Leestafel. Zending. DAVID LIVINGSTONE. En dan spraken we over de dingen van Gods Koninkrijk en we bemoedigden en sterkten elkaar in het geloof. Ik hoor hem nóg zeggen, toen we 't hadden over de ellende van een leven zónder God Zoo ik niet had geloofd dat in dit leven Mijn ziel Gods hulp en gunst genieten zou, Mijn God! waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw! Gedurende den tijd van mijn verblijf te Zandvoort heb ik al heel wat vrienden van mij zien heengaan. Ik bedoel niet dat ze mij ontvielen door den dood. Want die vrienden zijn niet verloren. Maar ik bedoel dat ze mij ontvielen door het leven. Maar Hendrik Keur bleef trouw. Heerlijk trouw. Hij liet zich niet in de war brengen door kwaadsprekers en valsche „broeders". Door-en-door oprecht, had hij 'n afkeer van alle gehuichel en geveins. En door-en-door ne derig, kon de eigengerechtigheid geen genade bij hem vin den. Zijn trouw gezicht en trouwen handdruk zal ik smar telijk missen, „is er iets bijzonders?" vroeg mijne vrouw hem nog onlangs toen hij op mijn spreekuur kwam en ik bezoek had. En toen klonk 't zoo roerend uit den mond van dien volwassen man, in wiens hart 't beeld van zijn moeder zoo onuitwischbaar stond ingedrukt, „neen, niets bijzonders, maar ik kwam weer eens praten, zooals 'n kind dat zoo heerlijk met zijn moeder kan doen". '11 Paar dagen later hebben we gepraat. Lang en vertrouwelijk. Dat was voor 't laatst. We hebben elkaar niet meer gesproken. Op Nieuwjaarsdag zat hij nog in de kerk. Een gevatte koude ging in pleuris over. En onverwacht kwam het einde. Ik geloof niet dat hij zelf heeft geweten dat hij zóó gauw zou sterven. Hoe goed is de Heer voor hem geweest dat hem een lang ziekbed bespaard is geworden en dat hij ook geen afscheid heeft behoeven te nemen van de zijnen. In één punt des tijds, in één oogenblik, is hij uit de be nauwdheid in de ruimte gekomen. Zonder doods-strijd is hij ten leven ingegaan. „Wees getrouw tot in den dood, en Ik zal u geven den krans des levens". Daaraan gedachtig, legde ik een eigen- gemaakten grafkrans op het lijkkleed neder, symbool van den krans des levens dien Hij nu draagt. Een onverwelke- lijken, een eeuwigen krans. P. M. Kindervreugd. Vertellingen voor de Jeugd van Ary Dane, Hermana, Aletta Hoog, J. L. F. de Liefde en Dr Joh. M. Sernée. Met plaatjes van Jan Wieg man. Eerste Bundel, f 1.50. Uitgever Daamen, den Haag. Het is geen gemakkelijk werk kinderboeken te recen- seeren. Voor een volwassene is het moeilijk zich weer goed in te denken in de jaren der jeugd en een zuiver beeld te verkrijgen van hetgeen men toen dacht en voelde. Daaren boven zijn de tijden veranderd»bij vroeger en is de ziele- gesteldheid van een kind heden ten dage iets anders, dan toen wij zelf nog de kinderschoenen aan hadden. Er wordt tegenwoordig veel werk van het kind gemaakt en onze eeuw heet niet ten onrechte de eeuw van het kind. We zien dan ook veel meer kinderlectuur ontstaan, dan in vroegere dagen geschreven werd. Bovenstaand boekje is hier ook een bewijs van. En welke is nu de indruk die dit boek op mij gemaakt heeft? Deze, dat ik alle verhalen met genoegen gelezen heb. Tegen het eerste echter moet ik een groot bezwaar in 't midden brengen en dat is dit. dat ik het zeer betreur, dat iemand, die blijkbaar de gave van schrijven en uitbeelden bezit, af en toe zoo vulgair en triviaal kan worden. Dan wordt de schoonheid van het geheel bedorven door een trek zoo laag bij den grond, dat ik zoo n gedeelte zelfs zou overslaan, als ik het boek kinderen zou voorlezen. Juist bij de jeugd kunnen we op dit punt niet hoog genoeg voelen en moet uit hun sfeer gebannen worden alles wat plat en laag bij den grond is. Voor een kinderauteur acht ik 't dan ook van het grootste belang, om hier niet als een realistisch schrijver te werk te gaan. maar om de ideëele paden te bewandelen. Mijn hoop is dat Ary Dane nog veel kinder werken zal schrijven, maar dan in hoogen en fijnen toonaard. C. G. Gulden Spreuken. Vertellingen voor de Jeugd, door Hermana. Geïllustreerd door Jan Wiegman en met omslag- teekening van j. H Isings Jr. f 150. Uitgever Daamen, den Haag. Buitengewoon moeilijk is het, om kinderen op juiste voor hen bevattelijke wijze in te leiden in de geheimenissen van Gods Koninkrijk, zonder dit Koninkrijk daardoor naar om laag te trekken. In dit boek zien we dan ook eene loffelijke poging, om de zaligsprekingen voor kinderen begrijpelijk te maken, in verhaaltrant wordt hier uitgebeeld de geestelijke beteekenis der uitspraken. Zooals vanzelf spreekt, is het ééne verhaal beter gelukt dan het anderesoms wordt het dienen van God den kinderen wel wat al te gemakkelijk voorgesteld door een uitredding op het kritieke oogenblik, die in het werkelijke leven wel eens later en anders komt. doch over 't algemeen (de figuren konden hier en daar iets flinker zijn) is het vrij goed geslaagd. C. G. Naschrift. De heer B. Hofman, Directeur der Rotter- damsche Schoolvereeniging, Schiedamsche Singel 70, heeft een catalogus van ongeveer 900 kinderboeken gemaakt, ge rangschikt naar den leeftijd en voorzien van de prijzen voor gebonden exemplaren. Zoolang de voorraad strekt, zendt hij dezen catalogus tegen kostenvergoeding. Laten ouders zich nu eens doen voorlichten, in plaats van luk raak te koopen. C. G. xvi. Hier zou ik kunnen eindigen, maar als naschrift op het leven van Livingstone wil ik nog iets verhalen van de reis die Mevrouw Wilson-Livingstone.de eenig overgeblevene van zijn kinderen, verleden jaar naar de plaats heeft gemaakt waar haar vader vijf en veertig jaar geleden gestorven is en zijn hart werd begraven: naar het dorp Chitambo. Zij was vergezeld van haar zoon, die zendeling-arts is en haar dochter, die als diakones eveneens in dienst der Zending staat. Zij hadden zestig dragers en een inlandschen christen-onderwijzer, die als tolk diende. Men begrijpt, dat die karavaan veel opzien verwekte in de dorpen waar zij doortrokken. Vooral de haren der dames waren nu en dan het voorwerp van bijzondere belangstelling en nieuws gierigheid bij de negervrouwen en het is gebeurd dat toen zij die losmaakten om ze te wijzen, de inlandsche vrouwen gillend weg vluchtten, roepende dat zij slangen hadden die op haar hoofd groeiden! Op een andere plaats vroeg een opperhoofd medicijnen voor een aantal zieken die hij bij Dr. Wilson bracht, maar hij drong er op aan dat de dokter hemzelven ook een dosis gaf van elke medicijn die den kranken werd gegeven! Hij meende natuurlijk daardoor bijzonder sterk en gezond te worden. in Chitambo was er nog een opperhoofd, die zeide, dat Livingstone in de hut van zijn moeder was gestorven. Dit was echter niet geheel juist; wel was hij, gelijk wij zagen, terwijl zijn eigen hut werd ge bouwd, in die van een inlander nedergelegd, maar later was hij naar zijn eigen hut overgebracht, waar hij ook gestorven is. Eenige oude negers konden zich nog zeer goed het bezoek of de bezoeken van Livingstone herinneren, maar zij wilden niet gelooven, dat Mevrouw Wilson zijn dochter was: „Hij had geen kinderen bij zich", zeiden zij, „hij was altijd alleen". Die grijsaards, die Livingstone nog gekend hadden, wisten nog menige interessante bijzonderheid hem betreffende, aan de dochter te verhalen en zeiden dat zij zich heugden, hoe de dienaars van den zendeling een omheining om de hut hadden gebouwd, terwijl zij bezig waren het lijk op hun primitieve, maar toch doeltreffende wijze met zout te balsemen ten einde nieuwsgierige en onbescheiden blik ken te weren. Ook hadden zij bijgewoond dat het hart onder een grooten boom begraven werdhet opperhoofd Chitambo, die voor Livingstone grooten eerbied had, werd later aan de andere zijde van dienzelfden boom ter ruste gelegd. Eer de dienaren van Livingstone met het lijk van hun dierbaren meester naar de kust vertrokken, hadden zij het opperhoofd opge dragen te zorgen, dat steeds het gras om den boom kort gehouden werd, ten einde dezen voor boschbranden te behoeden. Later werd de boom door den bliksem getroffen en brandde aftoen werd op de plaats waar hij gestaan had een steenen pyramide opgericht, waar boven een kruis zich verheft. M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 4