De gemeenteraad van Bloemendaal benoemde eene
raadscommissie tot voorloopig onderzoek van het ontwerp
van wet, deze commissie bestond uit de heeren Johs. ter
De heer Bijnierse voegt daaraan toe, dat, als de voorgestelde
grenzen worden aangenomen, die voor de politie al heel slecht
te onderscheiden zullen zijn, en de heer Bos, dat als in de
huurt dier grenzen brand ontstaat, de plek over Bloemendaalsch
gebied dikwijls slechts zal zijn te naderen.
In verband hiermede wijst de heer De Waal Malefijt erop,
dat de perceelen daar ter plaatse, na de wijziging altijd nog
zeer dicht bij het centrum van Bloemendaal gelegen, in geen
uur van uit Haarlem te bereiken zullen zijn.
De heer Koolhoven meent, dat in waarheid slechts één
argument zich heeft doen gelden, waardoor Haarlems verlangen
tot wijziging der Bloemendaalsche grenzen is opgewekt, namelijk
om de bewoners van den Zijlweg, goede belastingbetalers, tot
zich te nemen.
Naar de heer Bos in het licht stelt, is het lang niet zeker,
dat de toestand van hen, die volgens het ontwerp, van Bloemen
daal naar Haarlem zullen overgaan, ten hunnen gunste ver
anderen zal.
Integendeel. Zij komen dan te wonen in datgene, wat voor
Haarlem allicht een uithoek zal zijn. Nu vergelijke men Haar
lems uithoeken met die van Bloemendaal en duidelijk springt
in het oog, hoe gunstig de laatste afsteken tegen de eerste ten
aanzien b.v. van sneeuwopruiming, bestrating en politietoezicht.
De heer Voet acht het plan van wijziging der grenzen,
wanneer dit werkelijk in de eerste plaats gebaseerd zou zijn
op het verlangen van Haarlem, om de bewoners van den Zijlweg
tot zich te trekken, te minder gerechtvaardigd, omdat de
meesten hunner ook nu reeds ten profijte dier gemeente foren
senbelasting betalen.
De heer Bos stelt nader in het licht het ongerijmde van
dit uitgangspunt, indien dit werkelijk heeft gegolden. Betrof
het hier eene stadswijk, dan zou Haarlems verlangen eenigszins
aannemelijk schijnen. De Zijlweg daarentegen is een villaweg,
veel meer eene natuurlijke voortzetting van Bloemendaal, dan
van Haarlem.
Ten slotte werd besloten om aan heeren Gedeputeerden te
verzoeken 0111 eene uiteenzetting van motieven, waardoor de
eommissiè tot eene juiste en meer grondige beoordeeling vair
het wetsontwerp in staat zou zijn.
Na ontvangst van het antwoord zou men tot nader overleg
andermaal te zamen komen.