118 met een steendikte van minstens 0.08 Meter en op een stee- nen gewelf op ijzeren liggers rusten. Zoodanige metalen pijp moet öf van gegoten ijzer zijn met een wanddikte van minstens 0.005 Meter of van plaatijzer met een wanddikte van minstens 0.003 Meter. Art. 29. In, onmiddellijk onder of op een schoorsteen, stook plaats of rookleiding mag geen houtwerk aangebracht zijn.^ Art. 30. Iedere rookleiding moet overal eene zoodanige wijdte hebben, dat een daarin neergelaten bal r an 0.12 Meter diameter door het geheele rookkanaal kan worden op en neder bewogen Afdeeling IX. Voorkoming van vochtigheid. Art. 31. De grondslag van een tot bewoning bestemd ge bouw, dat op veengrond wordt gesticht, moet, onverschillig of daarin al dan niet een kelderverdieping aanwezig zal zijn, voordat met het bouwen wordt aangevangen, over de geheele oppervlakte ter diepte van minstens 0.60 Meter beneden den onderkant van den vloer der benedenwoonvertrekken ontgra ven worden. De uitgegraven grond moet verwijderd worden en het uitgegraven gedeelte moet weder worden aangevuld en opgehoogd met zuiver zand, sintels of andere volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders voor de gezondheid onschadelijke stoffen, tot ten minste 0.60 Meter boven den hoogst bekenden stand van het grondwater daar ter plaatse. Art. 32. Alle muren van gebouwen, die op den beganen grond woon- of werkruimten of andere verblijfplaatsen van menschen, bevatten, moeten van een trasraam van vlakke ongescheurde grijze klinkers in sterke tras- of cementmortel van ten minste 0.00 Meter hoogte voorzien worden in dier voege, dat een derde daarvan onder en tweederde daarvan boven den beganen grond komt te liggen. Dit trasraam kan met goedvinden van Burge meester en Wethouders door eene andere, geen vocht door latende zelfstandigheid worden vervangen. Art. 33. Kelders en sousterrains moeten geheel van vocht- keerende materialen waterdicht worden gemaakt. De muren daarvan, die met den grond in aanraking komen, moeten van vlakke ongescheurde grijze klinkers in sterke tras- of cement mortel zijn gemaakt; de opgaande muren, welke beneden den hoogst-bekenden stand van het grondwater daar ter plaatse komen te staan, moéten worden gemaakt tot boven dien water stand ter dikte van minstens 0.22 Meter met twee stuks klamplagen, waarvan een aan de buiten- en een aan de bin-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1910 | | pagina 156