FEUILLETON. Den Lezers zij een goede Zondag toegewenseht, als voorbereiding voor den Goeden Vrijdag Die trouw heeft hun ontrouw beschaamd, bestraft. Maar ook overwonnen en verslonden tot trouw. Door Hem bemind met de uiterste liefdes-energie, hebben zij Hem wederom liefgehad, ook tot het uiterste hunner liefde. Leven hebben zij gegeven voor leven. Ziel voor ziel. Bloed voor bloed. Trouw voor trouw. Alles voor alles. Christus' liefde voor de zijnen blijft eeuwig, zichzelve en hun, trouw tot het uiterste der getrouwheid toe. Dit is voor al degenen die de zijnen zijn, een Evangelie, onuitsprekelijk rijk aan vertroosting. Want Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Wat Hij was voor de zijnen in de dagen zijner verne dering, is Hij nog voor hen, nu Hij is gezeten op den troon zijner heerlijkheid. Gelijk Hij de zijnen, die in de wereld waren toen Hij zelf ook in de wereld was, liefgehad heeft, zoo heeft Hij ook lief al de zijnen die, terwijl Hij uit deze wereld is overgegaan tot den Vader, nog altoos in de wereld zijn. Voor de zijnen, onverschillig uit welke eeuw en tot welk volk zij behooren, is Christus de liefhebbende Vriend, wiens brandend hart voor hen van brandende liefde klopt. Hij geeft het nooit op. Hij geeft de zijnen nooit op. Ook al zouden allen hen opgeven, zoo zal Hij hen toch nimmermeer opgeven. Wat er ook gebeurd moge zijn van hun kant, van Zijn kant is er niets veranderd. Tenzij alleen ditdat Hij hen nu nog veel liever heeft dan Hij hen ooit te voren liefhad. De voortzetting zijner liefdesgedachten over hen is nog veel heerlijker dam het begin. En de vol-einding overtreft weer verre die voortzetting. Het hart van Christus is als de zee zoo diep. Dieper dan de diepten der zee. Kunt gij de zee uit-putten Kunt gij den afgrond der wateren droog leggen En al ware het dat gij de oceanen kondet ledigen, noch tans kunt gij het Goddelijk Hart niet doen ophouden u lief te hebben. Wie Christus gezien heeft, heeft den Vader gezien. God heeft niet alleen lief. Hij is liefde. Niet-meer-liefhebben zou voor Hem beteekenen niet- meer-God-zijn. En Hij is eeuwig God. Dus is Hij eeuwig liefde. En is Zijne liefde eeuwig. Laat u dan door die liefde troosten en bemoedigen, discipel van Christus De liefde Gods behoudt. Niet onze liefde tot Hem. Maar Zijne liefde tot ons. Vertrouwe niemand op eigene liefde. En wanhope hij evenmin als hij zijn eigene liefde zwak en klein en arm en ontrouw bevindt. Houd u aan Zijn liefde vast. Tegen hope op hope. Verberg u in die liefde. Verlies u in Zijn liefde. Dat bewaart voor mismoedigheid. En het staalt de krachten om de heiligmaking na te jagen in de vreeze Gods. Een mensch die zich in-wikkelt in deze gedachte Christus' liefde vergezelt mij als mijn schaduw Zijne trouw laat mij niet los Hij zelf draagt mij in zijn einde- looze ontferming, zoo n mensch kan onmogelijk beschaamd worden. Hij wordt gered, want hij is gered. Hij is gered en daarom wordt hij gered. P. M. Bijbelsche verhalen in den Talmud. XIX. Jakob (Vervolg). - En het geschiedde, in den tijd toen Jozef reeds vele jaren in Egypte in den kerker was, dat Isaak, de zoon van Abraham, nog in het land Kanaan leefde; hij was toen honderd en tachtig jaren oud. Zijn zoon Esau leefde toen in Edom. En toen Esau hoorde, dat zijn vader zeer zwak geworden was en dat zijn laatste levensdagen naderden, reisde hij met zijn geheele gezin naar Kanaan, naar het huis van zijn vader. Jakob en zijn zonen reisden er ook van Hebron heen Jakob treurde nog steeds over Jozef, den zoon. dien hij verloren had. En Isaak zeide tot Jakob; „Breng uwe zonen dicht bij mij, opdat ik hen zegene". En Jakob plaatste zijn elf zonen en zijn dochter dicht bij zijn vader. Toen iegde Isaak zijn handen opdehoofden van Jakobs kinderen en zegende hen en hij omhelsde hen. den een na den ander en zeide tot hen „De God uwer vaderen zal u zegenen en zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels". Isaak zegende ook de kinderen var. Esau, zeg gende; .De vrees voor u zal op uw vijanden zijn uw God zal hun harten met vreeze vervullen". Daarop riep Isaak hen allen te zamen, kinderen en kleinkinderen en sprak hen met de volgende woorden aan, terwijl hij zich iu 't bijzonder tot Jakob richtte ,,De Heer, de God des heelals, sprak tot mij, zeggende: Aan uw zaad zal ik dit land tot een bezit geven, indien uwe kinderen mijne rechten en inzettiugen zullen houden, en ik zal den eed bevestigend dien ik Abraham, uw vader, gezworen heb. En nu, mijn zoon, leer uw kinderen en kindskinderen den Heer te vreezen en het pad te bewandelen dat aangenaam is in zijn oogen, want indien gij vlijtiglijk zijn geboden zult bewaren, zal Hij het verbond houden, dat Hij met Abraham maakte en zal Hij voor altoos in gunst op u en uw zaad nederzien". Daarna stierf Isaak, en Jakob en Esau weenden te zamen, omdat hun vader was heengegaan. Zij droegen zijn lichaam naar de spelonk van Machpela, die bij Hebron is. en al de vorsten van Kanaan kwamen en volgden met de rouw- dragenden in den lijkstoet van Isaak. Met groote eerbewijzen werd hij begraven, alsof hij een koning geweest waszijn kinderen rouwden twaalf maanden over hem en de vorsten van Kanaan maakten dertig dagen lang een weeklage over hem Iaaak liet zijn vee en al zijn bezittingen aan zijn beide zonen na. En Esau zeide tot Jakob„Zie, dit alles, wat onze vader ons heeft nagelaten, moet in twee deelen verdeeld worden en dan zal ik mijn deel uitkiezen". Toen verdeelde Jakob alle bezittingen zijns vaders in twee deelen, in tegenwoordigheid van Esau en diens zonen, en zich tot zijn broeder richtende, zeide hij „Neem deze beide deelen, die gij hier ziet, voor u zelf De God van hemel en aarde heeft tot onze vaderen, Abram en Isaak gesproken, zeggendeAan uw zaad zal ik dit land tot een eeuwige bezitting geven. Al wat onze vader naliet, is hier voor uw aangezicht; indien gij de beloofde bezitting, het land Kanaan begeert, neem het en het andere zal voor mij zijn indien gij echter deze beide deelen wenscht, doe wat goed en aangenaam is in uw oogenneem ze en dan zal het land Kanaan het erfdeel voor mij en de mijnen zijn". Eer Esau antwoordde en een keus deed, zocht hij Nebajoth, den zoon van Ismaël, op, die zich in die landstreek ophield en vroeg hem raad wat hij kiezen zou. En Nebajoth antwoordde: „Zie, de Kanaanieten wonen nu in dit land in vrede en veiligheid; het is hun land op dit oogenbliklaat Jakob maar gelooven dat hij het te eeniger tijd zal be ërven, maar neem gij die beide deelen^ de per soonlijke bezittingen uws vaders voor u". Esau volgde dezen raad op en nam de be zittingen zijns vaders als zijn erfdeel, terwijl hij aan Jakob het land Kanaan. van de rivier van Egypte tot die groote rivier, de rivier Frath, overgaf; daarbij ook de spelonk van Machpela, die Abraham van Efron voor een begraafplaats gekocht had. Jakob maakte daarvan een akte op en schreef daarin alle bijzonderheden van het contract, dat door getuigen mede werd bekrach tigd en verzegeld. Ziehier de inhoud er van „Het land Kanaan en al de steden, die daarin genoemd worden de Hethieten, de Jebusieten, de Amorieten, de Ferezieten en al de zeven volken, van de rivier van Egypte tot de rivier Frath, de stad Hebron, dewelke is Kirjath Arbah, en de spelonk die daarin is. Dit alles heeft Jakob met geld van zijn broeder Esau gekocht, als een eeuwige erfbezitting voor zich, zijn zonen en hun nakomelingen" Deze koopakte deed Jakob in een aarden pot, opdat zij veilig mocht bewaard blijven en gaf haar aan zijn kinderen in bewaring. En Esau nam de bezittingen zijns vaders tot zich en trok henen, gelijk geschreven is (Gen. 36:6); „Esau nu had genomen zijn vrouwen en zijn zonen en zijn dochters en al de zielen zijns huizes en zijn vee en al zijn beesten en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaan verworven had, en was vertrokken naar een ander land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob". Hij ging met al zijn bezittingen naar het land Seïr en kwam nimmer in Kanaan terug, dat aan Israël tot een eeuwige erfbezitting verbleef. (Wordt vervolgd). M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 2