De Matthaus-Passion. ADVERTENTIE. regelrecht, zonder den omweg van beredeneeren en ver staan, tot de ziel, door de eigen middelen van expressie, die haar wezen zijn. Is dit zoo, dan kunnen wij vaststellen, dat door het sluiten van de kerkmuziek buiten den eeredienst, deze verarmd en der gemeente een bron van stichting onthouden wordt. Nu bedoel ik geenszins te onderschatten wat in ver schillende kerkelijke kringen in deze richting reeds is gedaan, om tot verandering en verbetering te komen, maar het is voor orts volksleven van bizonder belang, wat er geschiedt in de grootste Protestantsche kerkgemeenschap van Nederland, de Ned. Herv. kerk en daarom worde hier een getuigenis van groote waardeering afgelegd voor wat te Zandvoort is beproefd. Naast den overstelpenden rijkdom van Bach's Matthaus- Passion, die helaas uit de kerk, waarin zij thuis hoort, naar de concertzaal is overgebracht, maakt het gelijknamige werk van Scliütz een indruk van grooten eenvoud. Toch vinden wij in dit werk fijnheden, waardoor het een eigen karakter heeft. „Maar niet op het feest", wij zijn gewoon dit te hooren in het ff van honderden stemmen, met groot orkest en orgel. Bij Schütz een gefluister, als van samen zweerders te verwachten is. Wel schildert dan de muziek de woorden „opdat er geen oproer kome", als bij Bach, maar in veel eenvoudiger gebroken akkoorden, maar dan sterft het geluid weer weg: „maar nietniet op het feest!" Dan de aarzeling van Judas, bij zijn: „Ik... ik... wil hem u overleverenOok de bijgeloovige vrees, bijna een angstkreet, in: „Nu roept hij om EliaTrouwens, hoe meer men het werk hoort en bestudeert, hoe meer schoon heden men er in ontdekt. En nu wilde ik er iets over zeggen, dat dit werk in de beide diensten van 17 Maart te Zandvoort is uitgevoerd. Het is eigenlijk vreemd, alsof men na een gewonen kerkgang, iets in de krant zou schrijven over de stem, de uitspraak, den zinsbouw en de gebaren van den predikant. Als toch enkele opmerkingen hier een plaats vinden, moge dit zijn als bewijs van waardeering voor den geleverden arbeid en in de hoop, dat dit werk zal voortgezet worden. De begeleiding heeft een zware taak. Niet dat er technische moeilijkheden voorkomen. Maar de begeleider is zonder tusschenpoos bezig en moet de verschillende solisten, met hun verschil lende voordracht, steeds rustig ter zijde blijven. Wellicht is dit iets gemakkelijker op een harmonium dan op een niet zoo gemakkelijk aansprekend pijporgel, waarbij het gevaar bestaat, dat men steeds een weinig achteraan komt. Ook de koren zijn moeilijk. Bijna zonder uitzondering zeer korte koren, van nauwelijks enkele seconden, maar in kort bestek belangrijke moeilijkheden, vooral van inzetten. Er was door het Zandvoorter koor blijkbaar met ijver en toewijding gestudeerd en hetgeen men bereikt had was niet gering. Toch vrees ik, dat de tijd van voorbereiding te kort is geweest voor het vele, dat te studeeren viel JNiet zoozeer omdat in enkele koren niet alle stemmen precies op haar plaats bleven (Zijn bloed kome over ons! en: Nu roept hij om Elianoch omdat een enkel koor niet geheel correct scheen ingestudeerd (Waarlijk, deze was de Zone Gods want over het algemeen waren de inzetten zeker genoeg. Het maakte echter den indruk, dat men al den tijd had noodig gehad voor de studie van de noten en nog niet genoegzaam zorg had kunnen besteden aan de muzikale voordracht. Dit werd pijnlijk gevoeld bij het koraal „O God'lijk Lam onschuldig!" en bij het ontroerend schoone slotkoor, als niet meer de ruwe, schreeuwende menigte, maar de aanbiddende gemeente aan het woord is. De solisten hadden op het koor voor, dat zij bijna allen reeds eens of meermalen deze partij gezongen hadden. Moge men in deze richting met volharding doorgaan, steeds weder strevende naar het betere, zich er van bewust, dat men met zijn werk, zijn woord, zijn zang voor God tredende, het beste behoort te brengen, wat men geven kan. Iemand, een predikant, zei eens na zulk een passiedienst „Ik heb nog nooit het lijdensverhaal zoo rustig en als samen hangend geheel, gelezen Dat was ook de bedoeling en die is wel bereikt. De groote schare zat in eerbiedige aan dacht neer en er heerschte, misschien des morgens nog meer dan des avonds, een sfeer van wijding. Alles wat men hoorde, sprak ééne sprake„Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt!" En is dat zien niet de taak der gemeente in den Lijdenstijd Amsterdam, 19 Maart 1918. L. J. van WIJK. Het was 1.1. Zondag een schoone dag. Vol lente-heerlijkheid in de natuur. En in ons Bedehuis had zich, zoowel 's morgens als 's avonds, een groote schare vereenigd om te luisteren naar de vertolking van Schütz's Matthaus-Passion, die op aan grijpende wijze werd opgevoerd door enkele solisten, van welke hier in 't bijzonder genoemd mogen worden de H.H. Meijer en Stijger. De eerste vervulde de partij van den Evangelist en de ander die van Christus. Beiden ont roerden de menigte door stem en voordracht, terwijl het Zangkoor „Immanuël" aan het geheel kleur en teekening bijzette door de voortreffelijk gezongen reien, van welke vooral de strofen „Ik ben 't, zoo moet ik boeten", „O God'lijk Lam! onschuldig" en het Slotkoor „Eere zij U, Christus, die in bangen nood", door melodie en inhoud, hart en geweten troffen en onder ademlooze stilte werden aangehoord. Telkens gaf de Gemeente in koraal-gezang haar indruk weer der bijzondere gebeurtenissen van 't lijdens-drama. Was de dienst dus hoofdzakelijk liturgisch, toch werd ook aan de prediking de haar toekomende plaats ingeruimd. Geheel in overeenstemming met 't gezongene, was de tekst keuze: Joh. I vs. 29b „Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt". Na afloop was er in de consistoriekamer gelegenheid een woord van dank te richten tot twee der daar aanwezige solisten. Gehuldigd werd de heer Meijer voor zijn praestatie en gedankt dat hij hier de aandacht op deze Passion had gevestigd en, bij de regeling harer uitvoering, zoo heerlijk zijn steun had verleend Toen ontving de hem toekomende eer de Directeur van „Immanuël", de heer N. Kerkhoven, die door zijn toewijding, talent, ijver en geduld 't verkregen resultaat had weten te bereiken. Namens „Immanuël" werd hem, ter gedachtenis aan dezen gedenkwaardigen dag, een armband-horloge aan geboden, waarin zijne initialen zijn gegraveerd en de datum 17 Maart 1918. Ook zijnen zoon, die in beide diensten het orgel bespeelde en zoo uitnemend solisten en koor begeleidde, kwam 'n woord van lof toe. Hem gaf „Immanuël" als herinnering „Mozart's Sonaten". Ten slotte schonk Immanuël's eere-voorzitter een lauwer krans aan de Vereeniging met linten in de Zandvoortsche kleuren, blauw en geel, waarop in gulden letteren 't op schrift was aangebracht „Matthaus-Passion, 17 Maart 1918". Deze krans zal aan het vaandel worden gehecht, als een eere-teeken van Immanuël's groote verdiensten. 't Zij mij vergund hier ook n woord van dank te richten tot den kerkeraad en de kerkvoogdij, die mijn plannen aan stonds goedkeurden en mij zoo in alle mogelijke opzichten hun medewerking en steun verleenden. Ook in dit opzicht beschamen de Zandvoortsche Broeders de meesten van hun collega's kerkbestuurders en -beheerders elders. Het voornemen bestaat om deze Matthaus-Passion telken jare in de lijdensweken op te voeren. De Gemeente zal dit ongetwijfeld met groote blijdschap vernemen. En Immanuël stelle zich tot ideaal om, in heilige onte vredenheid over 't nu bereikte, door vol-making van haar zang, zichzelve het komend jaar te over-treffen! Mijn bede is dat Christus, die ons zóó levendig voor oogen werd geschilderd, Zijn kruis-Evangelie, mede door hetgeen wij 1.1. Zondag hoorden in woord en lied, heilige aan de harten van allen die 't beluisterden. P. M. Niet in staat allen, die hunne deelneming hebben betoond bij het overlijden van mijn lieve Moeder Mejuffrouw de Wed. BRONDERS-Krop, persoonlijk te beantwoorden, breng ik hierdoor mijn hartelijken dank. A. E. F. BRONDERS, Wijkzuster.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 4