82
die uitsluitend tot dat doel bestemd of als zoodanig volgens
plaatselijk gebruik kenbaar gemaakt zijn;
b. ieder, die rijtuigen, bestemd tot vervoer van lijken en als zoodanig
kenbaar gemaakt, tot eenig ander doel gebruikt.
De bepaling sub a is niet van toepassing bij het begraven
van lijkjes van kinderen beneden het jaar, die niet aan eene
besmettelijke ziekte zijn gestorven of op hem, die tot het vervoer
van lijken van andere vervoermiddelen op last of met vergunning
van den Burgemeester of van den Officier van Justitie gebruik
maakt.
Art. 53. Met boete van ten hoogste vijf gulden wordt gestraft
ieder bestuurder eener begrafenis, die niet zorgt, dat het lijk bij
het vervoer naar de begraafplaats door een voldoend aantal dragers
wordt vergezeld.
Als een voldoend aantal dragers worden aangemerkt
bij een lijk van een persoon van 12 jaar of daarboven minstens
zes dragers;
bij een lijk van een kind van 5 jaren of daarboven en heneden
de 12 jaren minstens vier dragers;
bij een lijk van een kind van 1 jaar of daarboven en beneden
de 5 jaren minstens twee dragers;
bij een lijk van een kind beneden het jaar één drager.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer het begraven van
een lijk geschiedt op last van den Burgemeester of ten koste der
gemeente.
Art. 54. Met boete van ten hoogste vijf en twintig gulden of
met hechtenis van ten hoogste zes dagen wordt gestraft ieder, die
bij eene begrafenis of op de algemeene begraafplaats de orde stoort
of een daad van wanorde pleegt.
Art. 55. Met boete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
ieder, die een grafkelder of een graf, ter begraving van een lijk,
opent zonder last of zonder toezicht van den opzichter der be
graafplaats.
Deze strafbepaling is niet van toepassing op hem, die handelt
op last of met toestemming van den Burgemeester of van den
Officier van Justitie.
Hoofdstuk VII. Maatregelen tot voorkoming van brand.
Art. 56. Voor zoover daarin niet bij de "Wet van 2 Juni 1875
Staatsblad N°. 95) is voorzien, wordt met boete van ten hoogste
vijf gulden gestraft:
a. ieder, die brandende of smeulende voorwerpen anders op straten
en wegen draagt dan in bedekte toestellen, zoodanig ingericht
dat zich daaruit geen vonken kunnen verspreiden.
Het rooken van sigaren of cigaretten is onder deze verbods
bepaling niet begrepen;