Winkeliers nu het publiek zijn eischen, noodgedwongen, moet matigen, is voor u de tijd gekomen uw klanten,
DOOR 's ZONDAGS UW ZAAK GESLOTEN TE HOUDEN, te dwingen des Zaterdags hun inkoopen te doen.
De „Nood-leugen",
FEUILLETON.
Dat deed God.
Protesteert ge tegen die gedachte? Schijnt ze u dwaas
heid of lastering? Want ge denkt aan het gebrekkige en
gebrokene, het zondige, het verkeerde, het verminkte in
uw leven. En dan hebt ge aanvechting om te lachen, of
lust om te toornen bij de gedachte, dat God het model zou
hebben gereed gemaakt, waarnaar gij uw leven hebt op te
bouwen.
Ik beprijp die aanvechting en die lust.
Maar zie eerst eens nauwkeuriger toe. Dan ziet ge, dat
gevraagd wordt„zie toe, dat ge alles maakt naar het
model, dat u getoond is". Maar wie zegt, dat werkelijk
gebeurd is, wat God hier vraagt De tabernakel, die Mozes
maakte, kon heel anders uitvallen, dan het model, dat God
hem toonde. Het heiligdom van hout en goud, kon wel
een zwakke, gebrekkige namaak zijn van wat God hem
had laten zien.
Zoo kan uw leven, zooals het geworden is, heel anders
uitgevallen zijn, dan het model dat God u getoond heeft.
Of is die klove nieuw tusschen ideaal en werkelijkheid?
Is het geziene in den geest, altijd het bereikte in de wereld?
Zoo kon 't met menig leven ook wel zijn. Heel smartelijk.
En heel beschamend.
Toen Mozes afdaalde van den berg, waar God hem 't
volmaakt model heeft getoond, bleek in de vlakte, daar
beneden, de uitvoering zoo moeilijk. Het plan moet hier
beneden verwezenlijkt worden. Daarom is 't hem daar
boven getoond. Maar daar boven is 't zoo anders dan hier
beneden. Hier beneden komt hij met zijn hemelsch model
terecht midden in den dans om het gouden kalf. Hoegroote
worsteling om vast te houden, om tot levenswerkelijkheid
te maken, wat God hem getoond heeft.
Zoo ging het Mozes. Misschien gaat 't ons niet anders.
Ik ken er maar één, die alles gemaakt heeft naar het plan
van God. Toen hij als kind stond in Gods aardschen tempel,
ziet hij het ideaal. En vraagt verbaasd aan wie het niet
zien door hun angst en vreeze „wist gij niet, dat ik zijn
moet in de dingen mijns Vaders En als Jezus sterven
gaat, klinkt het als dankbare zegezang „Vader ik heb
voleindigd het werk, dat Gij mij gegeven hebt om te doen".
Maar de vreemdeling antwoordde: .Neen
mijn heer, ik heb niet gedroomd ik gaf u een
veelkleurig dek met touwen er aan en gij hebt
dat in uw huis verborgen".
Toen antwoordde Hidud „Ik heb uw droom
nu uitgelegd en behoef de uitlegging niet te
herhalen. Gewoonlijk betaalt men mij vier
zilverlingen voor de uitlegging van een droom,
maar van u zal ik niet meer dan drie vragen".
De vreemdeling was natuurlijk woedend over
deze schandelijke handelwijze en klaagde Hidud
bij den rechter van Sodom aan dat hij zijn
goederen gestolen had. Nadat beide mannen
hun verhaal hadden gedaan, zeide de rechter
.Hidud spreekt de waarheid; hij is een uit
legger van droomen en ieder hier kent hem als
zoodanig".
Daarop zeide Hidud tot den vreemdeling:
„Daar gij zoo groot een leugenaar zijt, moet
gij mij den vollen prijs voor de uitlegging van
uw droom geven, namelijk vier zilverlingen en
daarenboven nog de vier maaltijden betalen die
gij in mijn huis genoten hebt".
„Gaarne zal ik u het geld voor de maaltijden
geven", antwoordde de ander, „indien gij mij
maar mijn zadel en mijn koopwaar teruggeeft.
Daarop begonnen die beiden elkander met
booze en bittere woorden en verwijten te be
strijden, totdat zij uit de rechtszaal verwijderd
werden. Het gepeupel op straat koos terstond
voor Hidud partij en de ongelukkige vreemde
ling werd geslagen en, van al zijn goederen
beroofd, de stad uitgejaagd.
(Wordt vervolgd).
M. F. v. L.
Hier is geen klove tusschen ideaal en werkelijkheid.
Christus heeft alles „volbracht". Hij heeft alles volkomen
voltooid naar den wil van God, naar 't getoond model.
Hij heeft dat gedaan in een zondige, gebroken wereld.
Daarom langs den weg van het kruis.
En daarom leidt daarheen telkens de weg van wie, be
wust van zonde en gebrekkigheid, toch niet opgeeft alles
te willen maken, gelijk God getoond heeft dat het wezen moet.
Wie dat niet opgeeft, beleeft het wonder, dat God mede-
arbeidt in den zwakke van kracht en den verslagene van
geest. En zöö voltooit wat eigen kunnen niet vermag.
Wie dat niet opgeeft, vindt zich gedragen door Gods
liefde en sterkte. En bereikt de levensroepingdat is de
naar Gods plan voltooide heerlijkheid.
BI. J.A. v. L.
Van Professor Jonker, dien ik verzocht mij zijn gevoelen
aangaande de „nood-leugen" te willen mededeelen,
ter publicatie in den Zondagsbode, ontving ik het
hier volgende schrijven P. M.
HEERDE, 28 Januari 1918.
Waarde Vriend,
Laat mij u even mijn gevoelen omtrent de zoogenaamde
nood-leugen mogen mededeelen! Ik herhaal „zoogenaamde".
Want tegen die uitdrukking „noodleugen" heb ik bezwaar.
Leugen is misdadig verkrachten van de waarheid. Eigenlijke
leugen kan er dus nooit door, ook al was zij uit de aller-
benauwdste benauwdheid geboren. Wat wij nood-leugen
plegen te noemen bestaat (afgezien van de behendigheid
om zich, uit menschenvrees, eigenbelang en dergelijke
motieven, uit de een of andere moeilijkheid uit te draaien,
zooals gij het in uw Zondagsbode terecht noemt, en waar
over tusschen christenen natuurlijk geen verschil van meening
mogelijk is) is het spreken van onwaarheid met een zedelijk
goed doel, welk doel men onder zekere omstandigheden
niet kan bereiken, zonder dat onwaarheid spreken nood-
Bijbelsche verhalen in den Talmud.
XII.
Eens geschiedde het, dat een man uit Elam,
die naar een plaats verder dan Sodom reisde,
deze laatste stad juist bereikte, toen de zon
onderging. Hij had een ezel bij zich met een
kostbaar zadel beladen, waaraan waardevolle
koopwaar was vastgehecht. Daar hij geen huis
vesting voor zichzelf en evenmin stalling voor
zijn lastdier kon vinden, besloot hij op de
straat te overnachten en den volgenden ochtend
zijn reis te hervatten. Een zekere inwoner van
Sodom, met name Hidud, zag dezen vreemde
ling en, daar hij slim en verraderlijk was, be
greep hij partij van deze ontmoeting te kunnen
trekken en begroette den reiziger aldus:
„Van waar komt gij en waarreistgij heen?"
„Ik reis van Hebron", antwoordde de vreem
deling, „en mijn bestemming ligt verder; maar
zie, de zon is ondergegaan en ik kan nergens
huisvesting vindendaarom blijf ik hier maar
op straat overnachten. Ik heb brood en water
voor mijzelf en stroo en voeder voor mijn beest,
zoodat ik niemand behoef lastig te vallen en
ook aan niemand iets verplicht ben".
„Neen, dat is verkeerd", antwoordde Hidud,
„kom met mij mede en breng den nacht in
mijn huis door; het zal u niets kosten en ik
zal ook voor uw dier zorgen."
Hidud geleidde den vreemdeling naar zijn
huis. Hij nam het kostbare zadel van den ezel
af en bergde dat met de koopwaar die er aan
bevestigd was, in een kast; daarna gaf hij den ezel
stroo en voeder en zette den vreemdeling spijs
en drank voor, die daarvan at en dien nacht in
zijn huis doorbracht.
Des morgens stond de vreemdeling vroeg op,
met het voornemen terstond verder te reizen,
maar Hidud zeide„Gebruik eerst nog uw
ochtendmaal en ga dan uws weegs".
Nadat de man gegeten had, stond hij op om
verder te gaan, maar Hidud hield hem tegen
en zeide: „Blijf nog een dag bij ons, bid ik u,
en vertrek dan."
De vreemdeling bleef in de woning van
Hidud tot den volgenden ochtend en maakte
zich toer. gereed om heen te gaan, nadat Hidud
bij hem, doch te vergeefs, zeer had aangedron
gen, dat hij nog een dag langer zou blijven.
Daarop zeide de vrouw van Hidud „Deze
man heeft twee dagen bij ons ingewoond en
ons niets betaald."
Maar Hidud antwoordde: „Houd u stil!"
Daarna bracht hij den ezel voor en wenschte
den vreemdeling een goede reis toe.
„En mijn zadel?" vroeg de vreemdeling, en
het veelkleurig dek met touwen eraan, en mijn
koopwaar, waar zijn die?"
„Wat nu?" vroeg Hidud.
„Ik gaf u een mooi dek met touwen er aan,
met het zadel en de koopwaar", antwoordde
de vreemdeling„gij hebt die in uw huis ver
borgen".
„O," zeide Hidud op vriendelijken toon; „ik
zal uw droom uitleggen. Dat gij van touwen
gedroomd hebt, beteekent dat uw dagen ver
lengd zullen worden, gelijk touwen kunnen
worden gestrektdat gij van een veelkléurig
dek gedroomd hebt, beteekent dat gij eens een
tuin zult bezitten vol heerlijke bloemen en
sappige vruchten."