Voor eiken dag.
Mededeelingen.
Nacht-rust kan Zondags rust niet vervangen.
De eerste is hoofdzakelijk physiek, de tweede moreel.
FEUILLETON.
en er is heel wat toe noodig, eer hij de diepte van het
leven met God beseft.
Hij is vroolijk, wanneer er aanleiding toe is, en is hij
begiftigd met een opgewekt temperament, dan zal hij met
lichten tred en goedsmoeds zijn levensreize maken. Maar
kent hij daarom de diepere blijdschap, de blijdschap, die
ontstaat op de ruïnes en door de ruïnes van de smart, als
wij deze met G°d of terwille van Zijn naam hebben door
gemaakt Deze blijdschap, die de vrucht des geloofs is en
die zich uit in een hart vol liefde, heeft hij daaraan deel?
De ondergrond van iemands leven kan hoogere blijdschap
zijn, al zullen smart, moeiten en rouw hem niet gespaard
blijven. Treffend lezen wij het in de eerste christengemeente:
ik ben waardig geacht voor den naam van Jezus smaad-
heid te verdragen. Hier zien we de blijdschap ondanks of
liever door de smart. Dit is het beeld van het christelijke
leven, wanneer de vader bij ons inwoning heeft gemaakt.
Dan kunnen we 't den apostel nazeggen „verblijdt U te
allen tijd". Dan is de tegenspraak opgeheven en voelen we
de vreugde als een noodzakelijke vrucht van een bloeiend
geloofsleven. De blijdschap ten allen tijde als ondergrond
van ons wezen en die niet uitsluit smarten en tranen, zij
wordt dan de toetssteen van het echte Christelijke geloof
C. G.
Een mensch is eerst waarachtig gered, als hij opgehouden
heeft aan zijn eigen redding te denken.
Robertson.
Door wie wordt het kruis van Jezus Christus verstaan
Door hen die verwond zijn, omdat zij Hem verwond hebben,
en die verbrijzeld zijn in hun geweten, omdat ztj Hem ver
brijzeld hebben. Lobstein.
Wij mogen wel goed bedenken dat geen zegen der genade
waarlijk de onze is, zoolang wij nog niet helder verstaan
dat het God er om te doen is dien zegen der genade door
ons aan anderen te schenken. Brooks.
Het geloof is de moed van een kinderlijke ziel.
T. Kuiper.
Hartstochtelijkheid is de zonde, waaraan men Gods lieve-
lings-kinderen herkent. Eremita.
De minst ontwikkelde daglooner is in staat een kerk af
te breken, die slechts het genie had kunnen bouwen.
Martineau.
In de zalige eeuwigheid zullen wij God zien van aange
zicht tot aangezichtwat dat zijn zal, kunnen wij nu aan
vankelijk ervaren wanneer wij in den gebede tot God
naderen. Bengel.
Zandvoort.
De aangifte voor den Doop moet voortaan des Maandags
te voren geschieden, 's avonds van 89 uur, ten huize
van den koster.
Voor den avond-dienst is de toegang tot de kerk alléén
door de torendeur.
Ook in Zandvoort is een afdeeling van „Het Penningske",
65 leden tellende, die, ten behoeve der Utrechtsche Zen-
dingsvereeniging wekelijks één cent geven. Die vele klein
tjes maken ook hier éen groote. Want twéémaal per jaar
kan op deze wijze f 16.90 voor 't beoogde doel worden
overgemaakt.
Bij 't innen der Januari-contributies ontving Mevr. P. M.
bovendien nog twee giften van 50 cent.
De wijkzuster kreeg f35.— met deze regelen er bij:
„Hiernevens van iemand die onbekend wenscht te blijven,
een kleine gift voor versterking der arme zieken, liefst van
de Ned. Herv. Gemeente alhier". Met dankbaarheid wordt
hier van deze verrassing gewag gemaakt. Het geld zal voor
't genoemde doel worden gebruikt en komt daarvoor heer
lijk te pas.
Bijbelsche verhalen in den Talmud.
X.
Des morgens vroeg ontbood de koning zijne
wijzen en verhaalde hun zijn droom, waarvan
hij de uitlegging wenschte te weten. Een der
wijzen, wiens naam was Anuki, antwoordde,
zeggende
„O koning, deze droom voorspelt het kwaad
dat Abram en zijn nakomelingen in toekomende
tijden den koning zullen doen. Hij spreekt van
den dag waarin zij zullen opstaan en mijn heer
den koning met al zijn heirscharen zullen slaan,
en niemand zal gered worden behalve de koning
en drie andere koningen die aan zijne zijde
zullen strijden- En de rivier en de vogel, die
uit het ei voortkwamen, zie, deze beelden de
afstammelingen van dezen man af, die in de
dagen die komen zullen veel kwaad aan ons
land en volk zullen doen. Dit is de uitlegging
van den droom, zijn eenige beteekenis. En gij
weet, o koning, dat uw wijzen vele jaren ge
leden reeds ditzelfde voorzagen en toch hebt
gij tot uw eigen onheil nog steeds geduld
dat deze man in het leven bleef. Zoolang hij
op aarde rondwandelt, is uw koninkrijk in ge
vaar".
Deze woorden van Anuki maakten op den
koning diepen indruk, en hij zond geheime boden
uit om Abram's leven weg te nemen. Het plan
des konings werd echter verijdeld door Eliëzer,
een dienstknecht van Abram, dien Nimrod hem
geschonken had. Hij hoorde wat de koning voor
nemens was te doen en waarschuwde zijn
meester, zeggende
„Sta op, vertrek haastelijk van hier, opdat gij
het verderf moogt ontkomen."
En hij verhaalde Abram den droom van den
koning en de uitlegging die de wijzen er aan
gegeven hadden.
Abram nu haastte zich en vluchtte naar het
huis van Noach, waar hij verborgen bleef, ter
wijl de boden des konings te vergeefs zijn huis
en het omliggende land doorzochten, en hij
bleef daar langen tijd, totdat het volk hem ver
geten had.
En het geschiedde, terwijl hij daar verborgen
was, dat Terach in het geheim zijn zoon kwam
bezoeken. Terach nu, was nog steeds in gunst
bij den koning. En Abram sprak tot hem, zeg
gende
„Kom, laat ons allen naar een ander land
reizen; laat ons naarKanaan gaan. Gij weet dat
de koning mijn ziel zoekt en ofschoon hij u nu
nog eert en verhoogt, zoo weet gij ook dat
rijkdom en macht als niets zijn in de ure van
zorg en dood Reis met mij, o mijn vaderver
laat de ijdelheid die gij najaagt: Iaat ons in
rust en veiligheid leven, den grooten God, die
ons geschapen heeft,in vrede en gelukdienende".
Noach nu en zijn zoon Sem voegden hun
smeekbeden bij die van Abram, totdat eindelijk
Terach er in toestemde te doen gelijk zij be
geerden. En Terach toog met Abram zijn zoon
en Lot zijns zoons zoon en Sarai, zijn schoon
dochter en zijn geheele huisgezin uit Ur der
Chaldeën, uit de stad Babel, en zij kwamen te
Haran en bleven aldaar.
En het land rondom hen was liefelijk en
vruchtbaar en er was ruimte in overvloed voor
de menschen en voor het vee dat zij bij zich
hadden. En de lieden van Haran achtten en
eerden hen en God zegende hen en zag in
gunst op hen neder.
En het geschiedde nadat Abram ongeveer
drie jaren in Haran gewoond had, dat de Heere
hem verscheen en tot hem zeide
„Ik ben de Heere, die u veilig uitden vurigen
oven der Chaldeën heb verlost en u uit de
macht uwer vijanden gered heb. Indien gij ernstig
naar mijn woorden wilt hooren en vlijtiglijk
mijn geboden volbrengen, zal ik uw zaad maken
als de sterren des hemels in menigte, en zij
die u haten zullen u vreezen. Mijn zegen zal
op u rusten en mijn gunst op hetgeen gij doet.
Sta nu op, neem Sarai uw vrouw en allen die
u toebehooren en al uw bezittingen en reis
naar het land Kanaan en woon aldaar, en ik
zal uw God zijn en u zegenen."
En Abram reisde met zijn gezin naar Kanaan,
gehoorzaam zijnde aan de stem des Heeren.
En hij was vijf en vijftig jaren oud toen hij uit
Haran ging.
Toen Abram zijn tent in Kanaan had opge
slagen, te midden van de inwoners van dat land,
verscheen God hem andermaal en zeide:
„Dit is het land dat ik u en uw nakomelingen
tot een vaste bezitting gegeven heb. Want de
geslachten die uit u zullen voortkomen, zullen
talrijk zijn als de sterren des hemels, en de
landen die ik u getoond heb zullen hun erfdeel
op aarde zijn."
Toen bouwde Abram den Heer een altaar.
En hij bleef in Kanaan wonen en toen hij daar
ongeveer drie jaren gewoond had, stierf Noach
in den ouderdom van negenhonderd en vijftig
jaren.
(Wordt vervolgd).
M. F. v. L.