51
lc. die van liet aanleggen en bijhouden der kiezerslijsten en van
liet uitoefenen der kiesverrigting, zoo, dat elke gemeente de kosten
drage der verrigtingen, waarvoor haar bestuur heeft te zorgen;
die van de zorg voor de plaatselijke wegen, straten, pleinen,
vaarten, bruggen en andere plaatselijke werken, in den omvang
bij art. 179A aangeduid;
m. die van het aanleggen en onderhouden der algenieene be
graafplaatsen
n. die der brandweer;
o. die van het onderhoud der gemeente-eigendommen en de wegens
die eigendommen verschuldigde lasten
p. die der kamers van koophandel en fabrieken;
q. die der plaatselijke gezondheidspolitie;
r. de renten en aflossingen van de door de gemeente aangegane
geldleeningen
5. alle opeischbare schulden der gemeente
t. de kosten der door de gemeente gevoerde gedingen
u. de kosten van abonnement op het Staatsblad en op het Pro
vinciaal blad der provincie;
v. de in art. 1 '22 bedoelde kosten;
w. een post voor onverziene uitgaven
x. alle uitgaven, door bijzondere wetten aan de gemeente opgelegd.
206 De begrooting der inkomsten en uitgaven wordt ingericht
naar voorschriften, door Gedeputerd e Staten, onder Onze goedkeu
ring, te geven.
207. Zij behoeft, om te werken, de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten.
Zij wordt hun. nadat zij door den Raad is vastgesteld, ten minste
twee maanden voor den aanvang van het jaar, waarvoor zij moet
dienen, voorgedragen.
20S Gedeputeerde Staten beslissen over de begrooting vóór den
aanvang van het jaar waarvoor zij moet dienen.
Zij kunnen de beslissing bij een, vóór dien tijd te nemen, met
redenen te omkleeden besluit, verdagen.
209. De Raad kan, indien Gedeputeerde Staten de begrooting
weigeren goed te keuren, bij Ons voorziening vragen. Daarbij gelden
de artt. 200 en 201.
210. Gedeputeerde Staten verleenen of onthouden hunne goed
keuring aan de begrooting in haar geheel, gelijk zij door den raad
is vastgesteld; behoudens het bepaalde bij art. 212.
211 Is hunne goedkeuring niet verleend aan de begrooting
voor den aanvang van het jaar, waarvoor deze moet dienen, dan
niagtigen zij liet gemeentebestuur, tot op de helft der aangevraagde
sommen uitgaven te doen uit die posten der begrooting, waartegen
bij hen geene bedenking bestaat.
Zij magtigen daarbij tevens het gemeentebestuur tot ontvang