in dien hoofdman én in die Naza- rethanen, in dien zin, dat Hij vóóruit hun geloof én hun ongeloof heeft vóórzien, dan zou er voor „verwondering" bij Hem geen plaats zijn geweest. Jezus' weten van hetgeen in den mensch was moet onge twijfeld door ons worden verstaan als een bij intuitie door gronden van de menschen met wie Hij in aanraking kwam, zóó onmiddellijk, dat Hij zich niet in hen kón vergissen en dat zij zich niet anders aan Hem kónden voordoen dan ze in werkelijkheid waren. Toen Jezus Judas tot Apostel riep, heeft Hij dus ongetwijfeld in dien man van Karioth quali- teiten gezien die hem tot dit ambt bijzonder geschikt maakten. Of de Heer toen ook meteen begreep dat Judas in staat was een verrader te worden, is niet uit te maken. Maar ik acht dit volstrekt niet uitgesloten. In dit geval heeft de Heer hem ongetwijfeld zóó nauw aan Zich ver bonden, om Judas tegen zichzelveti in bescherming te nemen en te maken dat onder Zijn voortdurende leiding het goede 't winnen zou van het kwade. Dit nu is niet geschied. Niet lang heeft het geduurd of Jezus ontdekte het gevaar waarin Judas verkeerde. Daarom heeft Hij hem dringend gewaarschuwd. Maar Judas heeft niet geluisterd. En zoo is deze man een huiveringwekkend voorbeeld voor allen die niet bedenken hoe levensgevaarlijk het is met Jezus in aanraking te komen én te blijven, zonder Zijnen heiligenden invloed te ondergaan. Wie Jezus volgt blijft onmogelijk die hij was. Of hij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 3