2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 10 Febr. 1918
maar ook omdat het gebruik van bier en sterken drank juist
in dezen tijd de ellende in duizenden gezinnen vergroot, de
moeilijkheden ook op maatschappelijk en sociaal gebied ver
meerdert en de volkskracht ondermijnt
dat de onrust over de genoemde verspilling gevoed wordt door
het feit, dat de noodige gegevens om den toestand van de alcohol
industrie juist te beoordeelen, niet bekend gemaakt worden, terwijl
de inlichtingen, die door of vanwege Zijne Excellentie den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel werden verstrekt, zeer onvol
ledig, en daardoor onbevredigend, worden geacht;
dat in het algemeen belang en ter voldoening aan het verlangen
van zeer velen krachtiger beperking der alcoholindustrie en van het
alcoholgebruik dringend noodig is:
dat zij van oordeel zijn, dat de bezwaren tegen deze beperking
ook wat betreft de behoefte aan gist voor broodbakkerijen niet
van zoodanigen aard zijn, dat zij geen sterkere inkrimping der drank-
fabricage zouden toelaten, terwijl deze bezwaren in nog mindere
mate of in 't geheel niet gelden voor de bier-industrie
redenen, waarom zij Uwe Majesteit verzoeken Hare Regeering te
willen opdragen
a. een zoo juist en volledig mogelijk overzicht te geven van de hoe
veelheden voedingsmiddelen, die gedurende de oorlogsjaren voor de
gist- en alcoholindustrie zijn gebruikt
b. de gist- en alcohol}'abricage terug te brengen tot den kleinst
mogelijken omvang door voor deze industrie slechts die hoeveelheid
voor mensch en dier bruikbare voedingsmiddelen beschikbaar te stel
len, als noodig is voor de ten behoeve der broodbereiding benoodigde
gist-productie, met toepassing van die methode, die naast een zoo
klein mogelijk quantum alcohol een zoo groot mogelijk quantum gist
oplevert
c. den daarbij geproduceerden alcohol alleen beschikbaar te doen
stellen voor technische en dergelijke doeleinden bf indien dit on
mogelijk mocht blijken - voor den alcohol, die daarnaast beschikbaar
wordt gesteld voor gedistilleerd, een stelsel van strikt persoonlijke
rantsoeneering in te voeren
d. de belangen van de bij alcoholindustrie en -handel betrokken
arbeiders, die door vorengenoemde maatregelen geschaad mochten
zijn, zoo goed mogelijk te verzekeren.
't Welk doende, enz.,
iyv.gP. VAN DER MEULEN.
(iv.g.) J. HENRI LEDEBOER.
EEN KORTE TOELICHTING.
Een der meest gewichtige belangen, waarvan de behartiging aan
de Overheid is toevertrouwd is de zorg voor onze nationale volks
kracht. Dit nu is in dezen tijd zwaarder taak dan ooit, eenerzijds
door het gemis aan of de ontzettende duurte van voedingsmiddelen,
grondstoffen, enz., anderzijds door den neerdrukkenden invloed van
werkeloosheid, armoede en ontbering aan den eenen kant, verslap
pende weelde en rijkdom aan de andere zijde.
Hoe langer de oorlog duurt, hoe hachelijker de toestand van ons
volk wordt en des te bezwaarlijker wordt het aan alle behoeften te
voldoen- v
Des te méér klemt ook de eisch, dat de aanwezige voorraden
en in 't bijzonder geldt dat voor stoffen, die ons land niet zelve in
voldoende mate voortbrengt, zooals het graan en de steenkolen
zoo doelmatig mogelijk worden verdeeld.
En naarmate meer van het noodige ontbeerd moet worden, naar
mate de volkskracht sterker bedreigd wordt, moge evenzeer met
nadruk gevraagd worden aan Volk en Regeering - om alle ver
spilling van kracht, geld, gezondheid en welvaart op de meest kracht
dadige wijze tegen te gaan.
Op die gronden komen wij in deze kommervolle en ernstige tijden
met het dringend verzoek tot Regeering en Volk om
ten eerste geen voedingsmiddelen, geen graan, geen veevoeder en
geen steenkolen zonder noodzaak te onttrekken aan de voorziening
der dringende volksbehoeften en ze te laten vernietigen in de alcohol
industrie
ten tweede het drankgebruik te beperken, ja, zoo mogelijk geheel
te doen ophouden.
Het eerste is een zaak der Regeering, het tweede van Volk en Re
geering beide.
Elders wenden we ons tot 't Volk, dit adres richt zich tot de Regeering.
Het zal wellicht eenige verwondering wekken, dat wij nu niet komen
met den eenvoudigen eisch stopzetting van de gansclie industrie en ver
bod van allen drankverkoop.
Inderdaad gaan wij zoover niet, omdat verwezenlijking van dit pro
gram practisch onmogelijk mag genoemd worden.
Alcohol immers wordt niet alleen opgedronken, maar het wordt ook
gebruikt voor de industrie, als brandspiritus, als toevoeging voor ben
zine, voor medische doeleinden, enz. Deze z g. technische alcohol is
onmisbaar.
Tegelijk met den alcohol ontstaat in de branderijen ook gist; dit pro
duct is voor de broodbereiding vooralsnog noodzakelijk. De fabricage van
gist kan niet verboden worden.
Wij dienen met deze beide feiten rekening te houden.
Maar dan ook uitsluitend met deze.
Alle andere belangen, die van arbeiders en fabrikanten, die van export
en consumenten, moeten in dezen tijd achterstaan bij het algemeen
belang, dat eischt zuinigheid en doelmatig verbruik.
Ons adres wenscht nu slechts het verbruik toe te laten van zooveel
voedingsstoffen graan of melasse en kolen als noodig is voor de
gist}abricage.
Van deze basis gaan wij uit.
Wie meenen mocht, dat dit ook thans reeds geschiedt, vergist zich.
Weliswaar verklaarde onlangs een officieel persbericht, dat slechts
zooveel voor menschelijk gebruik geschikt graan aan de branderijen
werd verstrekt, als noodig is voor de gistbereiding. Maar dit bericht
deelde niet mee, hoeveel veevoeder deze fabrieken verbruikten. Evenmin
hoe 't met de eigen voorraden der industrie stond, wat de brouwerijen
verwerkten, en ook niet en dat is zeer belangrijk op welke wijze
de gist bereid werd.
Het bericht deelde wél mee, dat de branderijen 41 pCt. van hun nor
male graanverbruik kregen.
Volgens Minister Posthuma was het verbruik in 1914 1 millioen H L.
Derhalve bedraagt het nu ruim 400.000 H.L. per jaar, 8000 H.L. graan
per week staat gelijk met een half dag-rantsoen meelhet is 7% °/0
van ons broodverbruik of wel het rantsoen van 4 5 500.000 personen.
Dit is waarlijk een zeer groote hoeveelheid.
En het is lang niet alles, omdat gezwegen is van de brouwerijen, en
van het gebruik van andere grondstoffen dan graan.
De vraag mag worden gesteld kan het niet minder
Naar onze meening wel.
Allereerst door stopzetting van de gansche bier-industrie, die immers
geen bruikbare gist voortbrengt.
In de tweede plaats door een betere bereidingswijze van gist toe te
passen, dan nu grootendeels geschiedt.
Zooals men weet, ontstaat bij het gistingsproces tegelijk gist en
alcohol.
Nu zijn er bereidingsmethodes, waarbij veel gist en weinig alcohol
en andere waarbij minder gist en meer alcohol ontstaat uit eenzelfde
hoeveelheid grondstoffen.
Waar dat 't geval is, kan 't ons niet onverschillig laten, welke methode
wordt toegepast. Ook den fabrikant is 't niet hetzelfde, alleen reeds
door 't feit, dat de alcohol veel hooger prijs opbrengt dan de gist. De
Schiedamsche branderijen, die in normale tijden als hoofdproduct alco
hol fabriceeren, leveren ook nu vooral alcohol bij weinig gist. Dat is
o.i. ontoelaatbaar. Deze fabrieken behooren öf hun werkmethode te
veranderen öf wel te worden stopgezet.
In 't algemeen dient de industrie teruggebracht te worden tot zulk
een onvang, dat zij slechts de noodige gist kan leveren.
Alle andere alcohol}abrieken hetzij ze graan, of wel veevoeder ver
werken wenschen wij te zien stilgelegd.
Wij zijn er van overtuigd, dat op deze wijze een zeer aanzienlijke
voedsel- en kolenbesparing zou te verkrijgen zijn.
Opzettelijk zwegen we bij 't voorgaande over den z.g. technischen
alcohol. Eenvoudig omdat, wanneer de noodige gist wordt bereid,
tegelijk al voldoende alcohol zal ontstaan, om in de behoefte daaraan
te voorzien.
Er is thans bij het huidige broodverbruik per jaar 8
millioen K.G. gist noodig. Hoogstens behoeft bij de bereiding daar
van 200.000 H.L. alcohol te ontstaan.
In 1916 was 90 000 H.L. technische alcohol noodig.
Dit verbruik stijgt voortdurend o.a. door meerdere behoefte aan
brandspiritus, doordat benzine met alcohol wordt vermengd, enz.
Maar de productie is in ieder geval ruim voldoende voor de vraag,
wanneer de door ons gewenschte regeling wordt ingevoerd.
*-
Natuurlijk zien wij liefst zooveel mogelijk van den geproduceerden
alcohol gebruikt door de industrie. Daar toch is de alcohol zeer nuttig,
terwijl ze tot gedistilleerd verwerkt zeer schadelijk is.
Het verbruik van technischen alcohol neemt gelukkig steeds toe
en het kan nog meer opgevoerd worden.
Toch is het niet onmogelijk, dat er meer alcohol wordt geprodu
ceerd dan de industrie kan gebruiken.
Het restant zou o.i. beschikbaar kunnen worden gesteld voor de
consumptie.
Op zeer beduidende wijze zou dan het drankgebruik beperkt worden.
Tot heden kan aan alle vraag naar drank worden voldaan. Het
drankgebruik dat de laatste jaren ongeveer 5 L. per hoofd der
bevolking bedroeg stijgt den laatsten tijd onrustbarend.
De drankaccijns bracht over de eerste 10 maanden van 1917 zelfs reeds
millioen meer op dan in dezelfde periode van 1916.
Wij kunnen daar geen vrede mee hebben, nu minder dan ooit.
Wordt de fabricage beperkt, dan zal het verbruik noodwendig
moeten dalen.
Naar een bericht in een der bladen meedeelde, zal dat reeds thans
het geval zijn. Er zal zoo luidde dat bericht in de toekomst
waarschijnlijk niet meer dan 50 pCt. van het normale gebruik be
schikbaar blijven voor de consumptie.
Dat wil zeggen in totaal 170.000 H.L. of met de industrie-alcohol
mee 300.000 H.L.