wilden uitgebreid zien tot aan zee. In hoevele opzichten de conservatieve gemeenteraad van Bloemendaal van zijn burgemeester den heer J. W. A. Immink verschilde, eenstemmigheid bestond met hem steeds in de leusvoor zooveel mogelijk geen afhankelijkheid van Haarlem. De inrichting van groote gemeentebedrijven in die stad, de aanwezigheid van privé Haarlem's eigendom in Heem stede nl. van den Hout, in Bloemendaal van de Klever laan „met de halve sloot ter weerszijde en de gabelle" (tol) destijds gekocht uit den boedel van een heer van Brederode en van het waterleiding-terrein, deed Haarlem's bestuur meermalen de gedachte van onze gemeentewet gevers vergeten, dat de grenzen der gemeentelijke huis houding gebonden zijn aan het gemeentelijk grondgebied, en de „rein-men'schelijke zucht tot uitbreiding van macht" deed Haarlem vergeten, wat eerst in 1909 en 1910 aldaar openlijk is erkend, dat ook op het ééne groote territoir „Haarlem en Omstreken" alleen decentralisatie van bestuur de belangstelling in de publieke zaak levendig houdt en de veerkracht ontwikkelt. Haarlem had imperialistische neigingen. I)e stedelijke bebouwing van Haarlem had zich reeds lang vóór 1901 uitgebreid over de grens van Schoten, ging weldra over de grens van Heemstede en Ilaarlemmerliede c.a. en bewoog zich ook in de rich ting onzer gemeente. Zoo was het, dat Gedeputeerde Staten van Noord holland op 5 Juni 1901 aan Burgemeester en Wethou ders van Bloemendaal het volgende schreven 12 Deze uitdrukking van een geleerd schryver wordt tusschen teekens geplaatst, omdat hier de menschelijkheid blijkbaar de reinheid bedriegt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1910 | | pagina 32