109
2°. „Rooilijn":
de lijn, die naar de zijde van den openbaren weg niet door
eenig gebouw mag worden overschreden
3°. „Bouwen":
het oprichten of uitbreiden van gebouwen of ander bouw
werk, van stoepen, schuttingen, hekken, muren of andere
afsluitingen langs de openbare wegen, van inrichtingen
tot afvoer van faecaliën, huis-, hemel- en bedrijfswater,
alsmede van inrichtingen tot het verschaffen van drink-
of werkwater.
4°. Woonvertrek
mede een slaapvertrek.
Voor de toepassing dezer verordening worden met den
eigenaar gelijkgesteld de erfpachter, opstalier; vruchtgebruiker
en beheerder.
Art. 2. Deze verordening is niet van toepassing op ter
tijdelijke bewoning bestemde loodsen, keten, tenten en andere
soortgelijke inrichtingen, tenzij de bewoning, zij het door
verschillende bewoners, langer dan vijf jaren aanhoudteven
min op woonwagens en woonschepen.
Art. 3. De eigenaar van een gebouw of een gedeelte van
een gebouw, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding dezer
verordening niet bestond, is verplicht zorg te dragen, dat, dit
blijft beantwoorden aan alle eischen, waaraan het krachtens
deze verordening of eenige door Burgemeester en Wethouders
uit krachte van eenig voorschrift dezer verordening gestelde
voorwaarde of naderen eisch beantwoorden moest, toen het
werd opgericht of in gebruik genomen.
Overtreding van dit gebod wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en
twintig gulden.
Als overtreders worden bescüouwd allen, die in strijd met
dit gebod eenige handeling hebben verricht of doen verrichten,
nagelaten of doen nalaten.
Art. 4. Met het opsporen van de overtredingen en het toe
zicht op de nakoming van de voorschriften dezer verordening
zijn in het bijzonder belast de gemeente-architect en de op
zichter over de werken en gebouwen der gemeente.
Art. 5. Aan de in artikel 4 genoemde personen, aan de veld
wachters en aan alle verdere beambten van politie wordt de last
verstrekt om, met inachtneming van de voorschriften der Wet
van 31 Augustus 1853 Staatsblad No. 83), tegen den wil van
de bewoners alle gebouwen en alle al dan niet afgesloten
ruimten te allen lijde binnen te treden, ten einde voor
het naleven dezer verordening te waken, tot hare uitvoering
mede te werken of artikel 46 der Woningwet toe te passen.