"WET REGELENDE DE ZAMENSTELLING, INRIG-
TING EN BEVOEGDHEID DER GEMEENTEBE
STUREN. (Gemeentewet).
Uittreksel.
Van de vereischten voor het lidmaatschap van den llaad en van
de hiermede onvereenig bare betrekkingen.
24. De leden van den Raad mogen:
in regtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is, niet als
advocaat of procureur werkzaam zijn;
bij bet opnemen en goedkeuren der rekening eener aan het
gemeentebestuur ondergeschikte inrigting, tot welker bestuur zij
behooren, niet tegenwoordig zijn;
noch middellijk, noch onmiddellijk, deel nemen aan onderhand-
sche pacht van gemeentegoederen of inkomsten, aan leveringen of
aannemingen ten behoeve der gemeente, aan het koopen van be
twiste vorderingen ten haren laste.
Van het houden en de orde der vergadering van den Raad.
44. In eene beslotene vergadering kan niet beraadslaagd, noch
een besluit genomen worden over:
a. de toelating van nieuw benoemde leden
b. de plaatselijke begrooting en rekening;
c. het doen van uitgaven, op die begrooting niet voorkomende,
of de daarop uitgetrokkene posten te boven gaande;
d. het aanwijzen der middelen tot dekking van zoodanige uitgaven
e. het invoeren, wijzigen of afschaffen van plaatselijke belastingen
het aangaan van geldleeningen
g. het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van
de eigendommen der gemeente;
h. het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven
van gemeente-eigendommen
i. het onderhands aanbesteden van werken of leverantiën;
k. het aanleggen en opheffen van inrigtingen van openbaar nut.
Het voorschrift van dit artikel belet niet, dat ten allen tijde,
wanneer de handhaving der orde zulks mogt vorderen, de voor
zitter van de bij art. 66 tweede zinsnede bedoelde bevoegdheid
kunne gebruik maken.
46. Zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die
hen, hunne echtgenooten, of hunne bloed- of aanverwanten, tot
den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij
als gelastigden zijn betrokken.
Eene benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan