VERORDENING op de heffing eener be
lasting OP HET HOUDEN VAN HONDEN.
(In werking getreden 1 Januari 1910.)
Artikel 1. Er wordt in deze Gemeente eene belasting ge
heven op het houden van honden. Het belastingjaar loopt van
1 Januari tot 31 December.
Art. 2 De belasting bedraagt, behoudens het bepaalde m
de volgende artikelen Voor een hond van ten hoogste 50 e. M.
hoogte f 5.— voor een hond van meer dan 50 e.M. hoogte
f 10. De hoogte van den hond wordt geacht gelijk te zijn aan
de hoogte van den bovenkant der schoft, wanneer de hond
staat.
Art. 3. De belasting bedraagt de helft van het in art. 2
genoemde bedrag voor honden
le. ten dienste van den landbouwer of van eenig bedrijf van
nijverheid;
2e. ter bewaking van gebouwen of erven, mits deze honden
de gebouwen en erven, ter bewaking waarvan zij ge
houden worden, niet verlaten.
Art. 4. Honden, waarvan de volle belasting verschuldigd
is, behooren tot de eerste klasse, die waarop de verminderde
belasting van toepassing is, tot de tweede klasse.
Art. 5 De belasting is verschuldigd door den houder van
den hond.
Het hoofd van het gezin is aansprakelijk voor de belasting
der honden, welke aan de leden van het gezin toebehooren.
Personen, bij anderen inwonende, zonder tot het gezin van
dezen te behooren, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de be
lasting hunner honden.
De belasting is niet verschuldigd voor honden
le. beneden den leeftijd van twee maanden
2e. waarvan de houders geen vaste woonplaats hebben in
de gemeente en daarin niet langer dan 90 dagen in het
belastingjaar verblijf houden.
De volle belasting is verschuldigd voor honden in de ge
meente aanwezig vóór 1- Juli; de helft bij het aanwezig zijn
na dien tijd.
Voor honden vóór den len Juli overleden of van de hand
gedaan, kan door den Raad tot den halven aanslag teruggave
of ontheffing van belasting worden verleend.
Art. 6. Deze verordening treedt in werking den len Januari
1910'alsdan vervalt de thans geldende verordening betrekke
lijk deze belasting.