iÊÊÊÊm VERORDENING regelende het verleenen 157 VAN PENSIOEN EN WACHTGELD AAN GE MEENTE-AMBTENAREN. (Vastgesteld 18 Juni 1903.) Artikel 1. Met inachtneming van de regelingen, bij deze ver ordening gesteld, wordt ten laste van de Gemeente pensioen verleend aan de nader te noemen Gemeente-Ambtenaren, voor zoover bij de aanstelling aanspraak op pensioen niet uitdruk kelijk is buitengesloten of bij de wet, behoudens het bepaalde bij art. 5, niet in hunne pensionneering is voorzien. Art. 2. Onder Gemeente-Ambtenaren (waaronder de "Wet houders niet zijn begrepen) worden voor deze verordening ver staan de Burgemeester en allen die in dienst van de Gemeente of van eene Gemeentelijke instelling eene bezoldiging genieten, welke uit de inkomsten der Gemeente wordt gekweten, van eene aanstelling zijn voorzien en behooren tot een der cate gorieën, op den bij deze verordening gevoegden staat voor komende of bij nader besluit van den Raad op dien staat gebracht Art. 3. Onder bezoldiging wordt verstaan het geheel van geregelde inkomsten, die onder benaming van jaarwedde, loon, geregelde wederkeerende emolumenten, genot van vrije woning, vuur, licht, kleeding of onder welke andere benaming ook door de in artikel 1 genoemde personen ten laste der Gemeente worden genoten, vrije woning, vuur, licht, kleeding en soortgelijke voordeelen worden door Burgemeester en Wethouders op hunne geldswaarde geschat, het genot van vrije woning op de der door Burgemeester en Wethouders geschatte jaarlijksche huur waarde der laatstelijk bij den pensioen-gerechtigde in gebruik zijnde woning; geregeld wederkeerende emolumenten voorzoo- veel mogelijk op de gemiddelde opbrengst per jaar genomen over de laatst verloopen vijf jaren, en waar die maatstaf ont breekt op de vermoedelijke opbrengst. Geen rekening wordt gehouden met de inkomsten van toevalligen of tijdelijke aard, als de opbrengst van niet geregeld wederkeerende emolumenten, gratificatiën, schadeloosstellingen of vergoedingen voor bureau-, reis- en verblijfkosten of andere soortgelijke onkosten uit de vervulling van den dienst voortvloeiende, noch met eenige belooning van welken aard ook voor werkzaamheden, die een ambtenaar tijdelijk zijn opgedragen buiten den kring van dien sten waarvoor hij is aangesteld. Art. 4. Behoudens het bepaalde bij artikel 15, wordt pensioen verleend aan Gemeente-Ambtenaren, die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1910 | | pagina 205