85
Deze bepaling is niet van toepassing, voor zoover het betreft
honden, welke zich bevinden op eene plaats, waar een honden
tentoonstelling wordt gehonden.
Hoofdstuk IX. Slotbepalingen.
R-T- 65. Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het
Wetboek van Strafvordering zijn met het opsporen van de over
tredingen, in deze verordening omschreven, belast:
de Inspecteurs en verdere beambten der politie, alle andere
gemeente-ambtenaren of beambten, ieder voor zoover betreft die
zaken, welke aan zijne bijzondere werkzaamheid of toezicht zijn
toevertrouwd.
Zij zijn bevoegd de overtredingen bij proces-verbaal te consta^
teeren op den eed bij den aanvang hunner bediening afgelegd.
Art. 66. De last, om met inachtneming der voorschriften der
Wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad No. 93) de woningen en
afgesloten erven der ingezetenen, ook huns ondanks, binnen te
treden, wordt verstrekt:
1°. aan de dienaren van politie en alle verdere daartoe met eene
speciale opdracht aangewezen gemeente-beambten tot handhaving
der bepalingen van de artikelen: 14, 37, 38, 39, 41, 45 56 57
58, 59, 60 en 62;
2». aan de hooikeurders en hooipeilers tot handhaving der bepa
lingen van artikel 61
3°. aan schilders ter uitvoering van artikel 4, aan metselaars en
andere daartoe aan te stellen personen ter uitvoerino- van
artikel 39 en 41.
Art. 67. Onder wegen, straten en paden worden in deze veror
dening begrepen alle wegen, straten, lanen, paden, wegkanten,
wallen, stoepen, trottoirs en open plaatsen, welke tot algemeen
gebruik bestemd zijn of daartoe zichtbaar zijn ingericht of opengesteld.
W aar in deze verordening gesproken wordt van eigenaars, ven
ters, straatmuzikanten, orgeldraaiers, liedjeszangers, liedjesverkoo-
pers, hardloopers, kunstenmakers, goochelaars, worden zoowel
vrouwen als mannen bedoeld.
Art. 68. Alle vergunningen, waarvan in deze verordening sprake
is, worden, voor zoover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, zooveel
mogelijk schriftelijk en voor een bepaalden tijd verleend.
Zijn of worden die niet voor een bepaalden tijd verleend, dan
worden zij geacht tot wederopzegging toe verleend te zijn.
Art. 69. Ieder aan wien bij deze verordening de bevoegdheid is
gegeven tot het verleenen van vergunning, kan daaraan voorwaar
den verbinden in het belang der openbare orde zedelijkheid en
gezondheid.
Die deze voorwaarden niet naleeft of daarmede in strijd handelt,
wordt geacht te hebben gehandeld zonder vergunning.