FEUILLETON.
De Rustdag met zijn ont-spanning geeft lust en kracht
tot de Werkdagen met hun in-spanning
En nu verder, indien wij in onzen Bijbel lezen en ge
regeld lezen, doen wij ook wat dat Woord ons zegt? Zijn
wij gewoon te luisteren, te gehoorzamen, te volgen Het
hebben van een Bijbel is niet genoeg, het nu en dan of
zelfs dagelijks daarin lezen, evenmin noodig en heilzaam
en heerlijk is het gehoorzamen, het vernieuwd worden door
de heiligende inwerking van het Woord noodig en heil
zaam is dat wij het Woord zijn werk aan ons hart en
leven laten doen.
Velen stellen zich tevreden met het hebben van het
Woord en het hooren van de boodschap en leggen dan die
boodschap rustig naast zich neer, zonder er zich verder
ook maar in het minst om te bekommeren. Zijn zij beter,
doen zij anders dan koning Jojakim
Dwaze handelwijze. Ja, dwaas en zondig is zij tegen God
en tegen ons zelf. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op
zoo groote zaligheid geen acht geven
Dwaas is zij, want meenen wij de oordeelen Gods te
kunnen ontvlieden of te maken dat zij niet komen zullen
door de waarschuwingen Gods en zijn vermaningen te ver
scheuren of naast ons neer te leggen? De profetie van Je-
remia was verbrand, maar Baruch nam een andere rol en
schreef daarop „al de woorden van het boek dat Jojakim
met vuur verbrand had en aan dezelve werden nog vele
dergelijke woorden toegedaan" (vers 32). En het oordeel,
door Jeremia in den naam des Heeren aangekondigd, kwam
onverbiddelijk en zeker.
Wat doen wij met onzen Bijbel Heer, maak ons tot
daders des Woords
M. F. v. L.
De „Noodleugen".*
Mag ik nog eenige dingen in 't midden brengen naar aanleiding
van de noodleugen
Voor mijn besef moeten wij ook trachten te staan op de basis van
de waarheid, zooveel mogelijk en ten allen tijde.
De mogelijkheid van conflicten acht ik echter niet uitgesloten,
omdat we in een gebroken wereld leven.
Volgens mijn inzicht mag er echter slechts daar conflict bestaan,
waar de liefde iets anders van mij eischt, dan ik als waarheid-Iievend
mensch zou moeten en kunnen geven.
Nu is het echter de vraag, of wij deze conflicten in ieder geval
niet tot een minimum moeten beperken. En daar kunnen we m.i. heel
veel aan doen.
Juist wat betreft dat toevertrouwen van geheimen, die ons in zulke
groote moeilijkheden kunnen brengen, zou ik zeggen ten eerste laten
wij onze eigen geheimen toch zooveel mogelijk vóór ons houden.
Waarom zullen wij onze broeders en zusters in noodelooze moeilijk
heden brengen? Laten wij ook in dit opzicht leeren te zwijgen en
ons dwingen tot zelfbeheersching.
En vertrouwt een ander ons zijn geheim toe, welnu we behoeven
niet alle geheimen te accepteeren. Indien er plaats heeft een ontlasting
van 't geweten van onzen broeder of zuster, doordat wij medegenoot
van diens geheim worden, welnu dan zullen we goed doen te
luisteren. Maar dikwijls is het „geheimen toevertrouwen' niet veel
meer dan het aan den man brengen van interessante nieuwtjes.
Voor deze „nieuwtjes" ziele-conflicten uit te lokken acht ik ten
eenenmale verkeerd. Indien wij in onzen omgang streven naar een
voud, zelfbeheersching en waarheid, onze nieuwsgierigheid aan banden
leggen, geloof ik dat de noodleugen haast of niet in ons leven zal
voorkomen. C. G.
*Ook Prof. H. M van Nes, Hoogleeraar te Leiden, was zoo vrien
delijk mijn verzoek om een artikel over „De Noodleugen" in te wil
ligen. Ik hoop dit a.s. week te kunnen plaatsen. P. M.
ADRES.
Het hier volgende Adres is met de daarbij gevoegde toelichting
door „De Commissie Graanbesparing Alcoholindustrie", waarvan het
Secretariaat is gevestigd bij W. J. A. schouten, Jacob Marisstraat 95,
Amsterdam, gezonden aan de Regeering.
Adhaesie-betuigingen vóór 15 Februari 1918 toe te zenden aan
bovenstaand Secretariaat, dat voor doorzending aan de Regeering
zorg zal dragen.
Aan
Hare Majesteit de Koningin,
Geven met den meesten eerbied te kennen, Pieter van der Meulen
en johan Henri Ledeboer te Amsterdam, in qualiteit van Voorzitter
en Secretaris van de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme
en ter zake door al de hierbij aangesloten vereenigingen voor drank
bestrijding en door den Volksbond tegen Drankmisbruik gemachtigd,
dat het nijpend tekort aan voedsel voor mensch en dier, aan grond
stoffen en steenkolen voor de industrie, onze volkskracht en wel
vaart ernstig bedreigen
dat het zoowel met het oog op de ernstige moeilijkheden, waarin
land en volk verkeeren, als voor de toekomst van ons volk meer dan
ooit geboden is, het peil onzer volkskracht te handhaven en op te
voeren
dat daarvoor eenerzijds doelmatige aanwending der beschikbare
voorraden voedsel, kolen en grondstoffen, anderzijds een krachtig
tegengaan van demoraliseerende invloeden, in de eerste plaats dus
van het alcoholgebruik, noodzakelijk is
dat nog sleeds beduidende hoeveelheden voor mensch en dier ge
schikte voedingstoffen en steenkool verbruikt worden in de alcohol
industrie, terwijl de onrustbarend stijgende cijfers van den drank
accijns wijzen op een toenemend drankgebruik
dat bovengenoemde feiten niet alleen bij de 125.000 leden van
adresseerende vereenigingen onrust en ontstemming wekken, maar
ook in breeden kring daarbuiten ten zeerste worden betreurd,
niet alleen omdat het verbruik van voedingsmiddelen en brand
stoffen, ten gerieve van drinkers, branders en tappers, als een
onrecht wordt gevoeld ten opzichte van hen, die zich van het
gebruik van alcoholhoudende dranken onthoiiden, in 't bijzonder
van de vrouwen en kinderen,
Bijbelsche verhalen in den Talmud.
XIII.
Wanneer een arme de stad Sodom binnentrad,
waren de inwoners gewoon hem geld te geven
ten einde zich een naam van weldadigheid te
verwerven en te bewaren, maar zij spraken
onder elkander af, dat niemand hem voedsel
zou geven of verkoopen en dat men hem even
min zou toestaan de stad te verlaten. Natuur
lijk stierf de man dan van pitputting en na zijn
dood namen de menschen het geld terug dat
zij hem gegeven hadden. Zelfs beroofden zij
den doode nog van de lompen die zijn lichaam
bedekten en begroeven hem naakt in de woestijn.
Eens gebeurde het dat Sarai haar dienstknecht
Eliëzer naar Sodom zond om naar den welstand
van Lot en zijn gezin te vragen. Toen hij de
stad binnenkwam, zag hij een man van Sodom
die met een vreemdeling vocht welken hij be
drogen en beroofd had. Deze, Eliëzer ziende,
liep op hem toe en bad hem om hulp.
„Wat doet gij aan dien armen man zeide
Eliëzer tot den inwoner van Sodom„schande
over u dat gij zoo handelt tegenover een vreem
deling in uw midden."
Maar de man van Sodom antwoordde: „Is hij
uw broeder? Wat gaat onze twist u aan?' En
een steen nemende, sloeg hij Eliëzer daarmede
zoo hevig tegen het vooorhoofd, dat het bloed
rijkelijk op de straat vloeide. Toen de aanrander
het bloed zag, greep hij Eliëzer aan, roepende
„Betaal mij wat gij mij als geneesheer schul
dig zijt! Zie, ik heb u dit onzuivere bloed
afgetapt en nu moet gij mij terstond betalen.
Zóó is onze wet."
„Wat!" hernam Eliëzer, „gij hebt mij ver
wond en moet ik daarvoor betalen Dat zal
nimmer gebeuren."
Daarop bracht de man van Sodom Eliëzer
voor den rechter en herhaalde voor dezen zijn
eisch om betaling.
„Gij moet dezen man zijn doktersloon geven",
zeide de rechter. „Hij heeft u bloed afgetapt
en zóó is onze wet."
Eliëzer betaalde het geld en den steen die
hem gewond had opnemende, gaf hij daarmede
den rechter een geweldigen slag, zoodat het
bloed uit de wond spoot.
„Daar!" riep Eliëzer uit, pas nu uw eigen
wet toe en betaal dezen man met mijn geld
ik verlang uw geld niet." En dit gezegd heb
bende, verliet hij de gerechtszaal.
En andermaal geschiedde het dat een arme
man Sodom inkwam en daar niemand hem eten
wilde geven, zou hij spoedig van honger ge
storven zijn, indien niet de dochter van Lot
hem had ontmoet. Deze ontfermde zich over
hem en bracht hem brood telkens wanneer zij
naar den put ging om water voor haar vader
te halen. De lieden van de stad, ziende dat de
man bleef leven, waren zeer verwonderd en
begrepen niet hoe hij aan voedsel kwam. Drie
mannen boden zich aan om zijn gangen te
bespieden. Dezen zagen de dochter van Lot die
hem brood bracht, grepen haar terstond en
brachten haar voor den rechter die haar ver
oordeelde om levend verbrand te worden, welke
straf ook werkelijk aan haar voltrokken werd.
Een ander meisje, dat een vreemdeling in
den nood had bijgestaan, werd met honig inge
smeerd en door de bijen doodgestoken.
Om al dergelijke gruwelen werden Sodom
en de andere steden door vuur uit den Hemel
vernield, terwijl slechts Lot en zijn gezin ge
spaard werden, daar God Abram zijn dienst
knecht liefhad.
(Wordt vervolgd).
M. F. v. L.