Wijziging Gemeentewet.
Met 1 Januari 1911 zullen de artikelen 109, 110, 111, en 112
der Gemeentewet worden vervangen door de navolgende be-
Art.' 109. De Ontvanger stelt zekerheid ten behoeve van de
gemeente.
Vóór de benoeming van den Ontvanger wordt het bedrag,
waarvoor hij zekerheid moet stellen, door den Kaad bepaald
De Ontvanger aanvaardt zijn ambt niet, alvorens de zeker
heid te hebben gesteld.
De zekerheid wordt opgeheven na vaststelling van de rekening
over het laatste dienstjaar, waarin de betrokkene ontvanger
is geweest, en na verhaal van hetgeen hij ter zake van zijn
beheer aan de gemeente schuldig mocht zijn gebleken
Art. 110. De zekerheid bedraagt ten minste een tiende van
den ontvang.
Onder ontvang wordt verstaan het bedrag van de gemiddelde
iaarliiksche inkomsten der gemeente, volgens de vastgestelde
gemeenterekeningen over de laatste vijf jaren, na aftiek van
de voordeelige saldo's van vorige dienstjaren en van het ge-
notene uit: Q
lo geldleeningen2o. teruggave van voorschottendo. ver
koop van onroerende goederen, inschrijvingen op een van de
Grootboeken van 'de Nationale Schuld, effecten of andere
schuldbrieven; en 4°. aflossing van hypothecaire of andere
schuldvorderingen
De zekerheid kan, onder goedkeuring van Gedeputeerde
Staten, op minder dan een tiende van den ontvang worden
gesteld in die gemeenten, waar aan den Ontvanger de ver
plichting is opgelegd om zijne kas, voorzoover zij het bedrag
der zekerheid overtreft, telkens te storten m eene bewaarplaats
of instelling, waaruit hij, zonder medewerking van Burgemees
ter en Wethouders of een door hen aangewezen lid van hun
college, geene gelden kan lichten. De zekerheid kan in geen
geval minder dan f 100 bedragen.
Art. 111. Het bedrag der door den Ontvanger gestelde zeker
heid wordt, met inachtneming van het bepaalde bij het voor
gaande artikel, door den Kaad verhoogd
lo. wanneer de jaarlijksche inkomsten der gemeente zoodanig
zijn gestegen, dat de zekerheid niet meer bedraagt dan een
vijftiende van den omvang;
2o. wanneer, nft de benoeming van den Ontvanger, eene
regeling omtrent de bewaring van gelden, als m het derde
lid van het voorgaande artikel bedoeld, wordt opgeheven.