In het jaar 1909 is geheven aan hoofdelijken omslag
een half procent van het geschat jaarlijksch inkomen.
164
Van elk geschat inkomen wordt vierhonderd gulden afge
trokken als onbelastbaar.
Voor elk eigen of aangehuwd kind, tot den leeftijd van 15
jaren, wordt het niet belastbaar inkomen vermeerderd met
f 25,mits zij geen eigen inkomsten hebben.
Art. 5. Het belastbaar inkomen wordt percentsgewijze
gelijkelijk berekend.
Art. 6. Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot 31 December.
Het primitief kohier wordt opgemaakt in de maand Juni en
daarna zoo spoedig mogelijk vastgesteld.
Het bevat de aanslagen van hen, die op of na 1 Januari in
de gemeente hoofdverblijf hadden of hebben en bovendien van
hen, die in de termen vielen om, krachtens art. 245, voorlaatste
lid, van de gemeentewet, voor vier twaalfden gedeelte van den
aanslag over een vol jaar in de belasting bij te dragen.
Op de suppletoire kohieren worden gebracht, zij, die
a. bij de opmaking van het primitief kohier mochten zijn
overgeslagen of
b. na de opmaking van het primitief kohier in de termen
zijn gevallen om bij te dragen in den omslag.
Art. 7. Aan hen, die bij den Raad bezwaarschriften hebben
ingediend tegen hunnen aanslag, wordt gelegenheid gegeven,
hunne bezwaren voor eene uit en door den Raad benoemde
commissie van drie leden mondeling toe te lichten, indien
het verlangen daartoe in het bezwaarschrift is uitgedrukt.
De leden dezer commissie zijn verplicht, die toelichting ge
heim te houden.
Zij dienen den Raad op de bezwaarschriften van bericht en
advies.
Art. 8. Voor belastingschuldigen, die wegens vertrek naar
elders recht op ontheffing hebben, wordt het bedrag daarvan
vastgesteld door den Gemeenteraad, na opgaaf door den belang
hebbende van den tijd, waarop dit vertrek heeft plaatsgehad.
Voor belastingschuldigen, welke overleden zijn, wordt het
bedrag der ontheffing door den Gemeenteraad vastgesteld, op
verzoek van de erfgenamen of rechtverkrijgenden, waarbij
opgaaf van den datum van het overlijden wordt gedaan.
Art. 9. De thans geldende bepalingen omtrent de heffing
en invordering van den Hoofdelijken Omslag vervallen met den
len Januari 1902.
De invordering der bij deze verordening geregelde belasting
geschiedt overeenkomstig de verordening van heden.