op te maken drietal, en den daaruit benoemde aan de
„Burgemeesteren van Haarlem presenteeren".
Achtereenvolgens kwamen de 35 gegadigden zich
aanmelden en hebben zich allen aan het volgende examen
moeten onderwerpen. De Kerkeraad en de „Achtbare
Magistraal" gingen in de kerk zitten (natuurlijk op een
of anderen dag in de week), waar dan de meesters om
de beurten een paar versjes moesten zingen. Dat moest
uitwijzen, of ze geschikt waren om voorzanger te zijn.
Meer dan eens bleek het meesterschap in het zingen
niet groot; er sukkelde nog al eens zoo'n solo-zanger
van de wijs af. Na die proeve van zangkunst werden
de meesters verzocht in de consistorie te komen. Daar
kwamen hun „pronkschrivten" voor den dag de
beroemde, met krullen en slingers om alle hoofdletters,
en met prachtige tirelantijntjes om elk letterdeel dat
boven of onder de regels uitstak. Maar de „Achtbare
Magistraat" had kwade vermoedens bij het zien van al
dat fraais en verzocht plotseling de sollicitanten „in
onse tegenwoordigheid voor de vuijst" te willen schrijven.
Je kon nooit weten, nietwaar? Misschien waren die
„pronkschrivten" wel door anderen geschreven. Of dat
achterdochtig denken recht van bestaan had, heb ik niet
kunnen uitvinden. Wel zijn er na die schrijfproef terstond
velen te licht bevonden. En na aftrek van de meester
zangers, die geen wijs konden houden of te hard
schreeuwden, werd een drietal opgemaakt.
Dat bestond uit den „Schoolmeester en Voorzanger"
te Catwijk aan Zee; dien te Delfsgaauw, en dien ,,in
de oude Loosdrecht". Naar elk van die plaatsen werd
een gezantschap gezonden van twee personen, om inlich
tingen in te winnen naar gedrag en wandel der meesters.
Zoodra mogelijk hebben die afgezanten „een favorabel
rapport" uitgebracht aan Kerkeraad en Magistraat.
Maar tevens moesten zij mededeelen, dat de candidaat
uit Loosdrecht al vast voor een benoeming had bedankt.
Hij bleef liever te Loosdrecht. Daarom werd in zijn
plaats op het drietal gezet de meester uit Zunderdorp.
En daarop werd het aldus aangevulde drietal uitgenoo-
digd, om nóg eens te komen zingen en voorlezen. Nu
8