Een Onderwijzersbenoeming te
Bloemendaal in vroeger tijd.
Den l/en April 1786 stierf te Bloemendaal meester
IJsbrand Hogerbeets. Men scheen wel vermoed te
hebben, dat medische wijsheid niet bij machte zou zijn,
om den dood tekeeren. Toch was er, toen deze werkelijk
kwam, wel eenige lichte beweging in de gemoederen
der Bloemendalers. Of deze beweging diep genoeg ging,
om droefheid te mogen heeten, weet ik niet. Want dat
is niet op te maken uit de oude kronieken, die meester
IJsbrand's dood vermelden. Wèl geven die kronieken
getuigenis van de practische voortvarendheid dergenen,
die moesten raadschaffcn, nu meester gestorven was,
en in de leemten voorzien, die zijn heengaan deed
ontstaan. Die leemten waren groot. Want het toenma
lige hoofd der school kon op zijn visitekaartjes ver
melden, dat hij was: „schoolmeester, voorzanger, koster,
gravenmaker" (veel mooier en ook veel juister woord
voor doodgraver). Hoe moest in al deze diensten en
waardigheden worden voorzien? Wie moest school
houden? Wie den volgenden Zondag voorzingen? Dat
laatste woog zwaar. Want er was een orgel, dat niet
meer geluid gaf dan een asthmalijderen wie voorzong
moest een flinke keel opzetten, om de gemeente op
streek te helpen.
Ds. P. A. de Genestet liet niet veel tijd verloopen,
vóór hij maatregelen nam, om in den dienst van meester
Hogerbeets te voorzien. Den dag na het overlijden van
den meester liet Ds. de Genestet den kerkeraad oproepen,
om den volgenden dag te vergaderen. Op die vergadering
heeft hij de vraag gesteld „of het in deze omstandig
heden niet dienstig was dat tegen den aanstaanden
Zondag voor den kerkedienst zorge gedragen wierd".
Toen alle broeders van meening bleken, dat onmiddellijk
voorzien behoorde te worden in den dienst van koster
en voorzanger, heeft men „unaniem geresolveert" aan