VERORDENING, regelende de jaarwedden
153
VAN DE HOOFDEN EN HET VERDER ON
DERWIJZEND PERSONEEL DER OPENBARE
SCHOLEN IN DE GEMEENTE BLOEMENDAAL.
(In werking getreden 1 Januari 1908; wijziging in werking
getreden 1 Januari 1910.)
Artikel 1. De jaarwedden van het onderwijzend personeel
der openbare lagere scholen bedragen
1°. A. voor elk hoofd eener ^school voor gewoon lager- en
meer uitgebreid lager onderwijs:
a. met minder dan 4 dienstjaren 1600 gulden;
b met 4 en meer doch minder dan 8 dienstjaren 1700 gulden;
c met 8 en meer doch minder dan 12 dienstjaren 1800gulden;
d. met 12 en meer doch minder dan 16dienstjaren 1900gulden
e. met 16 en meer dienstjaren, 2000 gulden.
B. voor elk hoofd eener school voor gewoon lager onderwijs:
a. met minder dan 4 dienstjaren, 1200 gulden;
b. met 4 en meer doch minder dan 8 dienstjaren, 1300 gulden
o. met 8 en meer doch minder dan 12 dienstjaren, 1400 gulden
d. met 12 en meer doch minder dan 16 dienstjaren,1500 gulden
e. met 16 en meer dienstjaren, 1600 gulden.
2°. Voor elk der onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan
a. met minder dan 4 dienstjaren, 600 gulden
b. met 4 en meer doch minder dan 8 dienstjaren, 700 gulden
e. met 8 en meer doch minder dan 12 dienstjaren, 800 gulden
d. met 12 en meer doch minder dan 16 dienstjaren, 900 gulden
e. met 16 en meer dienstjaren, 1000 gulden.
3°. Voor elk der onderwijzers, die het hoofd der school bij
staan en den rang van hoofdonderwijzer bezitten 100 gul
den meer en wanneer zij den leeftijd van drie en twintig
jaren volbracht hebben en volgens art. 24 der wet tot
regeling van het lager onderwijs moeten aanwezig zijn in
scholen met meer dan vier onderwijzers 200 gulden meer
dan onder 2o. sub a tot en met e bepaald
4°. Voor elk der onderwijzers van bijstand, die in het bezit
zijn van één of meer akten van bekwaamheid voor huis-
en schoolonderwijs in één of meer der vakken, vermeld in
art. 2 onder l, m, n en p der wet tot regeling van het la
ger onderwijs, voor elke akte 100 gulden meer dan ondei
20. sub a tot en met e en eventueel onder 3°. bepaald,
mits deze akte of akten voor het geven van het onderwijs
vereischt wordt of worden.
Art. 2. Als diensttijd komt in aanmerking de tijd doorge-