Hendrik Schumacher te vragen, of hij beide betrek
kingen tijdens de vacature wilde waarnemen. Dat de
keus op hèm viel, sprak bijna van zelf, daar hij gedu
rende Hogerbeets' ziekte hem reeds zingende en voor
lezende vervangen had. Schumacher nam „völveerdig"
de benoeming aan. Hij zou daarvoor het salaris ontvangen
aan beide betrekkingen verbonden. Maar vertellen
de kronieken dat salaris heeft hij „edelmoedig ge
schonken aan de weduwe" van den overleden meester.
En nu moest nog voorzien worden in de betrekking
van hoofd der school. Dat ging een beetje omslachtiger.
Daar moesten aan te pas komen de Kerkeraad, de
Schout en Schepenen van Aelbertsberg, Tetterode en
Vogelensang, en de burgemeesters van Haarlem. De
Kerkeraad deed de benoeming;, want zoolang Bloemen-
daal een school had dat is van 1632 af stond
deze, als school der gemeente, onder het bestuur van
den Kerkeraad. Maar de Kerkeraad pleegde bij eene
onderwijzersbenoeming overleg met Schout en Schepenen,
omdat kerkelijke en wereldlijke overheid de goede
gewoonte hadden om samen te werken in een zoo
belangrijke zaakals het onderwijs is. En de burge
meesters van Haarlem waren titulair-ambachtsheer der
gemeente, om het groote aandeel, dat zij vroeger gehad
hadden, zoowel in het stichten dat beteekentop
bouwen der Bloemendaalsche Kerk als der Bloemen-
daalsche School.
Als voorzitter van den Kerkeraad heeft toen Ds. de
Genestet den Schout verzocht de Schepenen te doen
samenkomen, om een gemeenschappelijke vergadering
te houden, „ten einde wij die zaak aan de volle verga
dering mogten voordragen." De toenmalige leden van
den Gemeenteraad wisten zonder moeite de consistorie
der Kerk te vinden, en kwamen daar den 2Óen April
met den Kerkeraad samen, om overleg te plegen. En
wat denkt ge, dat ze daar besloten Drie dingen. Waar
van het eerste zeker het meikwaardigste is. De predi
kant en éen der ouderlingen werden afgevaardigd naar
de weduwe Hogerbeets, om haar te vragen, of zij het
schoolmeesterschap wilde waarnemen, totdat er een ander
6