Mededeelingen. Uit de Gemeente. Wie Zondag en werkdag op dezelfde wijze voortarbeidt, is even onbeschaafd als iemand die niets uitvoert. FEUILLETON. Het kc^mt voor dat te Jeruzalem de God, dien men zegt te kennen, inderdaad een onbekende is, en ook dat, bij duister besef en halve kennis, de bede op vreemde bergen zoo ernstig is en zoo innig, dat zij iets van God doet ont moeten. DE LA SaUSSAYE. God is te goed om niet toegevend te zijn voor Zijn kin deren, oneindig veel meer dan wij verdienen maar Hij is ook te goed om ze daardoor te bederven. Drummond. Eén dwaas werpt een steen in zee, en honderd wijzen halen hem er niet uit. Russisch Spreekwoord, De zonde heeft van de wereld een tooneel gemaakt, waarop de Heilige zich niet anders kan openbaren dan als de Lijderwaarop de Man Gods moet zijn de Man van smartende Vorst des levens het offer van den dood. A. Pierson. Zandvoort. De extra-collecte, len Paaschdag gehouden voor de Kerk, heeft f 34.65 opgebracht. Kerkvoogden zeggen vriendelijk dank. Dinsdag 9 April zal, v.m. IIV2 uur> de huwelijksinzege ning plaats hebben van Herman Evert Karei Ezerman en Elisabeth Margaretha Johanna Ulbrich. Op Goeden Vrijdag is o. a. een rijksdaalder gecollecteerd met het bijschrift „voor de Wijkverpleging". Hartelijk dank. De e. v. Doopsbediening is Zondag 14 April. Aangifte 's Maandags te voren, 's avonds van 8—9 uur bij den koster. Dinsdag 9 April hervat ik mijn jongens-catechisaties. Om 8 uur voor de kleineren, om 9 uur voor de grooten. Ten einde er zeker van te kunnen zijn dat de gewenschte huwelijksinzegening op den bepaalden dag en het verlangde uur kan geschieden, wordt a.s. Bruidsparen andermaal drin gend aangeraden zich daarover vóór de vaststelling van den trouwdag met mij te verstaan. Wegens plaatsgebrek moet Burgerlijke Stand van Zand voort en Bloemendaal één week overstaan. Bloemendaal. Doopsbediening. De bediening van den H. Doop zal niet a.s. Zondag, maar Zondag 14 April plaats hebben. Het orgel. Heeft niemand medelijden? 't Orgel in Maranatha zucht nog onder denzelfden last. Want ik riep wel in den vorigen Zondagsbode om hulp. Maar 't hielp „geen cent". Zal 't nu enkele guldens helpen als ik mijn vraag herhaal? Ik doe het bij dezen bescheidenlijk. Er moet f60 zijn om 't spel bij onze Jongelieden-samenkomsten vroolijk d.i. zonder zorg, te maken. Ook de kleinste gift is welkom. BI. J. A. v. L. Aanpakken. Voor het fonds „Aanpakken" is in de vorige week niets ingekomen. Waarschijnlijk doordat ieder het volhandig had met Paaschfeest. Zouden wie dit goede werk nog niet steunden, 't nog willen doen? Zandvoort. Een kwaadaardige aanval afgeslagen. In de „Nederlandsche Kerkbode" van Vrijdag 29 Maart 1.1. heeft dóminé Blauw, Hervormd predikant te Schoten, den Zandvoortschen Kerkeraad de les gelezen. Niet voor den eersten keer. In de „Nederlandsche Kerkbode" van 2 Nov. 1917 bespreekt hij het Kerkeraadsbesluit om een proef te nemen met het doen plaats hebben der godsdienstoefeningen beurtelings des morgens en des avonds. Zonder iets te weten van hetgeen den Kerkeraad dit besluit deed nemen en hoewel zelf erkennende „nu kennen wij de Zandvoortsche Bijbelsche verhalen in den Talmud. XX. Jakob nu leefde zeventien jaren in het land van Egypte, en de jaren zijns levens waren honderd zeven en veertig jaren. En Jakob werd zeer krank en dewijl hij oud en zwak was, liet hij zijn zoon Jozef komen en zeide tot hem: „Zie, ik ga sterven. Luister, mijn zoon. De God uwer vaderen zal u zekerlijk bezoeken en zijn volk wederbrengen, gelijk Hij gezworen heeft, naar het land dat Hij u en uw nakomelingen gegeven heeft. Begraaf mij niet in Egypte, maar in de spelonk van Machpela, bij Hebron, in het land Kanaan, bij mijne vaderen". Toen liet Jakob zijne zonen zweren, dat zij hem zouden begraven, zooals hij verzocht had, en hij zeide tot hen: „Dient den Heer uwen God en Hij zal u uit allen nood redden, gelijk Hij uwe vaderen gered heeft". Daarop verzocht hij hun dat zij al hun kinderen tot hem zouden brengen en hij zegende ze en ook hun vaders, naar de zegeningen die in de Heilige Schrift vermeld staan. En Jakob zeide tot Juda: „Gij, mijn zoon, zijt sterker dan al uwe broederen en uit u zullen koningen voortkomen. Leer uw kinderen hoe zij zich tegen vijanden en boosdoeners kunnen beschermen". Daarop wendde hij zich tot zijn kinderen en zeide: „Aldus zult gij mij, 11a mijn dood, naar mijn laatste rustplaats in de spelonk van Machpela brengen. Gij mijne zonen, en niet uw kinderen, zult mij dragen. Juda, Issaschar en Zebuion zullen aan de oostzijde mijn lijkbaar dragen, Ruben, Simeon en Gad aan de zuidzijde, Efraïm, Manasse en Benjamin aan de westzijde en Dan, Aser en Naftali aan de noordzijde. Levi mag met het dragen niet medehelpen, want zijn nakomelingen zullen de ark des verbonds des Heeren dragen; ook mag Jozef niet dragen, want hij is een koning. Zijn zonen zullen zijn plaats innemen en naast Benjamin loopen. Doet gelijk ik gesproken heb; doet van mijn woorden niet af. „En het zal geschieden, indien gij doet gelijk ik u bevolen heb, dat God u met geluk zal bezoeken en aan uw kinderen vrede zal geven. „En nu, mijn zonen, eert elkander en leeft in vrede met elkander. Leert uw kinderen God lief te hebben en zijn geboden te bewaren, opdat hunne dagen verlengd mogen worden, want God zal hen bewaren die recht doen en in gerechtigheid wandelen". En de zonen van Jakob antwoordden: „Al wat gij ons geboden hebt, vader, zullen wij doen. Moge God met ons zijn". En Jakob antwoordde: „De Heer zal met u zijn, indien gij noch ter linker- noch ter rechter zijde van zijn wegen afwijkt. Zie, ik weet, dat groote rampen en moeilijkheden over u, over uw kinderen en uw kindskinderen in dit land van Egypte zullen komen; maar dient God en Hij zal uw heil zijn. Hij zal u uit Egypte uit voeren en in veiligheid naar het land uwer vaderen wederbrengen, om dat te beërven en zeker daarin te wonen. En toen Jakob deze woorden geëindigd had, leide hij zijne voeten te zamen op het bed en werd tot zijne vaderen verzameld. Toen Jozef zag dat zijn vader dood was. wierp hij zich voorover op het koude gelaat en weende bitterlijk en riep luide: „Mijn vader! o, mijn vader!" En het gansche gezin van Jakob, zijn zonen en hun vrouwen en kinderen scheurden hunne kleederen en bekleedden zich met zakken en strooiden asch op hun hoofd en bedreven rouw over den aartsvader. En de Egyptenaren, die Jakob kenden, bedreven ook rouw over hem. Daarop gebood Jozef den medicijnmeesters dat zij het lijk zijns vaders balsemen zouden en hij en zijn gansche gezin, bloedverwanten en Egyptische vrienden bedreven rouw over hem zeventig dagen. Toen de dagen van den rouw om waren, ging Jozef tot Farao en zeide tot hem: „Laat mij gaan, bid ik u. opdat ik mijn vader begrave, en daarna zal ik wederkeeren". En Farao ant woordde: „Ga in vrede en begraaf uw vader". En Jozef stond op en maakte zich met zijn broeders gereed om het lijk van hun vader naar Kanaan te brengen, gelijk hij hun geboden had. En Farao vaardigde een besluit uit, waarbij hij den ingezetenen beval Jozef te eeren door aan de begrafenis van Jakob deel te nemen en hem de laatste eer te bewijzen. En in grooten getale gaven de ingezetenen aan den wensch des konings gehoor. En met jozef en zijn broeders gingen ook de dienstknechten van Farao en de oudsten van zijn huis mede op, en met hen de oudsten van het land van Egypte en de prinsen en edelen en allen die tot het gevolg van Jozef behoorden. En de zonen van Jakob droegen de baar waarop het overschot huns vaders rustte, en op de baar lag een schepter en een gouden kroon. En de heirlegers van Egypte volgden in den stoet, paardevolk en voetvolk en met hen de lijfwacht van Farao en ook Jozefs lijfwacht. (Wordt vervolgd). M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1918 | | pagina 2