136
dit artikel zijn aan te merken, staat ter beoordeeling van
Burgemeester en Wethouders.
Art. 3. Telkens als de gemeenteraad, naar aanleiding van
een verzoek van bouwondernemers of andere belanghebbenden
besluit om het buizennet van de gemeente waterleiding uit te
breiden, stelt hij vast het evenredig aandeel dat die verzoekers
terzake van de kosten van aanleg voor die uitbreiding zullen
hebben te betalen.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd terzake van de
betaling van die kosten zoodanige voorwaarden te bedingen,
als zij voor de door hen noodzakelijk geoordeelde waarborg
noodig achten.
Art. 4. De verbintenis tot waterneming en waterlevering
geschiedt voor den tijd van één jaar en wordt gerekend te
zijn aangevangen den lsten Januari van het jaar waarin het
contract gesloten is, om te eindigen den 31sten December
daaraanvolgende.
De verbintenis wordt gerekend telkens voor 12 maanden te
zijn verlengd wanneer niet voor 1 December van het jaar
waarover het bestaande contract loopt, hetzij door den water
nemer aan Burgemeeter en Wethouders, hetzij door Burge
meester en Wethouders aan den waternemer de verbintenis
schriftelijk zal zijn opgezegd.
De waterlevering vangt aan op den dag waarop de hoofd
kraan in de straat wordt geopend; de verbruiker ontvangt
hiervan eene kennisgeving van den hiertoe door den Baad
aangewezen Gemeen te-Ambtenaar.
Deze is verplicht daarvoor een ontvangbewijs af te geven.
Het aansluiten van andere perceelen, dan waartoe vergun
ning is verleend, is niet geoorloofd, zonder nadere aanvrage en
nadere vergunning van Burgemeester en Wethouders daartoe.
Het aansluiten zonder die vergunning wordt bij ontdekking
gestraft met eene boete van t. h. 25,— ten bate der gemeente
kas, voor elke overtreding door den Baad te bepalen, behou
dens vergoeding van schade, kosten en interessen.
Bij verhuizing of overlijden van den verbruiker en opzegging
van de waterlevering, zijn het watergeld en de meterhuur
slechts verschuldigd tot het einde van de loopende maand, met
dien verstande evenwel, dat het eenmaal betaalde niet wordt
teruggegeven.
Art. 5. De betaling van het watergeld en de huur van den
watermeter geschiedt telkens over den tijd van drie maanden
op 1 Januari, 1 April, 1 Juli en 1 October.
Over het verschuldigde wordt door den gemeente-ontvanger per
■quitantie beschikt; wordt deze bij de aanbieding niet voldaan, dan
kan de betaling binnen acht dagen te zijnen kantore plaats hebben.