ZENDING.
Iets over China.
ADVERTENTIE N.
Mevr. Dr. Gerke,
In het Orgaan van Januari 1918 komt een artikel voor
van Br. A. van Dijk, van Tjiandjoer, over een Evangelisatie-
reis. Hij schrijft daarinna een kort woord boden
wij lectuur ten verkoop aan; kooplust was er wel, maar
niet het geld. Hadden we nu, behalve flink gevulde trommels
met lectuur, ook een flink gevulden buidel gehad ter be
strijding van de kosten voor gratis-verspreiding van gedeelten
van Gods Woord, we zouden die koopgrage, niet-geld-
bezittende daglooners zonder geld en zonder prijs een
Evangelie van den Heiland in handen gelaten hebben".
De evangelist van Br. Van Noppen, van Tjigelam, Mandor
Balok, tracht ook door lectuurverspreiding de bevolking te
bereiken, al is dit hier moeilijk, omdat zoovelen niet kunnen
lezen. Doch ook hier begint hierin verandering te komen
(steeds meer kinderen bezoeken de zendingsscholen te
Tjigelam, Goenoeng-poetri en Tjiteureup), zoodat de ver
spreiding van lectuur ook hier straks met kracht ter hand
genomen zal moeten worden.
Br. Van de Weg, van Djoentikebonschrijft in zijn jaar
verslag over 1916: „Ook de colportage gaat goed, de
omstandigheden in aanmerking genomen. In arme dessa's
met een onontwikkelde bevolking kan men geen groote
resultaten verwachten van colportage. Er werden verkocht
128 gedeelten van den Bijbel en 310 andere christelijke
geschriften. De evangelist vindt bij zijn colpartagewerk veel
gelegenheid te spreken over het Koninkrijk Gods en Gods
Woord komt in de huizen der Mohammedanen".
Op de Conferentie onzer Zendelingen in 1916 hield Br.
Van Benthem, van Pangharepan, een voordracht over
„Colportage en Perswerk", waarin hij o.a. zeide: „De
Zending van onzen tijd heeft een aanknoopingspunt in de
zucht naar ontwikkeling. Analphabeten verminderen met het
jaar. Jaarlijks verlaten honderden leerlingen de scholen met
Hollandsch op het leerplan; duizenden, die gerekend kunnen
worden de leeskunst machtig te zijn. En dat zal eer toe-
dan afnemen Waar er zooveel lectuur van „de over
zijde" verspreid wordt, dient de Zending het hare te doen
om hare beginselen te doen doorwerken". De Conferentie
sprak eenparig hare sympathie uit.
Br. Woortman, van Indramajoe, heeft een colporteur, die
regelmatig uitgaat om lectuur te verkoopen en te verspreiden.
Br. Van, de Weg (en vóór zijn ziekte Br. Van As) geeft
een blaadje uit in het Indramajoesche dialect: de Doekoen;
de Brs. Van Benthem en Vermeer in het Maleisch: de
Soeroehan Garedja Pasoendan.
Dat onz.e oud-Zendeling Br. Hoekendijk bijzonder veel
gevoelt voor lectuurverspreiding, behoeven wij nauwelijks
te herinneren, aangezien 't algemeen bekend is. Hij wijst
steeds op de krachtige lectuurverspreiding door de Zending
der Gereformeerde Kerken.
Inderdaad, er is een buitengewone eenstemmigheid bij
onze Zendelingen ten aanzien van de noodzakelijkheid van
dit werk. En de mannen van zendingswetenschap leggen er
den sterksten nadruk op. Slechts één voorbeeld. Prof. Julius
Richter schreef in het Allg. Missionszeitschrift (1917 S.
8, ff.) een artikel over Christelijke literatuur op hetZendings-
veld, waarin hij o. a. zegt: „Boekhandelaars voeren athe
ïstische, materialistische, onzedelijke lectuur in en er wordt
naar gegrepen; reeds hierdoor wordt de Zending gedwongen
tot ijverigen literarischen arbeid".
Helaas, altijd weerklinkt de klacht: geen voldoende geld
voor dit werk! Moge dan dankbaarheid voor den zegen,
dien God ons in zestig jaren schonk, onze vrienden en
vriendinnen dringen, om, ook al zijn de tijden moeilijk,
een bijzondere gave te offeren, opdat wij zonder tekort
kunnen sluiten en een mooi bedrag afzonderen voor
het Fonds voor Lectuurverspreiding
der Nederlandsche Zendingsvereeniging 1858—1918.
Rotterdam; R. MEEUWENBERG,Directoren
Westzeedijk 345. M. L1NDENBORN, der N.Z.V.
Wilt gij het Chineesche leven goed kennen en begrijpen, dan moet
gij doordringen tot de kern, de cellen, waaruit het is opgebouwd. In
China nu is de kern niet een persoon, ook zelfs niet het gezin der
ouders met hun kinderen, maar de groote aartsvaderlijke familie, zob
iets als in den tijd van Abraham.
De persoonlijke vrijheid en zelfstandigheid wordt verzwolgen in
die der familie. Als gij een Chinees zijt, en gij hebt de eene of
andere moeilijkheid, dan gaat gij de hulp inroepen van uw familie
hoofd; maar deze heeft, omgekeerd, ook recht op uw medewerking
en gehoorzaamheid.
In deze twee dingen: gehoorzaamheid aan en steun in nood van
de geheele familie, vertegenwoordigd en bestuurd door den patriarch,
ligt alles wat er goed is in dit systeem. Het heeft ook tot gevolg,
dat het vraagstuk van de onbeschermde, ongehuwde vrouw en den
hulpeloozen eenling hier niet bestaat, maar ten koste van hun persoon
lijke vrijheid en niet zelden ook van hun reinheid. Vandaar dat velen
onzer groote bezwaren tegen dat stelsel gevoelen; maar wij moeten
de lichtzijden er van toch niet vergeten.
Terwijl in Amerika het vraagstuk der ongehuwde vrouw van groote
beteekenis is, staat hier aUeen de quaestie van den ongehuwden man
op den voorgrond. Want, daar alles hier duurder wordt, zijn ook de
vrouwen, die men ten huwelijk koopt, duurder geworden. De ge
middelde prijs, om een jonge vrouw te koopen, is hier nu 500 gulden.
Gij zult misschien zeggen: „Dat is niet veel"; maar daar het loon
van den werkman 50 cents per dag is, waarvan hij moet eten, slapen
en zijn kleederen betalen, begrijpt gij, dat hij lang moet sparen eer
hij zooveel bij elkaar heeft; en nog aldoor stijgt de prijs; en nu
gebeurt het, dat wei een vierde deel der mannen ongehuwd blijft, en
dus ook een vierde der vrouwen.
Deze vrouwen hebben voor haar besef geen kwaad leven: de
meesten gaan bij de rijken, hetzij als slavin, hetzij als bijzit, hetwelk
vrijwel op hetzelfde neerkomt. Hoe zij het daar zullen hebben, hangt
van de persoonlijke waardeering van haar meester af, en gij begrijpt,
dat haar lot ook dikwijls voor haar eigen besef vreeselijk is. Als
geneesheer ziet men daarvan maar al te vaak de droevige staaltjes
in onze Zendingshospitalen, en als men aan huis hulp moet verleenen
en hoort en ziet hoe de verhouding is, dan is men geneigd te vragen:
is dat nu de Chineesche Republiekwaarin een derde vrij en meester
is, maar tweederden slavinnen zijn?
Het is juist dat aartsvaderlijke systeem, dat deze toestanden in de
hand werkt. Ziedaar een vader met b.v. vijf zoons, hoe zal hij nu
voor ieder van die vijf een vrouw krijgen? Wel, zouden wij zeggen,
laat die jonge mannen het huis uitgaan en zich door arbeid en
vernuft een positie veroveren, die hen in staat stelt een vrouw te
nemen en een gezin te vestigen en te onderhouden.
Maar in het oude China gaat dat zoo niet. De vader moet er op
uit en door een tusschenpersoon voor ieder van die vijf zonen een
vrouw zien te koopen, en dat kost hem minstens ƒ2500.— een
enorme som in China.
Alleen als hij rijk is, kan hij dat doen; maar dan heeft hij nog het
bezwaar, dat die meisjes, door haar moeders opgevoed, bedorven,
niet onderworpen genoeg zijn. Daarom lijkt het hem wijzer, en ook
voordeeliger, want dan kan hij veel geld sparen, om voor zijn zonen,
als zij nog zeer jong zijn, voor een paar dollars zeer kleine meisjes
te koopen van haar moeders, die dan door een vreemde vrouw
worden opgevoed en op den bestemden tijd aan de zonen worden
gegeven; gij behoeft niet te vragen, welk een leven die kinderen en
die vrouwen hebben, en het is geen wonder, dat soms de moeders
zelve haar pasgeboren meisjes dooden, niet omdat zij ze niet lief
hebben, maar omdat zij weten, welk een lot haar wacht.
Of wel, het gaat den moeders als eene, die onlangs tot mij kwam
om hulp; in het eerst gaf zij, zooals de Chineesche gewoonte dat
eischt, slechts zeer vaag aan, waarom zij tot mij kwam; maar toen
ik vroeg zich nader te verklaren, zeide zij, dat zij negen kinderen
had gehad, vier waren gestorven, de vijf meisjes die over waren, had
haar man verkocht, en „om haar te troosten" een klein slavinnetje
gekocht; nu vroeg zij mij om vergif, om een eind aan haar leven te
maken. Dat is het heidendom, zijn zwarte wanhoop.
Maar waarom veranderen de Chineezen niet zelf deze toestanden?
zult gij vragen. Omdat dit systeem is ingeworteld sedert tientallen
eeuwen; en hoe te beginnen, en hoe te vervolgen? Bedenk daarbij
dat er geen persoonlijke vrijheid is in China; allen zijn onderworpen
aan het familiehoofd. De wetten? China is te groot om zich met den
eenling te bemoeien, alleen de familiestammen komen in aanmerking;
of laat ik liever zeggen: er is maar één weg, waarop dergelijke,
vreeselijke toestanden kunnen veranderen, en dat is dat China niet
maar van Keizerrijk een Republiek wordt, maar dat het wordt een
Christenland. M. F. v. L.
(Overgenomen uit „De Chinabode").
Groote Krocht 8,
vraagt iemand die voor
hare twee Dienstboden wil
wasschen.
HUISHOUDING.
Beschaafde Juffrouw, 31
jaar, volkomen bekend met
de huish., b.z.a. fot het zelf
standig waarnemen eener
huishouding. Uitst.ref.Br.fr.
motto Huish., Saaf's Boekh.